direct naar inhoud van 3.9 Milieu
Plan: Museumkwartier en Valeriusbuurt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.K1005BPSTD-VG01

3.9 Milieu

3.9.1 Nationale regelgeving

Wet milieubeheer

In de Wet milieubeheer zijn bepalingen opgenomen voor het behoud en het verbeteren van de milieukwaliteit. De milieukwaliteit vormt een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke belangenafweging. Zodoende heeft de Wet milieubeheer raakvlakken met het bestemmingsplan. In de Wet milieubeheer en het op grond van deze wet vastgestelde Besluit milieueffectrapportage 1994 is bepaald dat voor een bestemmingsplan in bepaalde gevallen een milieueffectrapportage (MER) opgesteld dient te worden.

In dit bestemmingsplan wordt, gezien de conserverende aard ervan, niet voorzien in de realisatie van mer-plichtige dan wel mer-beoordelingsplichtige activiteiten. Zodoende vormen de Wet Milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan (voor de uitbreiding van het Rijksmuseum is toendertijd een MER opgesteld).

Wet luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Omdat titel 5.2 handelt over luchtkwaliteit staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'.

Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in amvb's en ministeriële regelingen.

De nieuwe wetgeving kent een dubbele doelstelling:

  • De overheid wil een belangrijke impuls geven aan het treffen van maatregelen zodat in ons land de Europese normen worden gehaald;
  • De overheid wil er ook voor zorgen dat er meer mogelijkheden zijn om projecten door te laten gaan. Dat was nodig om dat in het verleden veel plannen door de rechter werden stilgelegd vanwege het niet halen van de normen.

Een belangrijk verschil met het vervallen besluit luchtkwaliteit 2005 is dat de nieuwe regelgeving geen directe en harde koppeling meer kent tussen besluiten en grenswaarden. Deze is vervangen door een meer flexibele toetsing of koppeling tussen (ruimtelijke) besluiten en de gevolgen voor de luchtkwaliteit. Een van de elementen daarvan is dat projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' aan de concentraties, niet meer afzonderlijk getoetst hoeven te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Voor projecten die wel in betekenende mate bijdragen aan de concentratie is het nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) relevant.

Een bestemmingsplan is in overeenstemming met de Wet milieubeheer als het bestemmingsplan niet leidt tot een overschrijding of een verdere overschrijding van de normen. Het bestemmingsplan is puur op beheer gericht en staat geen nieuwe ontwikkelingen toe die kunnen leiden tot (verdere) overschrijding van normen. Het bestemmingsplan is derhalve in overeenstemming met de Wet milieubeheer.

Gezien het karakter van de wegen, de ligging van woningen en het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is er geen aanleiding vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening maatregelen te treffen om de luchtkwaliteit in dit kader te verbeteren. Hiervoor wordt op Rijks- en provinciaal niveau aan gewerkt middels actieplannen luchtkwaliteit.

Wet Bodembescherming

Het doel van de Wet Bodembescherming is het behoud en de verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. In geval van graafwerkzaamheden is een bodemonderzoek aan de orde om te bepalen of eventuele vervuilde grond gesaneerd dient te worden. Voor het bestemmingsplan heeft dit voornamelijk betekenis voor zover nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan. Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe bouwmogelijkheden mogelijk. Het verrichten van bodemonderzoek is daarom niet nodig.

Wet geluidhinder

In de Wet geluidhinder zijn sinds het eind van de jaren '70 de wetten en regels voor het bestrijden en voorkomen van geluidhinder ten gevolge van wegverkeer, railverkeer en industrie vastgelegd. Hierin staat bijvoorbeeld wanneer de geluidbelasting moet worden getoetst. Daarnaast is vastgelegd hoeveel decibel geluid in deze situaties zijn toegestaan. Wanneer een overschrijding van de norm wordt geconstateerd bij de toetsing, moeten er maatregelen worden getroffen om de geluidbelasting terug te brengen. De akoestische berekeningen moeten voldoen aan de regels die zijn vastgelegd in Reken- en Meetvoorschriften.

Het bestemmingsplan is conserverend maar biedt de mogelijkheid om huidige niet-geluidsgevoelige functies om te zetten naar geluidsgevoelige functies zoals woningen, onderwijsvoorzieningen of medische voorzieningen. Voor deze locaties is daarom akoestisch onderzoek verricht. Voor een groot aantal locaties is gebleken dat niet aan de voorkeursgrenswaarde voor het wegverkeerslawaai kan worden voldaan (voor de lokale wegen). Onderzocht is of voor deze locaties een hogere grenswaarde op grond van hoofdstuk 3 Besluit Geluidhinder jo. artikel 110a lid 1 en 3 Wet geluidhinder kan worden vastgesteld. Daarnaast is er tevens een groot aantal locaties, waarvoor geen hogere grenswaarde vastgesteld kan worden, aangezien deze de hoogst toelaatbare geluidsbelasting overschrijden.

Naar aanleiding van het onderzoek is in het bestemmingsplan een aantal maatregelen getroffen om nieuwe geluidbelaste gevoelige bestemmingen te beschermen dan wel te voorkomen. In de eerste bouwlaag en kelder/souterrain van de bestemming Gemengd - 1 en Gemengd - 7 worden geen nieuwe geluidgevoelige functies toegestaan. Binnen de panden met deze bestemming, waar op de verdiepingen nieuwe woningen zouden kunnen worden gerealiseerd maar de maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt overschreden is voorgeschreven dat een dove gevel gerealiseerd dient te worden. Binnen de bestemming Gemengd - 2 kunnen in de eerste bouwlaag en kelder/souterrain wel nieuwe geluidgevoelige functies worden gerealiseerd, maar worden óf hogere waarden vastgesteld óf dove gevels voorgeschreven. Op een beperkt aantal adressen zijn nieuwe woningen uitgesloten omdat enerzijds de niet kan worden voldaan aan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt overschreden en anderzijds geen stille (geluidluwe) gevel kan worden gerealiseerd.

In Bijlage 5 is het (ontwerp) Besluit hogere grenswaarden Wet geluidhinder opgenomen, alsmede het daaraan ten grondslag liggende akoestisch onderzoek.

Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nationale regelgeving.

3.9.2 Gemeentelijk beleid

Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam 2005

Op 1 maart 2006 is de gemeenteraad akkoord gegaan met het Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam 2005. Dit actieplan kent als doel het oplossen van de bestaande knelpunten ten aanzien van de luchtkwaliteit in de stad. De drie centrale uitgangspunten van dit actieplan zijn:

  • Het beschermen van de gezondheid van mensen staat centraal.
  • Amsterdam houdt vast aan het concentratiebeleid ten aanzien van het hoofdnet auto.
  • Amsterdam houdt vast aan het beleid met betrekking tot de compacte stad.

Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit Amsterdam

Deze stedelijke richtlijn heeft het college van B&W in december 2009 vastgesteld. Het belangrijkste uitgangspunt in de richtlijn is dat bij stedelijke wegen met meer dan 10.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal binnen een afstand van 50 meter (gemeten van de rand van de weg) geen gevoelige bestemmingen in de eerste lijnsbebouwing worden geprojecteerd. Van de in de richtlijn genoemde uitgangspunten kan gemotiveerd worden afgeweken indien (bijzondere) omstandigheden en belangen hiertoe aanleiding geven.

Met deze Amsterdamse richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit is sprake van extra en strengere regelgeving dan Europa voorschrijft.

De richtlijn geeft aan dat deze alleen bindend is voor de centrale stad. Stadsdelen zijn niet verplicht deze over te nemen. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Zuid heeft besloten deze richtlijn niet van toepassing te verklaren op het onderhavige bestemmingsplan.

Geluidbeleid

Op 13 november 2007 heeft het college van B&W nota “Vaststelling hogere grenswaarden Wet geluidhinder, Amsterdams beleid” vastgesteld, die naar aanleiding van de nieuwe Wet geluidhinder is aangepast. Met het dit besluit wordt geregeld dat de bevoegdheid voor het vaststellen van hogere grenswaarden per 1 januari 2008 wordt doorgeschoven naar de stadsdelen onder de voorwaarde dat de stadsdelen wel gehouden zijn aan het Amsterdamse geluidbeleid en dat het Technisch Ambtelijk Vooroverleg Geluidhinder Amsterdam (TAVGA) om advies wordt gevraagd.

Het geluidbeleid zoals verwoord in de nota Vaststelling hogere grenswaarden Wet geluidhinder, Amsterdams beleid verschilt principieel niet van het bestaande Amsterdamse beleid. De essentie dat woningen waarvoor een hogere grenswaarde wordt vastgesteld in principe een stille zijde moeten hebben is gehandhaafd. Wanneer van dat uitgangspunt wordt afgeweken, wordt in het hogere grenswaarden besluit een motivatie opgenomen. Hoe groter de overschrijding, hoe uitgebreider de motivatie. Woningen met een dove gevel dienen volgens het beleid altijd een stille zijde te krijgen, behoudens in zeer uitzonderlijke gevallen zoals tijdelijke situaties. Indien vliesgevels worden toegepast, worden eisen gesteld aan de handhaving van de buitenluchtkwaliteit, zoals opgenomen in Bouwbrief 2005-15 van de gemeente Amsterdam.

Bij de vaststelling van een hogere waarde wordt rekening gehouden met de samenloop (cumulatie) van de geluidbelasting van verschillende bronnen. Het beleid geeft aan dat er sprake is van een onaanvaardbare geluidbelasting als de gecumuleerde geluidbelasting meer dan 3 dB hoger is dan hoogste van de maximaal toelaatbare ontheffingswaarden.

In Bijlage 5 is het (ontwerp) Besluit hogere grenswaarden Wet geluidhinder opgenomen, alsmede het daaraan ten grondslag liggende akoestisch onderzoek. Deze voldoen aan het Amsterdamse geluidbeleid.

Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het gemeentelijke beleid.

3.9.3 Stadsdeelbeleid

Milieubeleidsplan Amsterdam Oud-Zuid 2009-2011

In het Milieubeleidsplan Amsterdam Oud-Zuid 2009 - 2011 staan de visie en de doelen van het stadsdeel voor de volgende onderwerpen centraal: lucht, geluid, klimaat, duurzaam inkopen, groen, water, bodem en afval.

Twee belangrijke aandachtsgebieden voor de komende tijd blijven lucht en klimaat. Voor een schone lucht bestaat al een 'Uitvoeringsprogramma'.

Nederland heeft recentelijk uitstel gekregen van de Europese Unie om aan de luchtkwaliteitsnormen te voldoen. Dit betekent dat de doelen voor lucht nu zijn:

  • 1. stikstofdioxide (NO2) maximaal 40 µg/m3 (jaargemiddelde) per 1 januari 2015;
  • 2. fijn stof (PM10) maximaal 40 µg/m3 (jaargemiddelde) per midden 2011.

De doelstellingen op het gebied van klimaat sluiten aan bij die van de centrale stad. De stadsdeelorganisatie moet in 2015 CO2 neutraal zijn. Ook moet het stadsdeel als geheel maximaal bijdragen aan de doelstelling om de gehele stad in 2025 40% minder CO2 uit te laten stoten ten opzichte van 1990. Ook is geluid een belangrijk onderwerp. Onderwerpen die aan bod komen zijn onder meer: geluidsoverlast van horeca, geluidsoverlast door bedrijfsmatig gebruik van binnentuinen, verkeersgeluid en bouwlawaai.

Uitvoeringsprogramma verbetering luchtkwaliteit Oud-Zuid 2008-2010 - Werken aan gezonde lucht

Om de acties van het stadsdeel die voortvloeien uit het Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam 2005 in goede banen te leiden, is het uitvoeringsprogramma verbetering luchtkwaliteit Oud-Zuid 2008-2010 opgesteld.

Het doel van het uitvoeringsprogramma is het uitvoeren van knelpuntgerichte maatregelen voor het op maat oplossen van de meest vervuilde straten van Amsterdam en generieke maatregelen om de luchtkwaliteit globaal te verbeteren.

Het uitvoeringsprogramma beschrijft op overzichtelijke wijze de maatregelen die het stadsdeel gaat uitvoeren ter verbetering van de luchtkwaliteit, waarbij de termijnen, de kosten, de financiering en de organisatie van de uitvoering concreet zijn beschreven. Dit uitvoeringsplan beslaat de periode 2008-2010 met dien verstande dat in 2010 alle opgenomen maatregelen in gang zijn gezet.

Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Hiermee draagt het bestemmingsplan niet bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.