Plan: | Museumkwartier en Valeriusbuurt |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.K1005BPSTD-VG01 |
Een groot deel van het plangebied maakt deel uit van de Amsterdamse 19de-eeuwse Ring. In de structuur van de Amsterdamse 19de-eeuwse Ring is nog veel van het oude landschap te zien. Men is uitgegaan van de oude polderverkavelingen, waardoor veel straten het oude slotenpatroon volgen. De lange, smalle rechthoekige bouwblokken zijn eigenlijk de directe opvolger van de middeleeuwse veenweiden. In de Concertgebouwbuurt is de oude verkaveling minder direct gevolgd en zijn ter verlevendiging pleinen aangebracht. Wel volgen ook hier de lange rechte straten de lijnen van de oude sloten en weiden.
De samenhang die er binnen de 19de-eeuwse Ring tussen architectuur en stedenbouw is, is niet van tevoren vanuit een samenhangende visie gepland. Deze samenhang is ontstaan doordat het stedenbouwkundige systeem van rechthoekige, gesloten bouwblokken een herkenbaar, regelmatig patroon vormt en de bebouwing in hoofdvorm en in detail tamelijk homogeen is. Er is binnen het stratenpatroon, dat onderbroken wordt door pleinen, parken en waterlopen, sprake van een duidelijke ordening. Het perspectivische vergezicht van de straten wordt begeleid door ritmisch gelede wanden van de bouwblokken. De individuele percelen bepalen de verticale lijnen en de sierbanden, dorpels en lijsten bepalen de horizontale lijnen. De hiërarchie tussen de straten onderling wordt bepaald door de relatie tussen de straatbreedte en de goothoogte. Voor buurtstraten geldt een standaard van 15 meter breed en 15 meter hoog, wat overeenkomt met 4 bouwlagen. Bij deze bijna vierkante doorsneden ontvangen alle woningen nog voldoende licht. De verhouding waarbij de goothoogte niet meer dan de straatbreedte mag zijn, werd binnen vrijwel de gehele Ring gevolgd en later vastgelegd in de Bouwverordeningen. Voor concentrische en radiale hoofdverkeerswegen, de hoofdassen in de buurt en enkele straten 'op stand' geldt een verhouding waarbij de straatbreedte 20 tot 30 meter is en de woning 4 bouwlagen bevat. In de straten 'op stand' bevatten de woningen over het algemeen een meer gewaardeerde architectuur en zijn de verdiepingen hoger opgetrokken.
Tot de openbare ruimte van de 19de-eeuwse Ring behoren de structuur van straten en pleinen, parken, het water van de grachten en de natuurlijke waterlopen. De inrichting en het profiel van de openbare ruimte bestaan uit de boomaanplant langs de wegen, de scheiding van verkeersstromen en het straatmeubilair. De structuur is nog redelijk intact, maar de inrichting vrijwel nergens meer. Karakteristiek zijn de ruitvormige en soms cirkelvormige pleinen welke zijn ontstaan door de afgeschuinde en afgeronde hoeken van de bouwblokken. Deze afgeschuinde en afgeronde hoeken leveren veel visuele ruimtewinst op. Het denkbeeldige vierkant dat in zijn geheel kan worden overzien op dezelfde kruising blijkt bij afgeschuinde hoeken veel groter te zijn. In de Ring zijn relatief veel parken en plantsoenen te vinden. De situering hiervan is altijd verbonden aan concentrische hoofdroutes. In tegenstelling tot de meeste andere straten waren deze routes meestal met bomen beplant. Voortuinen zijn in de Ring spaarzaam. Zelden werd een openbaar gebouw gebruikt als afsluiting van een zichtas. De Jacob Obrechtkerk lijkt deze functie wel te hebben, maar deze staat niet precies in de as van de Palestrinastraat. Alleen de Vondelkerk van Cuypers bevat deze functie in de door Cuypers zelf ontwikkelde Vondelstraat. De structuur van de waterlopen vormde het raamwerk waarbinnen de planvorming in de Ring gestalte kreeg. Het Museumkwartier en de Willemsparkbuurt worden door het Noorder Amstelkanaal gescheiden van de Stadionbuurt en de Apollobuurt. De Boerenwetering scheidt het Museumkwartier van De Pijp.
De stedenbouwkundige structuur van de Willemsparkbuurt, waarbinnen Valeriusbuurt Oost en Valeriusbuurt West gelegen zijn, is in zijn hoofdopzet veelal bepaald door de richting van de sloten en paden in de vroegere weilanden langs boeren- en tuindersbedrijfjes. Het heeft hierdoor een langgerekte vorm in oost-west richting.
De eerste hoofdas wordt gevormd door de Willemsparkweg en in het verlengde hiervan de Koninginneweg. De knik op het overgangspunt van de twee wegen is het gevolg van de uitleg van het Willemspark. De tweede hoofdas, de De Lairessestraat en in het verlengde de Cornelis Krusemanstraat vormt de rechte verbinding tussen de Van Baerlestraat en de Amstelveenseweg. De overige straten zijn nevenstraten, omdat deze worden onderbroken door de dwarsstraten, waarvan de dwarsassen worden gevormd door de Cornelis Schuytstraat, de Emmastraat en de Emmalaan / Valeriusplein.
Het centrum van het Willemspark wordt gevormd door het Emmaplein. In het verlengde van dit plein ligt het Valeriusplein, ontworpen naar een plan van Berlage. Het Valeriusplein ligt in een lijn met het Olympiaplein aan de andere zijde van het Noorder Amstelkanaal. Deze lijn vormt een monumentale as, via het poortgebouw van het Amsterdams Lyceum. Dit Amsterdams Lyceum vormt met de flankerende appartementengebouwen Valeriusterras en Westhove een bijzonder ruimtelijk element.
Een ander stedenbouwkundig waardevol element vormt de reeks profielen van de Pieter Lastmankade en de Jan van Goyenkade, welke verder doorloopt in de Reynier Vinkeleskade, met aangrenzende gevelwanden. Dit deel geeft intern structuur aan het gebied rond het Noorder Amstelkanaal dat, door drukke verkeerswegen en water omsloten, een geïsoleerde ligging heeft. Het groen heeft met z'n volgroeide bomen en zonnige ligging aan het water een voor de recreatie substantiële maat.
Van waarde zijn verder nog de noordelijke en zuidelijke gevels van de Haquartstraat, de Viottastraat en de De Lairessestraat tussen de Dufaystraat en de Lassusstraat. De voorgevelrooilijn van deze straten is gedeeltelijk teruggelegd en de verwijding wordt geaccentueerd in de architectuur waardoor er een grotere verblijfswaarde ontstaat.
In het uitbreidingsplan van Van Niftrik uit 1867 is er van uitgegaan dat het Museumkwartier een exclusieve woonwijk binnen de 19e-eeuwse gordel zou worden. Tussen het Vondelpark en de Boerenwetering projecteerde Van Niftrik een villawijk met de mogelijkheid tot plaatsing van het Museum Willem I (het latere Rijksmuseum), een nieuwe schouwburg en een grote kerk. Het centrum van dit stadsgedeelte was ingeruimd voor een zeer groot rond plein waar 12 wegen uitstraalden. Dit uitbreidingsplan heeft de eindstreep niet gehaald. Wel zijn er vele elementen uit dit plan in latere plannen opgenomen. J. Kalff liet in zijn uitbreidingsplan voor Amsterdam uit 1876 het gedeelte tussen P.C. Hooftstraat en Boerenwetering oningevuld. In het plan was wel de mogelijkheid opgenomen de Ceintuurbaan door te trekken (Roelof Hartstraat - Van Baerlestraat en Constantijn Huygensstraat) zodat een ringweg om de oude stad ontstond.
In 1902 werd het voorstel voor het plan Museumplein en de omringende krans van straten van P.J.H. Cuypers van 1891 in gewijzigde vorm door de Gemeenteraad aangenomen. Het was bepalend voor de verdere ruimtelijke ontwikkeling van het Museumplein. Dit plan had een centraal gelegen, groot plein dat als groene long van belang zou zijn voor de gezondheidstoestand van de bewoners in de omliggende wijken. De monumentale en symmetrische vorm van het Rijksmuseum als stadspoort naar het nieuw te bouwen stadsdeel vroeg om een brede allee in het verlengde van de doorrit. De ligging van het Concertgebouw en het Stedelijk Museum maakte de stedenbouwkundige indeling van het Museumplein lastig. Het Concertgebouw (1888) ligt een kleine slag gedraaid en iets terzijde van de zichtas vanuit het Rijksmuseum. Het Stedelijk Museum (1894) ligt, net als het Rijksmuseum, met zijn rug naar het Museumplein gericht. Tot een goede inrichting van het Museumplein kwam het niet. Het terrein werd verhuurd voor grootschalige manifestaties en sportactiviteiten. Vanaf 1952 werd een nieuw inrichtingsplan van C. van Eesteren uitgevoerd, waarbij in aansluiting op de snelweg vanuit Den Haag en Schiphol een verbinding zou komen in de vorm van een middenweg tot aan het Rijksmuseum. De snelweg is echter nooit voltooid.
In de jaren '90 is het Museumplein heringericht door de Deen Sven-Ingvar Andersson. Sterke punten van het nieuwe Museumplein zijn de versterking van de zichtlijnen, de parkaanleg, de open ruimte die voor het Concertgebouw is vrijgelaten en de terugdringing van de auto's en bussen. De asymmetrie in het gebruik werd versterkt door aan de westzijde het voetgangersverkeer te concentreren, terwijl het fietsverkeer naar een kronkelend parcours aan de oostzijde werd verwezen. Het 'ezels-oor' aan de Van Baerlestraat heeft een vanzelfsprekende plek veroverd. De laantjes, de lichtlijn en het straatmeubilair versterken het hybride karakter van het plein. Andersson koos bovendien voor een neutrale klinkerverharding waarin fietsers en voetgangers niet een duidelijke, eigen plek kregen.
Het J.W. Brouwersplein kan als een stedenbouwkundige uitloper van het Museumplein worden beschouwd. De gevelwand J.W. Brouwersplein, J.W. Brouwersstraat is een onderdeel van de plaatselijk vanaf het Museumplein zichtbare omringende bebouwing en vormt voor wat betreft schaal, structuur, materiaalgebruik en detaillering een rustige, bijna ongemerkte overgang van het Museumplein met zijn monumentale bebouwing naar de achter het Concertgebouw gelegen gave woonstraten.
Een stedenbouwkundig waardevol element in het gebied rond het Museumplein vormt de Harmoniehof. De Harmoniehof is een woonbuurtje, gebouwd in de stijl van de Amsterdamse School, dat door zijn schaal een harmonieus geheel met zijn omgeving vormt. Vrijwel de gehele buurt is op de kaart cultuurhistorisch waardevolle bebouwing opgenomen.