direct naar inhoud van 11.3 Onderdelen
Plan: Osdorperweg e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.Q0906BPSTD-VG02

11.3 Onderdelen

Hoofdgroenstructuur

In het bestemmingsplan is het beleid gericht op de bescherming van het veenweidegebied en de beteugeling van de ruimteclaim van de bedrijven langs de Osdorperweg.

Daartoe zijn de weilanden aangewezen voor Agrarisch met waarden en onder meer bestemd voor agrarisch natuurbeheer, en het behoud, herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het veenweidegebied die bestaan uit de open en waterrijke karakteristiek van het veenweidegebied met strokenverkaveling en kavelsloten en de daarbij behorende flora en fauna. Een uitvoeriger omschrijving in de planregels is niet mogelijk aangezien een beschrijving in hoofdlijnen onder de werking van de nieuwe Wro niet meer mogelijk is. De bouw van veldschuren en melkstallen in het weiland was onder het geldende bestemmingsplan nog mogelijk maar is in het nieuwe bestemmingsplan geschrapt. Vanwege de relatief beperkte omvang van het gebied en de relatief beperkte agrarische bedrijvigheid zijn die mogelijkheden niet meer nodig.

Voor een aantal bestaande bedrijfspercelen die ver het veenweidegebied insteken is een structurele oplossing gezocht (zie hoofdstuk Handhaving). Het is de bedoeling om een fysieke scheiding tussen deze percelen en het veenweidegebied aan te brengen in de vorm van een nieuwe watergang achter de percelen langs.

Programma van Eisen Tuinen van West

Volgens de Tuinen van West moeten de natuurwaarden (weidevogels), de landschappelijke waarden (open veenweidegebied) en de cultuurhistorische waarden (historisch polderlandschap) van de Osdorper Bovenpolder en de Osdorper Binnenpolder Zuid, behouden blijven en worden beschermd.

Tegelijkertijd zijn deze polders aan de rand van de stad aangewezen voor de ontwikkeling van stadslandbouw en moeten ze beter worden ontsloten voor wandelaars.

In het bestemmingsplan zijn daartoe 7 percelen aangewezen waar de ontwikkeling van stadslandbouw is mogelijk gemaakt. Het gaat om een aantal voormalige agrarische percelen: Osdorperweg 454, 555, 614, 685, 737, 937 en Raasdorperweg 85. Ten behoeve van de stadslandbouwfunctie kunnen op deze percelen extra bouwmogelijkheden worden aangewend (80% van het bouwperceel).

In de begripsomschrijvingen is daartoe een definitie van stadslandbouw opgenomen die voldoende ruimte biedt voor de ontwikkeling van gewenste functies en tegelijkertijd een aantal ongewenste functies uitsluit. Daarom moeten de functies altijd samengaan met:

  • de verzorging van dieren en/of het telen van gewassen;
  • het beheer van natuur en landschap.

De begipsomschrijving van stadslandbouw in artikel 1 van de regels luidt als volgt:

Agrarisch natuurbeheer in combinatie met groene dienstverlenende nevenactiviteiten die inspelen op natuur- en landschapsbeheer in het open veenweidegebied van de Osdorper Binnenpolder Zuid of de Osdorper Bovenpolder en/of die inspelen op de recreatieve landschapsbeleving van deze polders en/of die inspelen op voedselproductie, waarbij tenminste 10% van de inkomsten uit agrarische activiteiten moeten voortkomen.

Voorbeelden van stadslandbouw zijn:

  • natuur- en landschapsbeheer;
  • natuur- en milieueducatie;
  • dierverzorging en moestuinieren;
  • een kinderboerderij, een kaasboerderij, een zorgboerderij (zonder overnachtingsmogelijkheden) of andere boerderijvorm waarbij educatie over het agrarische bedrijf, landschap en natuur centraal staan;
  • schoolwerktuinen;
  • recreatieve activiteiten die inspelen op agrarisch natuurbeheer en/of het polderlandschap zoals bijvoorbeeld een boerenspeel-, sport- en/of doetuin, een speel-, sport- of doetuin;
  • jeugd-, kinder- en naschoolseopvang, waarbij het actief bezig zijn met dierverzorging, natuur- en landschapsbeheer en voedselproductie onderdeel is van de activiteiten;
  • horeca die mede gericht is op bewustwording van de voedselproducerende functie van de agrarische sector en/of de recreatieve functie van polderlandschap, zoals de verwerking van streekeigenproducten (vergeten groenten) en/of een theetuin.
  • In het kader van de stadslandbouw is de verkoop van agrarische producten en/of de verkoop van producten gerelateerd aan natuur- en milieueducatie toegestaan.


Onder stadslandbouw worden geen maneges en productiegerichte paardenhouderijen gerekend. Wel toelaatbaar is een ruiterpaden gerichte paardenhouderij, een pensionstal, privéstal, paardenmelkerij en stalhouderij.

Ook grootschalige functies zoals tuincentra, congrescentrum en grootschalige leisureachtige functies zoals bijvoorbeeld de voormalige Flevohof zijn niet toelaatbaar.


Daarin past dus wel een educatieve boerderij met speelvoorzieningen, maar geen binnenspeelparadijs of partycentrum.

Verder heeft op basis van het PvE Tuinen van West, natuuronderzoek plaatsgevonden naar de gevolgen van een aantal onverharde laarzenpaden door het veenweidegebied. Vanwege de mogelijke verstoring van weidevogels die deze paden met zich mee kunnen brengen, is in de Osdorper Binnenpolder Zuid één laarzenpad voorzien op enige afstand van het hart van het vogelgebied, langs de zuidoost-rand van de polder. Ook in de Osdorper Bovenpolder is één laarzenpad voorzien, op enige afstand van het hart van het vogelgebied, aan de oostelijke zijde van het agrarische gebied tussen de Lutkemeerweg en de Slibveldenweg. Ten behoeve van het laarzenpad is ook de aanleg van bruggetjes of andere oeververbindingen mogelijk.

M.e.r (beoordelingsplicht)

In het PvE Tuinen van West zijn een aantal nieuwe ontwikkelingen voorzien op zowel het grondgebied van Stadsdeel Osdorp als stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer, die wellicht m.e.r. (beoordelings)plichtig zijn. Daartoe zijn de ontwikkelingen voorzover die op het grondgebied van Osdorp zijn voorzien getoetst aan het Besluit milieu-effectrapportage 1994. Daarbij is geconstateerd dat de ontwikkelingen in het bestemmingsplan Osdorperweg e.o. zo kleinschalig zijn dat nergens een drempel voor de m.e.r.(beoordelings)plicht wordt overschreden. Recreatie is alleen maar mogelijk gemaakt in de vorm van extensieve dagrecreatie (wandelen en fietsen). Het is niet nodig daarvan de milieu-effecten in beeld te brengen. Ook de stadslandbouwmogelijkheden zijn beperkt in omvang. Stadslandbouw is mogelijk gemaakt op 7 (voormalige) agrarische percelen in het plangebied. Stadslandbouw is niet mogelijk op de agrarische gronden.
Verder bestaat een mogelijkheid om de bestaande kassen aan te wenden voor stadslandbouw. Maar de omvang daarvan - dat wil zeggen het intensief gebruikte gedeelte inclusief de bedrijfsbebouwing - is beperkt tot maximaal 350 m² (bvo) per stadslandbouwvestiging. Op basis daarvan is geconcludeerd dat voor de beoogde activiteiten in Osdorp geen m.e.r.(beoordelings)plicht bestaat.

Voor het grondgebied van Geuzenveld-Slotermeer zijn de recreatieve voorzieningen grootschaliger. Daarom zijn deze aangemeld als m.e.r.(beoordelings)plichtige activiteiten. Op basis daarvan is men tot de conclusie gekomen dat voor de beoogde activiteiten in Geuzenveld-Slotermeer geen m.e.r.-plicht bestaat en is om die reden afgezien van een m.e.r.-procedure. Dit is door stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer vastgelegd bij besluit van
16 december 2008 (registratienummer: 08.DB.0434 ; 2008/INTERN/699).

De bestaande kassengebieden

In de Osdorperpolders komen twee bestaande kassengebieden voor. In het gebied achter de Raasdorperweg is thans circa 10 hectare aan kassen aanwezig en aan de zijde van de Ookmeerweg is dat circa 5 hectare. Een aanzienlijk deel daarvan is nog bedrijfsmatig in gebruik voor glastuinbouw (circa 11 hectare). De rest wordt gebruikt voor kleinschalige teelt, opslag en/of stalling van auto's, boten, caravans en/of andere voertuigen (circa 4 hectare).
In mei 2009 heeft een inventarisatie plaatsgevonden van het bestaande gebruik van de kassen. Onder andere aan de hand van deze inventarisatie is vanuit planologisch oogpunt beoordeeld in hoeverre een agrarische bestemming van de kassen nog wenselijk en realistisch is.
Uit de inventarisatie is gebleken dat bij een aantal kassen sprake is van niet-agrarisch gebruik in de vorm van auto's, boten, caravans en/of andere voertuigen. Daarbij gaat het om de volgende percelen:

Bestaande kassen op percelen   Stalling gebruik kas in m²   Agrarisch gebruik kas in m²  
Osdorperweg 513
(kadastraal bekend als de Gemeente Sloten, sectie H, nummer 1482)  
2000   0  
Osdorperweg 541/543(A)
(kadastraal bekend als de Gemeente Sloten, sectie H, nummer 1144)  
5200   0  
Osdorperweg 575A
(kadastraal bekend als de Gemeente Sloten, sectie H, nummer 1550)  
300   0  
Osdorperweg 781A
(kadastraal bekend als de Gemeente Sloten, sectie H, nummer 1294)  
13800   0  
Raasdorperweg 38 42 44 46
 
200   37300  
Raasdorperweg 66
(kadastraal bekend als de Gemeente Sloten, sectie H, nummers 1265 en 1266)  
5000
(+2.800 opslag)  
0  
Raasdorperweg 72
(kadastraal bekend als de Gemeente Sloten, sectie H, nummer 1061)  
8300    
Raasdorperweg 84
(Gemeente Sloten, sectie H, nummers 1462, 1463, 1464, 1465)  
2750
(+500 opslag)
500
1800  
0

0
0  


Het beleid voor de kassengebieden

De bestaande kassengebieden maken geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Volgens het Structuurplan Amsterdam maken de bestaande kassengebieden wel deel uit van de (gemeentelijke) hoofdgroenstructuur van Amsterdam (cluster landelijk gebied en groentype stadsrandpolders). In het structuurplan is de ambitie opgenomen om voor de Westrand een groengebied van allure te maken volgens het concept 'Groene Plantage'. Het beleid voor dit gebied is om de bestaande landschappelijke waarden en potenties voor het concept van de Groene Plantage te behouden. Daarbij dienen de uitgangspunten van de hoofdgroenstructuur, het waterplan en de groene onderleggers op het gebied van cultuurhistorie en cultuurhistorische waarden te worden betrokken.

Het aanvullende toetsingskader voor initiatieven in de hoofdgroenstructuur is opgenomen in de nota "Hoofdgroenstructuur geordend" en in hoofdstuk 2 van de Tuinen van West. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen initiatieven in de vorm van bebouwing en in de vorm van gebruik.

De kassen in het plangebied van de Osdorperweg waren al aanwezig voordat dit gebied als hoofdgroenstructuur werd aangewezen. Volgens de "Hoofdgroenstructuur Geordend" is het beleid voor bestaande bebouwing dat deze om praktische redenen kan worden geaccepteerd. In het geldende bestemmingsplan Osdorperweg e.o. (1998) hebben de kassen dan ook een positieve bestemming gekregen. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet niet in uitbreiding van bestaande kassen of nieuwbouw van kassen.

Motivering:

In het Structuurplan Amsterdam is de ambitie verwoord om het gebied van de Osdorperpolders weer in te richten volgens het concept van de Groene Plantage. Maar in het inrichtingsplan "Tuinen van West" zijn voor het bestaande kassengebied geen voorstellen gedaan vanuit groen of recreatie. De Tuinen van West voorziet derhalve niet in actief beleid voor de bestaande kassengebieden.

Vervolgens is het de vraag hoe de bestaande kassengebieden in het nieuwe bestemmingsplan te bestemmen. De ambitie van het Structuurplan Amsterdam brengt een Agrarische bestemming zonder kassen met zich mee die bedoeld is voor agrarisch natuurbeheer (stadsrandpolder). In dat geval worden de bestaande kassen wegbestemd en onder het overgangsrecht gebracht. Dat is alleen toegestaan als ook is verzekerd dat alle bestaande kassen binnen de komende 10 jaar zullen verdwijnen. Hierover bestaat nog geen enkele duidelijkheid. Een aanzienlijk deel van de kassen is nog voor glastuinbouw in gebruik en lang niet alle kassen zijn economisch al afgeschreven. Ook als de grond in eigendom is bij de gemeente kunnen de eigenaren en gebruikers van deze kassen - wanneer de kassen zouden worden wegbestemd - aanspraak maken op een vergoeding voor kapitaalvernietiging.
Over de financiering van een eventuele sloopregeling zijn nog geen afspraken gemaakt.

Verder is bij de inspraak door de bestaande glastuinbouwbedrijven naar voren gebracht dat er geen goede redenen zijn om hun uitbreidingsmogelijkheden te bevriezen. Volgens het provinciale beleid geldt voor bestaande glastuinbouwbedrijven buiten de concentratiegebieden immers dat deze hun kassen mogen uitbreiden tot maximaal 20.000 m². Tijdens de inventarisatie in mei 2009 bleek dat nog ongeveer 11 hectare kassen (van de 16 hectare) in gebruik is voor glastuinbouw. Door deze bestaande bedrijven te bevriezen zou circa 3,6 hectare aan geldende bouwmogelijkheden worden weggenomen. Naar aanleiding daarvan is besloten om de bestaande bedrijven uitbreidingsmogelijkheden toe te kennen conform het geldende provinciale beleid en het huidige bestemmingsplan. Per bestaand glastuinbouwbedrijf is maximaal 20.000 m² kassen toegestaan.

Daar komt bij dat vraagtekens kunnen worden gezet bij de kwaliteit van het vrijkomende gebied.
Een open veenweidegebied is ten westen van de geplande Westrandweg niet meer haalbaar. Het resterende gebied is te klein om aantrekkelijk te zijn voor weidevogels. De landschapsbeleving zal ter plaatse ook niet optimaal zijn bij een snelweg (Westrandweg) op 8 meter boven maaiveld en een klein gebiedje ingeklemd tussen deze snelweg en de bebouwing van Halfweg en Zwanenburg.

Eén en ander betekent dat een bestemming voor agrarisch natuurbeheer voor dit deelgebied volgens de ambities van het Structuurplan Amsterdam momenteel niet reëel is.

Om in de toekomst toch een geleidelijke overgang (op vrijwillige basis) naar groen mogelijk te maken, is in het bestemmingsplan wel een sloopregeling opgenomen in ruil voor bouwmogelijkheden aan de weg. Via planwijziging zijn er mogelijkheden om in ruil voor de sloop van kassen, nieuwe bedrijfsgebouwen op te richten aan de weg. Deze regeling is aan strenge voorwaarden gebonden. Zo mag maximaal 15% van de gesloopte kassen worden teruggebouwd in de vorm van bedrijfsgebouwen en mag deze bebouwing niet verder dan 120 meter de polder insteken (vanaf de weg). Op die wijze biedt het plan langs vrijwillige weg mogelijkheden om het middengebied weer groen te krijgen en de bebouwing te concentreren langs de weg. Op termijn zal dit tot de gewenste versterking van de hoofdgroenstructuur leiden.

In het onderhavige bestemmingsplan hebben de bestaande kassen, conform het beleid van de "Hoofdgroenstructuur Geordend", een positieve bestemming gekregen. Alle bestaande kassen zijn met een aanduiding op de verbeelding aangegeven. Voor de bestaande glastuinbouwbedrijven zijn bovendien uitbreidingsmogelijkheden opgenomen tot maximaal 20.000 m² kassen per bestaand bedrijf.

Vervolgens is bekeken welk gebruik in deze bestaande kassen kan worden toegestaan. Glastuinbouw blijft mogelijk in deze bestaande kassen. Maar ook stadslandbouw is toegestaan (bijvoorbeeld horeca en/of recreatie in combinatie en samenhang met voedselproductie). Daarbij is de maximum omvang voor het recreatieve/horeca gebruik beperkt tot 350 m² (bvo) per stadslandbouwvestiging. De resterende vierkante meters kassen mogen wel worden gebruikt voor het telen van gewassen ten behoeve van een dergelijke stadslandbouwvestiging. Deze beperking is vooral opgenomen om de intensivering en schaal van het verbrede gebruik (en de daarmee samenhangende verkeersdruk) in goede banen te leiden. Het gebied leent zich niet voor grootschalige recreatieve activiteiten en veel extra verkeer. Door de schaal - qua intensief gebruik - te beperken tot 350 m² (bvo) per vestiging is de intensivering van het gebruik beperkt en zijn er geen extra maatregelen of onderzoeken noodzakelijk in verband met toekomstige verkeersstromen.

Voor de bestaande stalling van auto's, boten, caravans en/of andere voertuigen is in overleg met de centrale stad naar een maatoplossing gezocht. Uiteraard slechts voor zover dit ruimtelijk/planologisch verantwoord is. Daaraan hebben de volgende overwegingen ten grondslag gelegen:

  • de kwaliteit van de hoofdgroenstructuur (stadsrandpolders) wordt in de regel niet aangetast door de bestaande stalling in de kassen. Overigens is die groene kwaliteit door de vele kassen ter plaatse nauwelijks nog aanwezig en zal deze met de komst van de Westrandweg nog verder achteruit gaan;
  • de bebouwing van de kassen zelf (en niet zozeer het gebruik ervan) staat een versterking van de hoofdgroenstructuur in de weg. Door een positieve bestemming van de aanwezigheid van de kassen is al geaccepteerd dat in dit gebied geen versterking van de hoofdgroenstructuuur plaatsvindt;
  • in een stadsrandgebied is er behoefte aan betaalbare stallingsruimte. Bovendien worden dit soort functies in het landelijk gebied wel vaker gecombineerd met agrarische activiteiten en heeft de provincie Noord-Holland daar ook beleid voor in het kader van de verbrede landbouw;
  • de verkeersaantrekkende werking van deze functies is niet meer dan de verkeersaantrekkende werking van een glastuinbouwbedrijf;
  • voor een groot deel gaat het om reeds lang bestaande (niet-agrarische) bedrijfsactiviteiten;
  • nu er geen actief beleid wordt ingezet voor de sanering van het kassengebied vormen de bestaande niet-agrarische bedrijfsactiviteiten in de kassen een wezenlijke economische drager voor het gebied.

Nieuwe bestemmingsregeling

In het onderhavige bestemmingsplan hebben de bestaande kassengebieden de bestemming Agrarisch gekregen, bestemd voor:

  • glastuinbouw;
  • kwekerij en/of tuinbouw in de volle grond;
  • stadslandbouw in de bestaande kassen (maximaal 350 m² bvo per vestiging);
  • de bestaande stalling van auto's, boten, caravans en/of andere voertuigen.


Daar waar stalling van auto's, boten, caravans en/of andere voertuigen in de kassen is toegestaan is gebruik gemaakt van een maatbestemming waarbij de betreffende bedrijfsactiviteit specifiek wordt aangeduid. Uitbreiding of nieuwvestiging is niet mogelijk. Ook uitbreiding van kassen voor glastuinbouw is niet mogelijk voor de bedrijven die een deel van de kassen in gebruik hebben voor stallingsactiviteiten. In dat geval dient voor de gewenste uitbreiding van de glastuinbouwactiviteiten eerst de bestaande stallingsruimte te worden aangewend. Uitbreiding van kassen is met andere woorden uitsluitend mogelijk voor de bestaande glastuinbouwbedrijven die hun gehele areaal kassen gebruiken voor glastuinbouw.
Alle bestaande kassen zijn op de verbeelding als zodanig aangeduid. Nieuwbouw of uitbreiding van kassen is alleen mogelijk voor de bestaande glastuinbouwbedrijven tot een maximum van 20.000 m² per bedrijf.

Via planwijziging en onder voorwaarden (zie sloopregeling artikel 6) kunnen nieuwe bedrijfsgebouwen langs de weg worden gebouwd in ruil voor de sloop van de kassen.

Water

In het bestemmingsplan hebben de bestaande watergangen langs de Osdorperweg, de Lutkemeerweg, de Slibveldenweg, de Raasdorperweg en de Wijsentkade de bestemming Water gekregen, evenals de bestaande watergangen tussen (en achter) de bouwvlakken. Voor het aanleggen van oeververbindingen over deze watergangen is een aanlegvergunning nodig waarbij er wordt getoetst aan de karakteristieken van de oorspronkelijke verkaveling en lintbebouwing. Het anderszins dempen of vergraven van deze watergangen wordt als strijdig gebruik aangemerkt (tenzij dit plaatsvindt in het kader van waterbeheer).

De bestemming Agrarisch met waarden, Agrarisch en Natuur zijn gebiedsbestemmingen. De bestaande watergangen zijn niet op de verbeelding aangegeven, maar in de planregels geregeld. Het water is hier een wezenlijk onderdeel van de bestemming. Voor het aanleggen van oeververbindingen, aanlegsteigers e.d. is een aanlegvergunning nodig. Het anderszins dempen en vergraven is strijdig gebruik (tenzij dit plaatsvindt in het kader van waterbeheer).

Verder zijn ook de watergangen in de bestemming Groen en de bestemming Tuin beschermd. Ook daar geldt dat voor oeververbindingen, oeverbeschoeiing en aanlegsteigers een aanlegvergunning nodig is, waarbij wordt getoetst aan de cultuurhistorische verkaveling met lintbebouwing en kavelsloten. Het anderszins dempen van watergangen wordt aangemerkt als strijdig gebruik (tenzij dit plaatsvindt in het kader van waterbeheer).

Archeologie en Cultuurhistorie

De gronden van de Osdorperweg in een strook van 75 meter uit het hart van de weg hebben volgens het archeologisch onderzoek een hoge verwachtingswaarde. Daartoe hebben deze gronden in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde-Archeologie gekregen. Volgens deze dubbelbestemming kunnen ter plaatse bouw- en aanlegwerkzaamheden plaatsvinden als eerst archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en de aangetroffen waarden afdoende worden beschermd (zie artikel 19 van de regels).

Cultuurhistorische waarde gebied

De cultuurhistorische waarden van het gebied zijn vastgelegd door de bestaande wegenstructuur, dijklichamen, bermsloten en weilanden consoliderend te bestemmen. Voor het agrarisch gebied en de Wijsentkade zijn de cultuurhistorische waarden ook in de doeleindenomschrijving van de bestemming vastgelegd. Het bestaande veenweidelandschap, de bestaande verkaveling en het bestaande groene dijklichaam genieten bescherming.

De bestaande bebouwing is vastgelegd in bouwvlakken. Uitbreidingen zijn alleen daar mogelijk gemaakt, waar er op grond van het geldende bestemmingsplan nog uitbreidingsruimte bestond.

De bestaande cultuurhistorisch waardevolle bebouwing heeft een aanduiding 'karakteristiek' gekregen. Deze panden genieten bescherming krachtens het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is daartoe vastgelegd dat de karakteristieke verschijningsvorm van deze bebouwing dient te worden behouden. Dat is minder vergaand dan de bescherming die uitgaat van de monumentenstatus. Sloop is immers toelaatbaar mits de uiterlijke verschijningsvorm maar behouden blijft. Een oude stopboerderij mag krachtens deze regeling derhalve worden gesloopt, zolang er maar een nieuwe stolpboerderij wordt teruggebouwd (zie ook hoofdstuk 10).

Parkeren

Voor parkeren is in de planregels bepaald dat het parkeren op eigen terrein moet worden opgelost en niet in de openbare ruimte. Voor nieuw te vestigen stadslandbouwfuncties moet daarvoor worden aangesloten bij de volgende parkeernormen (gebaseerd op de kencijfers van het CROW):

  • a. per 100 m2 brutovloeroppervlakte restaurant minimaal 14,0 en maximaal 16,0 parkeerplaatsen;
  • b. per 100 m2 brutovloeroppervlakte museum/bibliotheek (milieueducatiecentrum) minimaal 1,0 en maximaal 1,2 parkeerplaatsen;
  • c. per 100 m2 brutovloeroppervlakte overdekte speeltuin/hal minimaal 3,0 en maximaal 12,0 parkeerplaatsen;
  • d. per arbeidsplaats bij een crèche/peuterspeelzaal/kinderdagverblijf (zorgboerderij) minimaal 0,6 en maximaal 0,8 parkeerplaatsen;
  • e. per perceel bij een volkstuin (moestuinieren) minimaal 0,3 en maximaal 0,3 parkeerplaatsen.