direct naar inhoud van 6.1 Geluid
Plan: Osdorperweg e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.Q0906BPSTD-VG02

6.1 Geluid

6.1.1 Algemeen

Een van de grondslagen voor de ruimtelijke afweging is de Wet geluidhinder (Wgh). De Wet geluidhinder bevat geluidnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail-, wegverkeers- en industrielawaai. Op grond van de Wet geluidhinder gelden rond geluidbronnen met een grote geluiduitstraling, zoals (spoor)wegen en industrieterreinen, zones. De belangrijkste bestaande geluidzones bevinden zich langs bestaande wegen en spoorwegen, rond grote bestaande industrieterreinen en rondom bestaande luchtvaartterreinen.

Daarnaast zullen de niet in de Wet geluidhinder geregelde situaties ook in de afweging moeten worden betrokken. Gedacht wordt onder meer aan milieuvergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet Milieubeheer, inrichtingen die vallen onder een AMvB, horecagelegenheden, disco's en dergelijke.

De bebouwing langs de Osdorperweg (en de overige bebouwing in het plangebied) valt niet binnen de zone van een spoorweg of industrieterrein. Wel heeft de Osdorperweg zelf een geluidzone van 250 meter aan weerszijden van de weg. Binnen deze zone zijn een groot aantal woningen en bedrijven gesitueerd. Dat is echter een reeds lang bestaande situatie met een bestaande weg en met bestaande woningen en andere geluidgevoelige functies.

De Wet Geluidhinder verplicht alleen om voor nieuwe situaties geluidonderzoek te doen bij de voorbereiding van een bestemmingsplan. In het bestemmingsplan Osdorperweg en omgeving worden echter geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Het gebied valt namelijk vrijwel geheel onder de werking van het Luchthavenindelingbesluit (LIB). Vanwege de geluidhinder van Schiphol zijn in het gehele gebied geen nieuwe woningen, scholen en gezondheidszorggebouwen toegestaan. In het bestemmingsplan worden met andere woorden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan heeft daarom geen nader geluidonderzoek plaatsgevonden.

Hierna is wel kort de regelgeving en het gemeentelijk beleid op dit aspect in beeld gebracht.

6.1.2 Ontwerp Actieplan Omgevingslawaai

Wel is op de onlangs vastgestelde geluidkaart van de gemeente Amsterdam te zien dat op een aantal locaties langs de Osdorperweg (waar de woningen vlak langs de weg staan) een hoge geluidbelasting heerst. De geluidkaart is op 26 juni 2007 vastgesteld door B&W van Amsterdam en vormt de basis voor het Ontwerp Actieplan Omgevingslawaai van de gemeente Amsterdam. In het Ontwerp Actieplan Omgevingslawaai is voor heel Amsterdam beschreven waar veel geluidhinder voorkomt (bestaande situaties) en wat in de komende vijf jaar wordt ondernomen om dit te verminderen. Aan het actieplan hangt een groslijst met maatregelen die de geluidbelasting (voor bestaande situaties) moeten terugbrengen. Op 16 april 2008 is het Ontwerp Actieplan Omgevingslawaai door het college van Burgemeester en Wethouders gepresenteerd en vrijgegeven voor inspraak.

Voor de procedure voor vaststelling kunt u terecht op de website van de gemeente Amsterdam. Het Actieplan zal iedere vijf jaar worden bijgesteld.

6.1.3 Regelgeving

Op 5 juli 2006 is de wijzigingswet van de Wet geluidhinder aangenomen (Staatsblad 350, Wet van 5 juli 2006, houdende wijziging Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase)). De artikelen van de nieuwe wet zijn in werking getreden per 1 januari 2007. In de (gewijzigde) Wet geluidhinder zijn geluidnormen voor toelaatbare equivalente geluidniveaus opgenomen. De geluidnormen gelden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidzone van een (spoor)weg of industrieterrein.

In de Wet geluidhinder is aangegeven dat een akoestisch onderzoek moet worden ingesteld bij het voorbereiden van de vaststelling en/of herziening van een bestemmingsplan voor zover die geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op gronden behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder. Wanneer een nieuw (of gewijzigd) bestemmingsplan het mogelijk maakt geluidgevoelige bebouwing in de geluidzone van een industrieterrein of (spoor)weg te realiseren is een akoestisch onderzoek noodzakelijk naar de geluidbelasting van een industrieterrein of spoor(weg) op de geluidgevoelige bebouwing.

Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan op grond van de Wet geluidhinder een hogere waarde (ontheffing op de geluidbelasting) worden verleend door de burgemeester en wethouders (en in een aantal gevallen Gedeputeerde Staten). Voorwaarde is dat het toepassen van maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend is, of overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard een rol spelen. Het toepassen van maatregelen dient in volgorde van prioriteit gericht te zijn op bronmaatregelen (geluiddempers, aanpassing wielen/spoor, aanpassing wegverharding en/of aangepaste rijsnelheden) en overdrachtsmaatregelen (geluidschermen/geluidswallen).

In het Amsterdamse geluidbeleid is bepaald dat de woningen waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld of die van een dove gevel worden voorzien, altijd ook een geluidluwe gevel moeten krijgen waaraan verblijfsruimten zoals woon- en slaapkamers worden gerealiseerd. Beleid is verder dat de hoogst geluidbelaste woningen bij voorkeur worden bestemd voor jongeren en ouderen en in mindere mate voor gezinnen.

Wanneer sprake is van meerdere relevante geluidbronnen, kan slechts een hogere waarde worden vastgesteld voor zover de gecumuleerde geluidbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare geluidbelasting (art. 110a lid 6 Wgh en artikel 1.5 Besluit geluidhinder (Bgh). Verder dient, in het geval van ontheffing op de geluidbelasting, de binnenwaarde worden gewaarborgd door het eventueel toepassen van gevelmaatregelen (suskast, isolatieglas). Rond wegen, spoorwegen en industrieterreinen kunnen vanwege de Wet geluidhinder wettelijke zones gelden waarop geluidnormen van toepassing zijn (voorkeurgrenswaarden). Burgemeester en wethouders of in Amsterdam het dagelijks bestuur van een stadsdeel (en in een aantal gevallen gedeputeerde staten) kunnen onder voorwaarden een hogere grenswaarde vaststellen voor weg-, spoor- en industrielawaai.

6.1.4 Industriegeluid

Op grond van de Wet Geluidhinder moet een geluidzone worden vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die "in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken" (artikel 40 Wgh). Dit zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit (Staatblad 1993, 50), de zogenaamde grote lawaaimakers. Dergelijke inrichtingen worden geacht zoveel lawaai te (kunnen) veroorzaken, dat de wijde omgeving ervan zeer zwaar belast wordt.

Alle bestaande industrieterreinen waar inrichtingen op grond van het bestemmingsplan zijn of kunnen worden gevestigd die vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zijn gezoneerd. Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan voor een gebied waarin genoemde inrichtingen liggen, moet op grond van artikel 41 van de Wet geluidhinder rond het betrokken terrein een zone worden vastgesteld.

Buiten deze zone mag de door bedrijven veroorzaakte geluidbelasting de waarde van 50 dB(A) niet overschrijden. Binnen de vastgestelde zone sluit de wet woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen niet geheel uit, maar er gelden maximaal toelaatbare geluidbelastingen aan de gevel en saneringsbepalingen. Eén en ander is geregeld in het Besluit grenswaarden

Binnen het gebied van de bestaande zone (tussen 50 en 55 dB(A)) geldt voor nieuwe geluidgevoelige functies, zoals woningen, een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk. In het gebied met een hogere geluidbelasting dan 55 dB(A) kunnen geen nieuwe woningen worden geprojecteerd.

Op een niet-gezoneerd industrieterrein is de geluidruimte in de milieuvergunningen van de afzonderlijke bedrijven bepalend voor de planologische ontwikkelingen in de omgeving van deze bedrijven. In principe moet de afstand tussen de bedrijven en de geluidgevoelige functies zo groot zijn dat de geluidruimte van de bedrijven niet wordt verkleind en de geluidgevoelige functies niet te hoog worden belast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.Q0906BPSTD-VG02_0015.png"

De bebouwing in het plangebied van de 'Osdorperweg e.o.' valt niet binnen de geluidzones van Schiphol of het Westelijk Havengebied. Wel valt de Osdorperweg en omgeving onder de werking van het Luchthavenindelingbesluit. Vanwege de geluidhinder (en veiligheid) van Schiphol zijn in het gebied geen nieuwe woningen, scholen of gezondheidszorggebouwen toegestaan.

6.1.5 Wegverkeersgeluid

Volgens de Wet geluidhinder hebben bijna alle wegen een geluidzone. De breedte van deze zone is afhankelijk van het aantal rijstroken van de weg.

Tabel Breedte van geluidzones langs autowegen

Aantal rijstroken   Geluidzones buitenstedelijk gebied   Geluidzones stedelijk gebied  
Weg met één of twee rijstroken   250 meter   200 meter  
Weg met drie of vier rijstroken   400 meter   350 meter  
Weg met vijf of meer rijstroken   600 meter  

Bron: artikel 74 Wet geluidhinder

Voor een aantal wegen is een uitzondering gemaakt en geldt geen geluidzone:

  • 1. wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of;
  • 2. wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt.

Binnen de geluidzone van een weg gelden geluidnormen voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen zoals:

  • 1. basisscholen, scholen voor voortgezet onderwijs, instellingen voor hoger beroepsonderwijs inclusief gymnastieklokalen
  • 2. algemene, categorale en academische ziekenhuizen, evenals verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen

Tabel Geluidhindernormen wegverkeer bij nieuwbouw

Geluidsgevoelig
gebouw  
Voorkeursgrenswaarde [dB]   Maximaal toelaatbare geluidbelasting [dB]  
  Buitennorm   Buitennorm   Binnennorm  
Woning   48   63   33  
Scholen   48   63   28 (theorielokalen)  
      33 (vaklokalen)  
Medische voorzieningen   48   63   28 (onderzoeks- en behandelruimten)  
      33 (huisvesting, recreatie- en
conversatieruimten)  

Op basis van artikel 110g van de Wet geluidhinder en artikel 3.7 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 mag er op de geluidbelasting vanwege een weg, op de gevel van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen, een aftrek worden toegepast in verband met het stiller worden van het verkeer in de toekomst.

De aftrek bedraagt maximaal:

  • 1. 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt;
  • 2. 5 dB voor overige wegen;
  • 3. 0 dB in het geval de geluidbelasting wordt gebruikt voor de bepaling van de gevelisolatie (Bouwbesluit) of het de binnenwaarde betreft.


De voorkeursgrenswaarde van het wegverkeer bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moet worden nagegaan of de overschrijding kan worden tegengegaan door het treffen van geluidbeperkende maatregelen. Als er geen afdoende maatregelen kunnen worden getroffen om aan de voorkeurgrenswaarden te voldoen dan kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden toegekend. De uiterste grenswaarde bedraagt voor woningen langs bestaande binnenstedelijke wegen 63 dB en voor woningen langs auto(snel)wegen 53 dB. Voor nieuwe binnenstedelijke wegen geldt voor nieuwe woningen een uiterste grenswaarde van 58 dB.

De geluidswaarde binnen de woningen (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB.

Woonerven en 30 km/h-wegen zijn op basis van hun snelheidsregime gedezoneerd. Een verzoek tot vaststelling van hogere grenswaarden is voor deze geluidsbronnen daarom niet mogelijk. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting ten gevolge van woonwerven en 30 km/h-wegen echter wel te worden onderbouwd.