direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden
Plan: Osdorperweg e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.Q0906BPSTD-VG02

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch natuurbeheer;
  • b. het beweiden met vee;
  • c. het behoud, herstel of de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van:
    • 1. het veenweidegebied van de Osdorper Binnenpolder Zuid, dat bestaat uit de open en waterrijke karakteristiek van het veenweidelandschap met strokenverkaveling en kavelsloten en de daarbij behorende flora en fauna;
    • 2. de uitgeveende Osdorper Bovenpolder, dat bestaat uit een open landschap met strokenverkaveling en kavelsloten en de daarbij behorende flora en fauna;
    • 3. oeververbindingen in de vorm van bruggen;
  • d. ecologische verbindingen;
  • e. water, watergangen en oeververbindingen;
  • f. waterberging en waterbeheer met de bijbehorende voorzieningen;

alsmede voor:

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-laarzenpad', een onverhard laarzenpad door de weilanden;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water-waterscheiding', een waterscheiding met schouwpad;

met dien verstande dat:

  • i. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 18 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding';
  • j. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 19 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde-Archeologie';
  • k. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 20 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Waterstaat-Waterkering'.
4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 genoemde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 1.50 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels

In aanvulling op het algemene gebruiksverbod in artikel 23 wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:

  • a. het aanleggen van paardenbakken;
  • b. het aanbrengen van omheiningen en verlichting;
  • c. het gebruik ten behoeve van opslag en/of stalling;
  • d. dempen van watergangen, anders dan voor de toegang tot een perceel voor het onderhoud of voor waterbeheer;
  • e. vogelaantrekkend gebruik zoals viskwekerijen met extramurale bassins;
  • f. vogelaantrekkend gebruik zoals moerasgebieden met oppervlaktewateren groter dan 3 hectare.
  • g. parkeren;
  • h. het gebruik van de laarzenpaden tijdens het verstoringsgevoelige seizoen voor de weidevogels;
  • i. het storten van bagger op de natuurvriendelijke oevers of het veenweidegebied.
4.4 Aanlegvergunning
4.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen of graven van waterlopen en/of waterpartijen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • c. verbreden of verdiepen van plassen, sloten of andere watergangen;
  • d. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanleggelegenheden;
  • e. het aanleggen van oeververbindingen;
  • f. het aanleggen en/of verharden van paden;
  • g. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • h. de verwijdering van bodemvegetaties, riet en andere oevervegetatie;
  • i. het planten van hoogopgaande bomen en andere hoogopgaande beplanting;
  • j. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
4.4.2 Uitzondering

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
4.4.3 Voorwaarden
  • a. De in lid 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke en de cultuurhistorische waarden van het gebied.
  • b. De in lid 4.4.1 genoemde vergunning moet worden geweigerd indien de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden onevenredig worden aangetast en dat niet kan worden voorkomen door voorwaarden op te nemen in de aanlegvergunning.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het dagelijks bestuur kan de bestemming 'Agrarisch met waarden' wijzigen voor een alternatieve situering van het aangeduide laarzenpad en/of de aangeduide waterscheiding, indien de eigendom van de gronden in de weg staat aan de realisering van het aangeduide laarzenpad en/of de aangeduide waterscheiding.