Plan: | Osdorperweg e.o. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.Q0906BPSTD-VG02 |
In het streekplan Noord-Holland Zuid zijn rode contouren aangegeven waarbinnen verdere verstedelijking plaats kan vinden. De Osdorperweg e.o. is buiten deze provinciale rode contour gelegen. Volgens het provinciale beleid geldt buiten de rode contour het beleid voor het landelijk gebied en mag er geen verdere verstedelijking plaatsvinden.
Op de streekplankaart "Groene en Cultuurhistorische waarden en milieubeschermingsgebieden maken de Osdorper Binnenpolder Zuid en de Osdorper Bovenpolder deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Maar de bestaande kassengebieden in deze polders (achter de Raasdorperweg en bij de Ookmeerweg) zijn daarvan uitgezonderd en maken geen deel uit van de PEHS. Voor ingrepen die mogelijk de natuurwaarden van de PEHS aantasten, geldt het principe "Nee-tenzij". Afweging van het natuurbelang in de PEHS vindt plaats in het bestemmingsplan. De polders zijn volgens de streekplankaart geen vogelrichtlijngebied. Verder is de Ringvaart op de streekplankaart aangegeven als een ecologische verbindingszone.
Als uitwerking van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur heeft de provincie diverse plankaders ontwikkeld voor het plangebied Tuinen van West (Ontwikkelingsplan Groene AS 1995, Gebiedsvisie Landelijk West 1999, Strategisch Groenproject Haarlemmermeer Groen). De Groene AS en het Strategisch Groenproject Haarlemmermeer Groen zijn opgenomen in het Raamplan Haarlemmermeer Groen (2000). De intentie van het provinciale beleid kan worden omschreven als het ontwikkelen van het plangebied tot een groengebied met recreatieve functies, agrarische natuur en (natte) natuur langs de Westrandweg.
Voor de Westrand wordt in het streekplan een streekplanherziening aangekondigd gericht op een samenhangend groengebied van Sloterplas tot en met Spaarnwoude. In het streekplan staat tevens dat het wenselijk is het groene gebied van Amsterdam in samenhang te bezien met het nabijgelegen recreatiegebied Spaarnwoude en dit in de herziening/uitwerking te betrekken.
Verder is krachtens het streekplan de begrenzing van de bufferzone tussen Amsterdam en Haarlem aangepast. Dat is gebeurd bij de "Uitwerking Westrand", een herziening van het Streekplan Noord-Holland Zuid en tevens uitwerking van het Structuurplan Amsterdam (zie paragraaf Structuurplan Amsterdam).
Binnen de bufferzone is het de bedoeling dat slechts groene en geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen plaatsvinden. Voor de begrenzing van de bufferzone en verdere toelichting: zie paragraaf 3.5.1.
Relatie Streekplan Noord-Holland Zuid en Structuurplan Amsterdam
Amsterdam neemt binnen het provinciale streekplan een bijzondere positie in.
Het nieuwe streekplan Noord-Holland Zuid is gelijktijdig met het Amsterdamse structuurplan 2003 ontwikkeld. Beide producten hangen sterk samen en beide visies op de ruimtelijke ontwikkeling corresponderen met elkaar. Het structuurplan dient echter alleen als 'beleids- en toetsingskader' voor bestemmingsplannen binnen de gemeentegrenzen. Als uitvloeisel van de gesloten beleidsovereenkomst tussen Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en burgemeester en wethouders is het structuurplan op 17 februari 2004 door Gedeputeerde Staten vastgesteld als uitwerking van het streekplan Noord-Holland Zuid. Dat betekent dat bestemmingsplannen, in de meeste gevallen opgesteld door stadsdelen, door de centrale stad aan het structuurplan kunnen worden getoetst.
Vrijkomende agrarische bebouwing
Verder zijn in het streekplan ook de hoofdlijnen geformuleerd van het beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing. Functieverandering van agrarische en niet agrarische functies naar verbrede landbouw en naar kleinschalige vormen van wonen, werken en recreatie is toegestaan. Voor de Osdorperweg e.o. behoort een functiewijziging naar kleinschalig wonen echter niet tot de mogelijkheden omdat het gebied valt onder de werking van het Luchthavenindelingbesluit (LIB). Nieuwbouw van woningen is vanwege Schiphol niet mogelijk (geluid en gevaar).
Maar functiewijziging naar kleinschalige vormen van werken en recreatie is wel mogelijk bij herinrichting of sanering van vrijkomende bebouwing en bij het opheffen van ongewenste situaties. Voorwaarde is wel dat er geen sprake is van toename van het bebouwde oppervlak op het bouwperceel.
Voor bestaande niet-agrarische functies in het landelijk gebied (bijvoorbeeld bedrijvigheid) moet volgens het Streekplan per geval worden bekeken of een beperkte toename van het bebouwde oppervlak binnen het bestaande bouwperceel mogelijk is. Ruimte voor ontwikkelingen is alleen mogelijk, mits zorgvuldig gewogen en op een zodanige wijze dat de ruimtelijke kwaliteit van het gebied wordt behouden en versterkt.
Voor functiewijzigingen geldt altijd dat er geen afbreuk mag worden gedaan aan de bestaande stedenbouwkundige, cultuurhistorische, groen-blauwe kwaliteiten of karakteristieken van het landelijk gebied.
In de provinciale nota "Nieuwe kansen voor vrijkomende agrarische bebouwing" (juni 2005) is een toetsingskader voor vrijkomende agrarische bebouwing opgenomen. Daarin is onder meer voorgeschreven dat de nieuwe functie bij een wijziging naar werken, wordt gevestigd in de bestaande bebouwing met een maximaal oppervlak van 650 m2. Maar voor inpandige opslag van volumineuze goederen, kan een groter vloeroppervlak binnen de bestaande bebouwing worden aangehouden. Nieuwe bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan als tenminste een gelijke hoeveelheid overbodige agrarische bedrijfsgebouwen wordt gesloopt.
Structuurvisie en Provinciale Ruimtelijke Verordening
Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in 2008 geldt het Streekplan enkel nog als naslagdocument. Het is de bedoeling om het streekplanbeleid te integreren in de nieuwe Structuurvisie 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
De Structuurvisie gaat binnenkort in ontwerp ter visie. Tot de inwerkingtreding daarvan zijn de provinciale ruimtelijke eisen vastgelegd in het 'Overgangsdocument geldend streekplanbeleid'. Het hiervoor genoemde Streekplanbeleid wordt volgens het Overgangsdocument grotendeels voortgezet.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening is reeds in werking getreden per 1 januari 2009.
Zie hierna onder Uitwerking Structuurplan Westrand (paragraaf 3.5).
In de beleidsnota Raamplan Haarlemmerméér Groen (vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland in april 2000) zijn de onderdelen van de Groene AS voor Landelijk West opgenomen:
Als uitwerking hiervan is in het gebiedsplan Noordzeekanaal Zuid (begrenzing Programma Beheer), vastgesteld in december 2002 door Gedeputeerde Staten, voor de Osdorper Binnenpolder Zuid 69 hectare beheersgebied en voor de Osdorper Bovenpolder 77 hectare 'ruime jas natuur' begrensd.
Ontwikkelingsplan Groene AS
Het Ontwikkelingsplan Groene AS is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de stuurgroep Groene AS waarin deelnemen: het Ministerie van LNV, de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam en Haarlemmermeer, de stadsdelen Geuzenveld/Slotermeer, Osdorp en Slotervaart/Overtoomse Veld, het Waterschap Groot-Haarlemmermeer, het Hoogheemraadschap van Rijnland en het Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht en de provincie Noord-Holland. De gebiedsvisie Landelijk West is een uitwerking hiervan. Hetzelfde geldt voor het Natuurontwikkelingsplan voor de Lutkemeerpolder waarin het volgende is opgenomen:
Op dit moment werkt de provincie aan een nieuw waterplan voor de jaren 2010-2015. Totdat het nieuwe plan is aangenomen, geldt het Proviciaal Waterplan Bewust omgaan met water, dat Provinciale Staten op 30 januari 2006 hebben vastgesteld. In dit plan geeft de provincie aan hoe Noord-Holland droge voeten, schoon water en goed drinkwater behoudt. Het plan zelf is een plan op hoofdlijnen. Niet alleen staat erin wat de provincie zelf doet op het gebied van water, het geeft ook aan wat zij van andere partijen verwacht. Het gaat dan vooral om de waterschappen en gemeenten. Deze partijen hebben belangrijke taken in het waterbeheer. Voor waterschappen is dat duidelijk: zij zorgen in het overgrote deel van Noord-Holland voor het waterbeheer. Gemeenten hebben vooral een taak in het stedelijk waterbeheer en dienen in het ruimtelijk spoor hun bestemmingsplannen in voldoende mate af te stemmen op het watersysteem en -beheer. Dit laatste krijgt vorm door toepassing van de watertoets.
Het Provinciaal Waterplan Bewust omgaan met water geeft de hoofdlijnen aan van beleid voor het beheer van het Noord-Hollandse watersysteem. Samen met het Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP), de streekplannen en het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan behelst dit plan het provinciaal omgevingsbeleid.
In het Tweede Waterhuishoudingsplan "Stilstaan bij stromen" zijn de hoofdlijnen van beleid geformuleerd voor het beheer van het Noord-Hollandse watersysteem. De centrale doelstelling van het plan is om in 2015 een gezonde ecologische kwaliteit van het watersysteem te bereiken. Het waterhuishoudingsplan wordt op dit moment herzien.
Het Milieubeleidsplan 2002-2006 is onlangs geëvalueerd en verlengd tot 2008. In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006 heeft de provincie Noord-Holland beleid beschreven omtrent externe veiligheid. Aan de productie, het gebruik, de opslag en het transport (over weg, water, spoor en door buisleidingen) van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld chloor, ammoniak, benzine, kerosine, LPG/autogas) zijn risico's verbonden. Er bestaat een kleine kans dat deze stoffen vrij kunnen komen waardoor bijvoorbeeld giftige gaswolken of een explosie ontstaat. Ook de risico's vanwege vliegtuigen vallen onder het externe veiligheidsbeleid. Al deze potentiële risicobronnen worden ook wel risicovolle activiteiten genoemd.
Het doel van het beleid is: het beheersen, maar ook minimaliseren van risico's voor aanwezigen in de omgeving van risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen en risico's rond luchthavens en het voorkomen van nieuwe knelpuntsituaties. De mogelijkheden voor het beperken van risico's bestaat uit twee soorten beleid: brongericht of omgevingsgericht. Brongericht beleid is gericht op maatregelen bij de bron en het verminderen van de kans van optreden en het effect van een incident. Omgevingsgericht beleid is gericht op terughoudendheid bij het bouwen van kwetsbare bestemmingen in de omgeving van risicovolle activiteiten en transportassen van gevaarlijke stoffen. Om effectief omgevingsbeleid te kunnen voeren is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de locaties waar risicovolle objecten zijn en risicovolle activiteiten plaatsvinden. Daartoe heeft de provincie een risicokaart opgesteld. De risicokaart geeft inzicht in de risico's in woon- en werkomgevingen. Op de kaart staan meerdere soorten typen rampen, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. Deze gegevens zijn afkomstig van gemeenten, waterschappen, provincie en de rijksoverheid. In paragraaf 6.5 wordt ingegaan op de veiligheidsaspecten.
De provincie Noord-Holland heeft diverse maatregelen getroffen voor de inpassing van archeologie in de ruimtelijke ordening. Culturele planologie en cultureel behoud behoren tot de vier kerntaken die de provincie in de cultuurnota 2005-2008 heeft geformuleerd. Hiermee sluit de provincie aan op de Nota Belvedère.
De provincie betrekt nadrukkelijk culturele waarden, waaronder archeologische waarden, bij de inrichting van de ruimtelijke en stedelijke vernieuwing. Hiertoe zijn gebieden, die naar verwachting archeologisch waardevol zijn, aangewezen als provinciale archeologische attentiegebieden op de Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Noord-Holland (CHW.) De Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland (CHW-kaart) geeft een overzicht van de (inter)nationale, regionale en bovenlokale cultuurhistorische waarden in Noord-Holland.
Een deel van deze waarden is beschermd op basis van de Monumentenwet 1988 of op basis van de lokale monumentenverordening. De CHW-kaart wordt regelmatig geactualiseerd, bijvoorbeeld door het opnemen van recent ontdekte en gewaardeerde archeologische terreinen of door het van de kaart verwijderen van een van de monumentenlijst afgevoerd pand.
De waardestellingen van de CHW-kaart zijn bedoeld als primaire algemene indicaties die per specifiek plangebied nadere invulling en precisering behoeven.
(zie ook hoofdstuk 10 van deze toelichting).