Plan: | Herziening van het uitwerkingsplan Ugd-4 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.M1005BPSTD-VG01 |
Een van de grondslagen voor de ruimtelijke afweging is de Wet geluidhinder (Wgh). De Wet geluidhinder bevat geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van spoor-- en wegverkeergeluid en industriegeluid. Op grond van de Wet geluidhinder gelden langs (spoor)wegen zones.
Op grond van artikel 77 van de Wet geluidhinder is akoestisch onderzoek verplicht indien nieuwe geluidsgevoelige functies als wonen mogelijk worden gemaakt in de geluidszones van:
De Wet geluidhinder kent geen onderzoeksplicht voor 30 km/u-wegen. Wel moet de akoestische belasting als gevolg van 30 km/u-wegen worden meegewogen indien dit vanuit goede ruimtelijke ordening noodzakelijk is. De Graaf Florisstraat en de Marcusstraat zijn beide 30 km/h wegen. Deze wegen hebbeb een lage verkeersintensiteiten op deze wegen. Voor deze buurtstraten is in het kader van de bouwaanvraag akoestisch onderzoek uitgevoerd ten einde om de binnenwaarde te bepalen. Er wordt voldaan aan de vereiste binnenwaarden.
Ad a. wegen waar 50 kilometer per uur of meer wordt gereden
Het plangebied ligt in de geluidzone van de verkeersweg Wibautstraat.
Ad b. spoorwegtrajecten
Het plangebied ligt in de geluidzone van het spoorwegtraject tussen Amsterdam CS en Amsterdam Amstel. De metro ligt hier nog ondergronds zodat deze geen rol speelt.
Ad c. industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder
Het plangebied ligt niet in een zone van een industrieterrein.
Binnen de hierboven genoemde zones onder a en b is de Wet geluidhinder zijn de regels inzake ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van de Wet geluidhinder van toepassing. De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting ("voorkeursgrenswaarde") als gevolg van wegverkeersgeluid bedraagt 48 dB. Voor spoorweggeluid bedraagt de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting bij woningen 55 dB. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel is bevoegd in geval van een overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting een hogere waarde te verlenen. Voor wegverkeersgeluid als gevolg van wegen met een maximumsnelheid van 50 km/u geldt dat een hogere waarde niet hoger mag worden vastgesteld dan 63 dB. Voor spoorweggeluid mag een hogere waarde niet hoger worden vastgesteld dan 68 dB. Wanneer sprake is van meerdere relevante geluidsbronnen, kan slechts een hogere waarde worden vastgesteld voor zover de gecumuleerde geluidbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare geluidbelasting (art. 110a lid 6 Wgh en artikel 1.5 Besluit geluidhinder (Bgh).
In het kader van het bestemmingsplan “Weesperzijdestrook” is akoestisch onderzoek verricht (1999). De geluidsbelasting in de Wibautstraat die berekend is voor het gebied Ugd4, gegeven de etmaalwaarden, is 65 dB(A). In de conclusie van het onderzoek wordt vermeld dat bij de locaties (en dus ook bij Ugd4 de maximaal de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het wegverkeer wordt overschreden, maar de maximaal toelaatbare waarde niet. Nagegaan is of er maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting te verminderen en gebleken is dat ondanks eventuele maatregelen de voorkeursgrenswaarde overschreden zal worden. Daarom heeft de gemeenteraad bij besluit van 3 november 1999 hogere waarden vastgesteld om nieuwbouw van woningen mogelijk te maken. Voor Ugd4 is 65 dB(A) vastgesteld.
Voor spoorwegverkeer is in het bestemmingsplan Weesperzijdestrook alleen voor Ugd5 een hogere waarde vastgesteld. Voor Ugd4 werd de ten hoogste toegelaten waarde niet overschreden.
In het kader van een uitwerkingsplan hoeft formeel geen nieuwe hogere waarde aangevraagd te worden. Echter op grond van jurisprudentie (zie bijv. Afd. bestuursrechtspraak RvS 6 augustus 2003) dient bezien te worden, indien het moederplan gedateerd is, of het uitwerkingsplan nog voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Aannemelijk moet zijn dat in de huidige situatie de vastgestelde hogere waarde van 65 dB(A) niet overschreden wordt. Omdat het betreffende hogere waarde besluit is gedateerd, is reeds bij het uitwerkingsplan “Ugd4” bezien of het de huidige situatie de vastgestelde hogere waarde van 65 dB(A) niet overschreden wordt. In dat kader is geconcludeerd dat de hogere waarde voor het onderhavige plangebied niet overschreden. Onderzoeksbureau Cauberg-Huygen heeft ten behoeve van de voorliggende herziening nader akoestisch onderzoek verricht. De resultaten van dit onderzoek zijn is opgenomen in de bijlage bij de toelichting van de herziening. Het gaat om de 20 maisonettewoningen aan de Wibautstraat. Uit het akoestisch rapport blijkt dat de huidige belasting 64 dB(A) bedraagt. Er wordt derhalve voldaan aan de bij het bestemmingsplan vastgestelde hogere waarde voor het wegverkeerslawaai vanaf de Wibautstraat van 65 dB(A).
Ten gevolge van het spoorwegverkeer op de spoorweg Amsterdam Centraal-Amsterdam Amstel vindt een overschrijding van de ten hoogste toegelaten geluidbelasting van 55 dB plaats. De maximale ontheffingswaarde van 68 dB wordt nergens overschreden. De belasting tengevolge van het spoorwegverkeer aan de zijde van de Wibautstraat bedraagt 61 dB. Op de achtergevel is belasting overal lager dan 55 dB, zodat alle woningen een geluidluwe zijde hebben.
Omdat bij het bestemmingsplan destijds geen hogere waarde voor het spoorweggeluid is verleend voor de woningen waar de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het spoorweggeluid wordt overschreden alsnog een hogere waarde aangevraagd. Deze woningen zullen worden voorzien van een geluidluwe zijde. Hiermee wordt voldaan aan het in november 2007 door B& W vastgestelde beleid, waarin is opgenomen dat woningen waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld in principe een stille zijde dienen te krijgen.
Op grond van artikel 110f van de Wet geluidhinder dient, als een nieuwe geluidsgevoelige functie binnen twee of meerdere geluidzones ligt, waarbij door twee of meer geluidsbronnen ten hoogst toelaatbare geluidbelasting wordt overschreden, de gecumuleerde geluidbelasting te worden berekend. Dit is het geval bij dit bouwplan. Conform het gemeentelijk geluidbeleid is er sprake van een onaanvaardbare geluidbelasting als de gecumuleerde geluidbelasting meer dan 3 dB hoger is dan de hoogste van de maximaal toelaatbare ontheffingswaarden (63 dB voor wegverkeergeluiden 68 dB voor spoorweggeluid). Voor dit bouwplan geldt dat de gecumuleerde geluidbelasting maximaal 66 dB is waar er volgens het Amsterdamse beleid 71 dB nog aanvaardbaar zou zijn.
Er is een aantal mogelijkheden om de geluidsbelasting vanwege spoorweg- en verkeerslawaai op gevels te verminderen dan wel te beperken. Omdat er al een hogere waarde voor het wegverkeerslawaai is en hieraan wordt voldaan is in het kader van onderhavige herziening alleen nader gekeken naar de mogelijkheden om het spoorwegverkeergeluid te beperken. De maatregelen kunnen zowel aan de bron, in het overdrachtsgebied als aan de ontvangzijde worden toegepast. Het kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het toepassen van raildempers, het plaatsen of verhogen van geluidschermen als dan niet gebouwgebonden of gaat hierbij om volgende maatregelen.
Door toepassing van raildempers kan een geluidreductie van circa 3 dB worden bewerkstelligd, hetgeen onvoldoende is om aan de voorkeursgrenswaarde voor het spoorweglawaai te voldoen, terwijl het kostentechnisch ook niet reëel in relatie tot het aantal woningen waarvoor deze ingreep zou worden gedaan. Door het toepassen van geluidschermen langs de spoorweg kunnen geluidreducties worden behaald. In dit geval zou er voor 20 woningen een constructief zeer ingewikkeld scherm moeten worden geplaatst op een viaduct dat hier bouwkundig gezien niet op berekend zal zijn. Aan het viaduct zelf zal dus ook bouwkundig ingegrepen moeten worden verricht. De kosten van deze ingrepen zijn zeer hoog en staan niet in verhouding tot de baten. Ook zouden schermen de stedenbouwkundige barrièrewerking van het spoor juist hier op een bijzonder ongewenste wijze versterken. Bij eerdere procedures in de directe nabijheid, waar het ging om aanzienlijk meer woningen, is deze afweging op gelijke wijze gemaakt.
Het is ten slotte ook mogelijk om maatregelen te treffen aan geluidgevoelige functies zelf, in de vorm van dove gevels of gebouwgebonden geluidschermen, teneinde aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Met een dove gevel zouden de gevels uitgesloten worden van toetsing aan de Wet geluidhinder. Het toepassen van geluidschermen aan de gevels of het toepassen van dove gevels staat echter op gespannen voet met de ventilatie- of brandveiligheidseisen voor woningen. Omdat een gebouwgebonden geluidscherm ook relatief veel kosten met zich meebrengt, is het reëler om de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde toe te staan en de overschrijding door een goede gevelwering op te lossen. Ook anderszins leveren maatregelen onvoldoende reductie op dan wel bestaan uit bouwtechnische, financiële en/of landschappelijke oogpunt aanzienlijke bezwaren.
Omdat de hiervoor beschreven maatregelen grote bezwaren met zich meebrengen en de kosten niet opwegen tegen de baten, is besloten om voor de geluidgevoelige functies hogere waarden vast te stellen voor de geluidsbelasting ten gevolge van het spoorweglawaai.
Het plan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.