direct naar inhoud van Artikel 5 Gemengd-2
Plan: Nieuwendam-Zuid II
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.N0902BPSTD-VG01

Artikel 5 Gemengd-2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

alsmede voor:

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. maximum bebouwingspercentage: 100% van het bouwvlak;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan. Voor woningen niet zijnde een monument mag deze maximale bouwhoogte met maximaal 15% worden overschreden, met dien verstande dat de goothoogte in evenredigheid tot de bouwhoogte (mede) moet worden overschreden en de verhouding tussen de bouwlagen ten opzichte van elkaar niet onevenredig worden geschaad. Wanneer de overschrijding van de bouwhoogte van 15% uitkomt op een verhoging van minder dan 1 meter, dan mag de verhoging van de bouwhoogte ook maximaal 1 meter bedragen waarbij de koppeling van de evenredigheid bouw-/goothoogte en verhouding bouwlagen onderling onverminderd van kracht blijft;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan. Voor woningen niet zijnde een monument mag deze maximale goothoogte met maximaal 15% worden overschreden, met dien verstande dat de bouwhoogte in evenredigheid tot de goothoogte (mede) moet worden overschreden en de verhouding tussen de bouwlagen ten opzichte van elkaar niet onevenredig worden geschaad. Wanneer de overschrijding van de goothoogte van 15% uitkomt op een verhoging van minder dan 1 meter, dan mag de verhoging van de goothoogte ook maximaal 1 meter bedragen waarbij de koppeling van de evenredigheid goot-/bouwhoogte en verhouding bouwlagen onderling onverminderd van kracht blijft;
  • e. voor de gebouwen als bedoeld in dit lid geldt dat het aantal bouwlagen, zoals aanwezig was op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan, gehandhaafd dient te worden;
  • f. voor de gebouwen, niet zijnde een aanbouw of een bijgebouw als bedoeld in dit lid geldt dat de kapvorm, niet zijnde een plat dak, zoals aanwezig op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan, gehandhaafd dient te worden;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f mogen gebouwen, niet zijnde een aanbouw of een bijgebouw, met een plat dak worden voorzien van een kap, met inachtneming van:
    • 1. de maximale goothoogte en maximale bouwhoogte als bedoeld in dit lid;
    • 2. een minimale dakhelling van 30 graden en een maximale dakhelling van 75 graden
  • h. het aantal woningen dat op het moment van in werking treden van het bestemmingsplan aanwezig was, mag niet toenemen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. maximum bouwhoogte: 3 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder f en g ten einde een afwijking van de bestaande kapvorm te realiseren met dien verstande dat:

  • a. de afwijking niet meer dan 10 graden bedraagt ten opzichte van de bestaande kapvorm zoals op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig was, alsmede;
  • b. geen onevenredige inbreuk wordt gedaan op de cultuurhistorische waarden waarbij het dagelijks bestuur alvorens gebruik te maken van deze bevoegdheid, advies inwint bij de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 5.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

5.5 Afwijking van de gebruiksregels

Het dagelijks bestuur kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.4 bepaalde voor het bouwen en het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een bedrijf dat:

  • a. niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging voorkomt en in vergelijking met bedrijven die wel vallen onder de categorieën A of B een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
  • b. in de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging voorkomt en valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën A of B een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
  • c. na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën A of B meer milieuhinder veroorzaakt.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Bedrijven

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen, in die zin, dat:

5.6.2 Horeca

Het dagelijks bestuur is met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming van de in lid 5.1 genoemde gronden en bebouwing te wijzigen in de bestemming Gemengd-2 met de aanduiding "horeca van categorie III of IV", zodat ter plaatse van de in lid 5.1 genoemde gronden en bebouwing horeca van categorie III of horeca van categorie IV in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag zijn toegestaan op voorwaarde dat:

  • a. de horeca uitsluitend is toegestaan in de panden gelegen aan de Nieuwendammerdijk;
  • b. het maximum aantal vestigingen 5 bedraagt, waarbij de vestigingen die op grond van artikel 22.5.2 zijn toegestaan moeten worden meegeteld;
  • c. het maximum vloeroppervlakte per vestiging 150 m2 bedraagt;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. er geen onevenredige hinder voor omwonenden ontstaat;
  • g. de horeca niet zorgt voor een onevenredige parkeerdruk.
5.6.3 Detailhandel

Het dagelijks bestuur is met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming van de in lid 5.1 genoemde gronden en bebouwing te wijzigen in de bestemming Gemengd-2 met de aanduiding "detailhandel", zodat ter plaatse van de in lid 5.1 genoemde gronden en bebouwing detailhandel is toegestaan in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag op voorwaarde dat:

  • a. het maximum aantal vestigingen 5 bedraagt, waarbij de vestigingen die op grond van artikel 22.5.3 zijn toegestaan moeten worden meegeteld;
  • b. het maximum vloeroppervlakte per vestiging 150 m2 bedraagt;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. de detailhandel niet zorgt voor een onevenredige parkeerdruk.