Plan: | Schellingwoude |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.N0805BPSTD-OH01 |
Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risico's bij productie, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Binnen externe veiligheid zijn twee aspecten te onderscheiden: externe veiligheidsaspecten van inrichtingen en buisleidingen, transport van gevaarlijke stoffen over de weg en het water, en vuurwerkopslag.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Voor risicovolle inrichtingen is de normstelling gebaseerd op het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat op 27 oktober 2004 in werking is getreden. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven te beperken. Voorbeelden van deze risicovolle bedrijven zijn LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties en chemische fabrieken.
Het Bevi bevat de normstelling op het gebied van externe veiligheid van inrichtingen en richt zich daarbij op de aspecten vergunningverlening en ruimtelijke ordening. Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen.
Voor nieuwe situaties geldt voor het PR, op basis van de nota 'Omgaan met risico's', in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR noemt deze nota als norm:
Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en wegen opgenomen.
Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Het ministerie werkt aan het Basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen. In het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) worden voor dit Basisnet - in lijn met het Bevi - de risiconormen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico vastgelegd.
Het Btev zal voor bestemmingsplannen die betrekking hebben op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute, een verantwoording GR gaan verplichten. Deze verantwoording mag achterwege blijven indien:
Wel moet in alle gevallen de mogelijkheden tot hulpverlening en zelfredzaamheid worden beschreven en moet de brandweer om advies worden gevraagd.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Met ingang van 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Op basis van het Bevb moet bij de vaststelling van een bestemmingplan, op grond waarvan de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar object bij een buisleiding wordt toegelaten, een grenswaarde van 10-6 per jaar in acht worden genomen. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde.
Op basis van het Bevb moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten, tevens het GR in het invloedsgebied van de buisleiding worden verantwoord.
Indien:
kan een deel van de verantwoording GR achterwege worden gelaten. Dat betreft specifiek artikel 12, eerste lid, onderdelen c t/m e van het Bevb waarin maatregelen ter beperking van het GR worden onderzocht.
Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, stelt het bevoegd gezag het bestuur van de regionale brandweer in de gelegenheid om in verband met het GR advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding.
Op grond van het Bevb is het tevens verplicht om in bestemmingsplannen de ligging van buisleidingen weer te geven. Hierbij wordt ook een belemmerende strook (strekkende tot 5 meter aan weerszijden) meegenomen, waarbinnen geen bouwwerken mogen worden opgericht. Verder dienen bestemmingsplannen een vergunningstelsel op te nemen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden binnen de belemmerende strook die de integriteiten en werking van de buisleiding kunnen verhinderen.
Besluit risico's zware ongevallen
Op 19 juli 1999 is het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo 1999) in werking getreden als uitvloeisel van de Seveso II richtlijn van de Europese Unie. Het Brzo 1999 stelt eisen aan het veiligheidsbeleid van bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken. Doelstelling is het voorkomen en beperken van ongevallen met gevaarlijke stoffen. Daartoe moeten bedrijven onder meer over een veiligheidsbeleid en een veiligheidsbeheerssysteem beschikken. Sommige bedrijven moeten daarnaast ook nog een veiligheidsrapport opstellen en indienen bij de overheid.
Vuurwerkbesluit
Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden. Het besluit vervangt het Vuurwerkbesluit wet milieugevaarlijke stoffen en het Reglement gevaarlijke stoffen. Het nieuwe besluit maakt onder meer onderscheid tussen consumenten- en professioneel vuurwerk, hanteert strikte veiligheidsafstanden voor vuurwerkbedrijven in relatie tot de bebouwde omgeving en stelt scherpere eisen aan de opslag van vuurwerk.
Er zijn in of nabij Schellingwoude geen Bevi bedrijven aanwezig. In de noordoosthoek van het plangebied - ten westen van de kruising Zuiderzeeweg/ringweg A10 - bevindt zich een brandstofverkooppunt (zonder LPG verkoop). Deze valt niet onder het Bevi en leidt op grond van externe veiligheid niet tot ruimtelijke beperkingen van het plan.
Er is in Schellingwoude één gevaarlijke stoffen route, namelijk:
Een gedeelte van het plangebied ligt binnen 200 meter van deze route. Daarom is het aspect externe veiligheid nader onderzocht.
Uit de eindrapportage van de werkgroep voor het Basisnet Weg (d.d. 17 februari 2009) blijkt dat de contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar op de weg ligt. Er liggen dus geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze contour. Het plan voldoet aan de grenswaarde en de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.
Uit hetzelfde eindrapport voor het Basisnet Weg blijkt dat voor deze weg het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. De personendichtheid binnen 200 meter van de weg is relatief laag: het gaat in totaal om 35 woningen, waarvan de dichtstbijzijnde (een woonboot) pas op circa 90 meter van de weg ligt, en een bestemming 'Gemengd' op ruim 50 meter afstand van de weg. Door de lage personendichtheid en de grotere afstand van de bestemmingen tot de weg is het groepsrisico laag (ruim beneden de oriëntatiewaarde) en neemt als gevolg van het bestemmingsplan niet toe. Daarom hoeft op grond van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen geen verantwoording van het groepsrisico te worden opgesteld.
Voor de volledigheid is er wel advies aan de brandweer gevraagd met betrekking tot de zelfredzaamheid en de hulpverlening. De brandweer heeft geadviseerd om de nadruk te leggen op het voorlichten en tijdig alarmeren. De voorgestelde maatregelen dragen vooral bij aan een grotere zelfredzaamheid. Het volledige advies van de brandweer is als bijlage 5 van deze toelichting gevoegd. De functies nabij de route voor gevaarlijke stoffen zijn niet speciaal bestemd voor minder zelfredzame mensen (zoals zorginstellingen, kinderdagverblijven en basisscholen), waarvan de fysieke veiligheidssituatie extra aandacht vraagt van de nood- en hulpdiensten. Er mag dus vanuit worden gegaan dat de aanwezigen in het plangebied gemiddeld zelfredzaam zullen zijn. De communicatie over risico´s van gevaarlijke stoffen gebeurt via de wettelijke kanalen als de provinciale risicokaart. Amsterdam communiceert op dit moment niet actief over de risico´s van gevaarlijke stoffen. Vanwege de lage risico´s zal voor dit gebied geen actief communicatieprogramma worden opgezet.
Door het plangebied loopt de hoofdvaarweg door het IJ. De vaarweg kent een risicocontour waarbinnen geen risicogevoelige bebouwing mag worden gerealiseerd.
Door AVIV Enschede is een deelonderzoek externe veiligheid vaarwegen verricht voor de MER-Zeeburgereiland (projectnummer 04667 d.d. 8 april 2005). Daarnaast heeft ditzelfde bedrijf nog een herberekening externe veiligheid vaarwegen Zeeburgereiland met plan R.I. Oost uitgevoerd (projectnummer 081303 d.d. 14 april 2008). De conclusies luiden als volgt:
De gegevens uit dit onderzoek zijn vanwege dezelfde vaarbewegingen toepasbaar op plangebied 'Schellingwoude' en de herinrichting van de woonschepenligplaatsen in het Buiten IJ bij Schellingwoude. Daarmee vormt het groepsrisico ook voor de woonschepenligplaatsen langs de vaarweg geen belemmering.
Voor het bestemmingsplan 'Schellingwoude' gelden geen beperkingen en er behoeven geen maatregelen te worden genomen.
Door het plangebied loopt een in gebruik zijnde hogedruk aardgasleiding van de Gasunie. Het tracé loopt ten noorden en ten westen van respectievelijk de volkstuinen 'Wijkergouw' en 'Rust & Vreugd', het gaat iets voor de Schellingwouderbrug onder de Zuiderzeeweg door en tot slot onder het Buiten-IJ richting stadsdeel Oost. De leiding heeft een diameter van 16 inch en een druk van 40 bar.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in acht te worden genomen.
Uit onderzoek van de Dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB), gemeente Amsterdam, zie bijlage 2 bij de toelichting, blijkt dat de contour voor PR 1*10-6 op de buisleiding ligt. Er gelden dus geen beperkingen voor de vestiging van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
Uit het onderzoek van de DMB blijkt tevens dat het groepsrisico van de leiding lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde en dat de toename van het groepsrisico bij verwezenlijking van het bestemmingsplan lager is dan 10%. Dat betekent dat het niet nodig is om maatregelen te onderzoeken die het groepsrisico kunnen verlagen.
Om het risico te beperken zijn bronmaatregelen het meest effectief. Ten aanzien van de hogedruk aardgasleiding kunnen voorzieningen worden getroffen die de kans op een incident verkleinen. Een maatregel kan zijn het markeren en vrijhouden van de leidingstraat en het beschermen van de leiding tegen beschadigingen door graafwerkzaamheden. In het bestemmingsplan kan de maatregel inzake het markeren van de leidingstraat niet worden opgenomen aangezien het een maatregel betreft die niet van planologische aard als ook niet ruimtelijk relevant is. In het bestemmingsplan ligt de leidingstraat grotendeels vrij, namelijk deze valt in de volgende bestemmingen: 'Water - 1', 'Water - 2', 'Groen' en 'Natuur - 1'. De leidingstraat ligt niet vrij op plaatsen waar deze onder de wegen doorloopt. Dit is een bestaande situatie die met die bestemmingsplan niet wordt gewijzigd. Tot slot is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen ter bescherming van de leidingstraat, tegen bijvoorbeeld graafwerkzaamheden. Deze zijn werkzaamheden zijn niet vergunningsvrij maar hiervoor is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist.
Met betrekking tot de zelfredzaamheid en de hulpverlening heeft de brandweer geadviseerd om de nadruk te leggen op het voorlichten en tijdig alarmeren. De voorgestelde maatregelen dragen vooral bij aan een grotere zelfredzaamheid. Het volledige advies van de brandweer is als bijlage 5 van deze toelichting gevoegd.
De functies nabij de buisleiding zijn niet speciaal bestemd voor minder zelfredzame mensen (zoals zorginstellingen, kinderdagverblijven en basisscholen), waarvan de fysieke veiligheidssituatie extra aandacht vraagt van de nood- en hulpdiensten. Er mag dus vanuit worden gegaan dat de aanwezigen in het plangebied gemiddeld zelfredzaam zullen zijn.
De communicatie over risico´s van gevaarlijke stoffen gebeurt via de wettelijke kanalen als de provinciale risicokaart. Amsterdam communiceert op dit moment niet actief over de risico´s van gevaarlijke stoffen. Vanwege de berekende lage risico´s zal voor dit gebied geen actief communicatieprogramma worden opgezet.
Er zijn geen dergelijke bedrijven in of nabij Schellingwoude.
Er is in Schellingwoude geen verkooppunt voor vuurwerk.
Hoogspanningsleidingen veroorzaken elektromagnetische stralingen. In en nabij het plangebied lopen geen hoogspanningsleidingen.
In het plangebied ligt een straalpad (van KPN) die ruimtelijk relevant is. Straalpaden dienen ter bescherming van telecommunicatieverbindingen. Binnen deze gebieden gelden beperkingen voor wat betreft bouwhoogten.
Omdat in het voorliggende plangebied hoofdzakelijk de bestaande situatie wordt vastgelegd en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, wordt er geen afbreuk gedaan aan de voorwaarden van het straalpad. Om deze reden wordt het straalpad op de verbeelding aangeduid ter kenbaarheid maar worden hieraan geen bouwregels gekoppeld.
ligging van het straalpad in het plangebied