20.3 Specifieke gebruiksregels
Voor de in lid 20.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:
20.3.1 Toegestaan gebruik
Tot een gebruik dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:
-
a. uitsluitend ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1' zijn ligplaatsen ten behoeve van woonboten, woonvaartuigen en buiten-categorie woonboten toegestaan, waarbij het maximum aantal woonboten, woonvaartuigen en buiten-categorie woonboten 6 bedraagt;
-
b. uitsluitend ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduidingen 'specifieke vorm van water - 2' zijn ligplaatsen ten behoeve van woonboten toegestaan, waarbij het maximum aantal woonboten 56 bedraagt;
-
c. uitsluitend ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 2' is een ligplaats ten behoeve van een pleziervaartuig toegestaan, waarbij het maximum aantal 1 bedraagt;
-
d. uitsluitend ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduidingen 'specifieke vorm van water - 3' zijn ligplaatsen ten behoeve van woonboten toegestaan, waarbij het maximum aantal woonboten 3 bedraagt;
-
e. uitsluitend ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 4' is een ligplaats ten behoeve van een woonboot of woonark toegestaan;
-
f. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1' gelden de volgende maximale maatvoeringsbepalingen:
-
1. lengte: 40 meter;
-
2. breedte: 5,5 meter;
-
3. hoogte: 3 meter en 40% van de lengte mag maximaal 4 meter zijn, met dien verstande dat op het moment van het in werking treden van het bestemmingsplan reeds vergunde ligplaatsen met een afwijkende maatvoering zijn toegestaan;
-
g. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 2' gelden de maximale maatvoeringsbepalingen zoals opgenomen in bijlage 2 in combinatie met bijlage 3 van deze planregels;
-
h. in afwijking van het gestelde in lid 20.3.1 sub d mogen woonboten, die op het moment van het in werking treden van het bestemmingsplan reeds een vergunde ligplaats met afwijkende maatvoering hebben, deze ligplaats blijven innemen tot het moment dat de betreffende woonboten worden vervangen;
-
i. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 3' gelden de volgende maximale maatvoeringsbepalingen:
-
1. lengte: 30 meter;
-
2. breedte: 5 meter;
-
3. hoogte: 4,5 meter;
-
j. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 4' in de zin van een
woonboot
geldt de volgende maximale maatvoeringsbepalingen:
-
1. lengte: 30 meter;
-
2. breedte: 5 meter;
-
3. hoogte: 4,5 meter;
-
k. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 4' in de zin van een
woonark
geldt de volgende maximale maatvoeringsbepalingen:
-
1. lengte: 20 meter;
-
2. breedte: 7 meter;
-
3. hoogte: 4,5 meter;
-
l. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduidingen 'specifieke vorm van water - 3' en 'specifieke vorm van water - 4' mogen steigers worden opgericht waarbij per woonboot (ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 3') cq. woonboot of woonark (ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 4') de breedte van de steiger niet meer dan de breedte van de woonboot cq. woonark mag bedragen en de diepte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
-
m. voor de in lid 20.1 sub d genoemde functie voor wat betreft drijvende objecten geldt een maximum van 1 per woonboot.
20.3.2 Strijdig gebruik
Tot gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend: