Plan: | Wiener |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A1106BPSTD-OH01 |
De nieuwe bolwerken lagen vrij ver in het IJ. De dam lag in diep water en was daarmee uitermate geschikt voor havenfuncties: een voor de hand liggende plaats voor de Amsterdamse oorlogsvloot, die naar een nieuwe, grotere locatie zocht. Het vestingeiland werd getransformeerd tot haveneiland. Aan de westkant van de nieuwe vestingwal werden ‘s lands Zeemagazijn en een aantal werven en havens aangelegd. De bolwerken verdwenen, en door middel van aanplemping werd het verbonden met het buitendijkse gebied buiten de oude vesting. Haaks op de Nieuwe vaart werd de Kattenburgergracht gegraven. Aan de huidige loop van de Kattenburgerstraat is de knik die in de vestingwal van rond 1640 lag, nog goed te zien. De transformatie van Kattenburg maakt deel uit van een reeks stedenbouwkundige aanpassingen die de vorm van de eilanden bepaalden. Om werk en kosten te besparen werd de bestaande structuur waar mogelijk gehandhaafd.
Doordat de bolwerken op Kattenburg waren verdwenen, moest worden gezocht naar een nieuwe manier om de oostelijke stadsrand verdedigbaar te maken. Er werd tevens besloten om ten oosten van Kattenburg nog meer nieuw haventerrein aan te leggen. Dat besluit resulteerde in de aanleg van Wittenburg en Oostenburg en een nieuwe fortificatie aan de oostelijke stadsrand.
De Oostelijke eilanden kregen, in tegenstelling tot de meeste oudere haveneilanden van Amsterdam, allemaal een eigen programma en een bijpassende structuur.
Kattenburg werd de zetel van de Admiraliteit, de stedelijke oorlogsvloot. Wittenburg werd bestemd voor particuliere scheepswerven. Oostenburg werd voor een groot deel het domein van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Tot het midden van de zeventiende eeuw waren de meeste werven, samen met die van de Admiraliteit, gevestigd op het eiland Rapenburg.