Plan: | Museumkwartier en Valeriusbuurt |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.K1005BPSTD-VG01 |
De bebouwing in het Museumkwartier is grotendeels eind 19e eeuw, begin 20e eeuw tot stand gekomen. Door het luxe karakter van de bebouwing onderscheidt de wijk zich van de overige stadsuitbreidingen uit dezelfde periode. Het grootste gedeelte van het gebied maakt deel uit van de '19e-eeuwse gordel'. De buurten ten zuiden van de Roelof Hartstraat en ten zuiden van de Cornelis Krusemanstraat behoren, wat de karakteristieken van de bebouwing betreft, tot de 'Gordel '20-'40'.
De bebouwing van de 19e-eeuwse gordel van Amsterdam wordt getypeerd door gesloten bouwblokken met bebouwing van vier of vijf bouwlagen al dan niet met kap. Doordat het oude slotenpatroon gevolgd is, zijn de binnenterreinen ondiep en in de loop der tijd deels bebouwd geraakt.
Onder een bouweenheid wordt verstaan een pand of een aantal panden dat gebouwd is op grond van de aanvraag met bijbehorende ontwerptekening. Een architectuureenheid is een pand of een aantal panden dat in uiterlijke verschijningsvorm een duidelijke samenhang vertoont. Er is in het Museumkwartier een aantal grotere architectuureenheden te vinden. Er komen ook bouweenheden voor die uit meer architectuureenheden bestaan en andersom kunnen architectuureenheden uit meerdere bouweenheden bestaan. De bouweenheden zijn meestal uit repeterende elementen opgebouwd. In het duurdere segment woningen, villa's en herenhuizen is de architectonische differentiatie beduidend groter dan in de volkswoningbouw, met name in de periode na 1900. Steekkappen met vakwerk, gepleisterde gevels en andere vormen die invloeden vertonen van Engelse en Duitse landhuizen, maar ook traditionele elementen die teruggrijpen op het verleden, komen voor.
Rond het Museumplein wordt de bebouwing gekarakteriseerd door ruim opgezette herenhuizen. Uitzondering hierop vormt de P.C. Hooftstraat, waar goedkopere huizen zijn gebouwd. Rondom het Museumplein zijn er een aantal villa's te vinden. Samen met de musea bepalen deze villa's het gezicht van het plein.
Aan de westzijde van de Museumpleinbuurt zijn herenhuizen te vinden in een eclectische stijl met renaissance en classicistische elementen. Traditionele baksteenbouw met detaillering van de Art-Nouveau en de Nieuwe Kunst is in het begin van de 20e eeuw populair. Vooral in geveltoppen en portieken zijn deze motieven terug te vinden. Rondom het Museumplein en in het oostelijk deel van de wijk is architectuur van latere datum te vinden. De villa's rondom het Museumplein zijn in diverse stijlen, van eclecticisme tot traditionalisme, gebouwd. Een deel van panden in de Johannes Vermeerstraat is gebaseerd op de landelijke (Duitse) bouwkunst.
Waar in het Museumkwartier vooral sprake is van veel luxe en grote woningen in gevarieerde architectuur, vormt het Duivelseiland hier een uitzondering op. Deze buurt sluit aan op De Pijp met veel kleine woningen. De drie zuidelijke buurten langs het Noorder Amstelkanaal, Banpleinbuurt, Hondecoeterbuurt en de Harmoniehofbuurt, zijn grotendeels in de jaren '20 gebouwd. Met name de Banpleinbuurt bevat veel zeer grote woningen. De woningen in de Harmoniehof vormen een bijzondere eenheid in architectuur en eigendom.
Tussen 1900 en 1920 werd de bebouwing in de Vondelpark-Concertgebouwbuurt gerealiseerd. In deze buurt zijn de volgende drie typische zones zijn te onderscheiden:
Het 'invullende' bouwen is vooral opvallend aan de Willemsparkweg, waar veel jaarstenen de verschillende bouwjaren aangeven. Er zijn jaren geweest waarin de royaal van ornamenten voorziene huizen afwisselden met open gaten, welke nog moesten worden bebouwd en waar doorheen men uitzicht had op de achterliggende landerijen. De Van Breestraat bestaat daarentegen uit bebouwing die niet zozeer uit aparte eenheden bestaat, maar meer uit 4 tot 6 qua bouwwijze en detaillering bij elkaar horende huizen. In mindere mate wordt dit ook in de Valeriusstraat aangetroffen. De Van Breestraat, de Palestrinastraat en de Valeriusstraat zijn in hoog tempo volgebouwd. Al in 1905 waren hier aaneengesloten straten ontstaan met een gevarieerde bebouwing van doorgaans vier woonlagen.
De Johannes Verhulststraat en de overige straten vanaf de Emmastraat richting Amselveense weg zijn ook kort na 1900 volgebouwd, maar met typische gesloten bouwblokken. Opmerkelijk is dat in deze straten veel minder aandacht geschonken is aan het detail aan de buitenkant dan in de bovengenoemde straten als de Willemsparkweg: een enkel balkonnetje heeft nog wel eens een ornament en soms zijn portieken met tegeltableaus verfraaid. Wel is ook hier veel zorg besteed aan het interieur, zoals fraai gestuukte plafonds en houtwerk met veel profielen. Wat verder opvalt is dat aan de bouwexplosie van 1900-1905 abrupt een einde kwam. Tot ongeveer 1910 hield achter de bebouwing aan de oneven kant van de Johannes Verhulststraat en de in het verlengde liggende Lomanstraat, de bebouwing halt. Vanaf 1910 werden terreinen langs de De Lairessestraat en de Cornelis Krusemanstraat in erfpacht uitgegeven en ontstonden daar monumentale, aaneen gebouwde herenhuizen, vroege types van flatwoningen en, meer richting de Amstelveenseweg, complexen van woningbouwverenigingen, doorgaans in de stijl van de Amsterdamse School gebouwd. Het feit dat het gemeentebestuur toentertijd al met het uitbreidingsplan Zuid van Berlage, goedgekeurd in 1917, bezig was, heeft invloed gehad op de meer monumentale wijze van bouwen langs de als doorgaande verkeersroute geplande De Lairessestraat en de Cornelis Krusemanstraat.
Karakteristiek voor de Gordel '20-'40 is de samenhang tussen de hiƫrarchische, bloksgewijze stedenbouwkundige opzet - van hoofdassen tot intieme pleintjes - de architectuur van de straatwanden en de aandacht voor het sculpturale detail. Hogere bebouwing op de hoeken versterkt de hoofdassen en markeert de toegang tot de woonstraten en achtergelegen buurten. De bebouwing bestaat uit architectonische eenheden. Een architectuureenheid is een pand of een aantal panden dat in uiterlijke verschijningsvorm een duidelijke samenhang vertoont. Deze eenheden kunnen een heel bouwblok, een straatwand of een groot aantal aaneengesloten huizen die samen een lange straatwand vormen, betreffen.
Binnen de Gordel '20-'40 wordt het beeld van de architectuur bepaald door de grote vlakken metselwerk, met daarin een evenwichtige compositie van in ritme geplaatste openingen, erkers, balkons, penanten en andere elementen. De gevels zijn rijk aan detaillering. Er is vaak gebruikt gemaakt van verschillende steensoorten en metselverbanden, er is een grote verscheidenheid aan kozijnvormen en er is veel beeldhouwwerk aangebracht. Ook is er veel aandacht besteed aan kleine details als raampjes in voordeuren, deurknoppen en sierrandjes.
Vanaf circa 1915 is de strook grond tussen de De Lairessestraat / Corn. Krusemanstraat en het Noorder Amstelkanaal uitgegeven in grote percelen voor de bouw van o.a. het duurdere type herenhuizen in seriebouw zonder bovenwoning. Rond het Valeriusplein werden flatwoningen in de duurdere categorie woningen gerealiseerd. In het zuidwesten van de strook werd in 1921 een door J.C. van Epen ontworpen complex sociale woningen in de stijl van de Amsterdamse School gerealiseerd (Corn.Krusemanstraat 27-43 / Hendrik Jacobszstraat 27-33 / Pieter Lastmankade 31-39).