Plan: | Legmeerpolder |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0362.11-VG02 |
Het kader voor bodem wordt gevormd door de Wet bodembescherming, De Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht en de Waterwet.
Bodemopbouw
De oorsprong van het plangebied is beschreven in § 4.3 en § 4.4. Hierin is ook aangegeven dat bodem aan het maaiveld hoofdzakelijk uit humeuze zeeklei bestaat. Deze is niet in het gehele gebied uniform. In de vorige eeuw is voor grote delen van de polder grondverbetering toegepast. Hierbij is de zandige ondergrond m.b.v. een diepploeg omhoog gebracht en vermengd met de bovenliggende klei. Hierdoor is de bodem geschikt gemaakt voor akkerbouw.
De wegen en taluds rondom de polder (m.u.v. de Randweg) zijn voormalige polderkades en bevatten een basis van veen. De wegen in het gebied zelf zijn voorzien van een zandbed. Ook het spoorbed van de voormalige spoorlijn bestaat uit zand.
Het maaiveld van het plangebied kent een kleine variatie maar bevindt zich gemiddeld op –4,5 NAP.
Bodemkwaliteit
Oorspronkelijk was het plangebied vrij van verontreiniging. Bodemverontreiniging is o.a. ontstaan door de toepassing van erfverhardingen en - ophogingen, opslag en gebruik van (vloeibare) brandstoffen zoals huisbrandolie (huisbrandolie), het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de tuinbouw en het gebruik van asbesthoudende constructiedelen en beschoeiingen. Het overmatige gebruik van meststoffen in de glastuinbouw heeft plaatselijk indirect geleid tot matige tot sterke verontreinigingen met nikkel in het grondwater. Een aparte categorie betreft het bedrijventerrein Wagenweg. Dit terrein is in 1993 gesaneerd, maar lokaal herverontreinigd.
Een inventarisatie van bodemonderzoeken die zijn geregistreerd in het Amstelveense bodeminformatiesysteem geeft aan dat er in het plangebied in de loop der jaren ruim 160 bodemonderzoeken op ca. 80 locaties zijn uitgevoerd. Vrijwel alle bodemonderzoeken zijn uitgevoerd in het tuinbouwgebied, ten westen van de Zijdelweg. Uit de onderzoeken blijkt dat de voornoemde bronnen van bodemverontreiniging inderdaad in het gebied voorkomen, maar in mindere mate dan de Legmeerpolder ten noorden van de J.C. Van Hattumweg. Oorzaak hiervan is dat de tuinbouw relatief jong is, waardoor er weinig oliestook heeft plaatsgevonden en er weinig vervanging van tuinbouwkassen is opgetreden. Aangenomen wordt dat de onbebouwde gebiedsdelen niet verontreinigd zijn. Opgemerkt dient te worden dat de uitgevoerde onderzoeken zich met name richten op verontreiniging binnen de perceelsgrenzen. Zo is er weinig aandacht voor slootbodems en oevers.
In de regionale bodemkwaliteitskaart uit 2008 blijkt dat de gemiddelde bovengrondkwaliteit licht verontreinigd is en dat de ondergrond vrij is van verontreinigingen. Getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit (2011) blijkt de gemiddelde boven –en ondergrond de klasse Overig (schoon) te omvatten.
Waterbodemkwaliteit
Er zijn geen gegevens bekend over de kwaliteit van het slootslib.
Bodemenergie
De ondergrond van het plangebied is theoretisch geschikt voor bodemenergiesystemen. Er is in het plangebied (2011) al 1 WKO-installatie in gebruik aan de Meerlandenweg 9-11.
Eisen bij herinrichting en bestemmingswijziging
Bij herinrichting gelden een eenvoudige voorwaarde: de bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de beoogde bestemming of het beoogd gebruik.
Voorafgaand aan herinrichting of bestemmingswijziging moet via bodemonderzoek worden aangetoond of aan deze voorwaarde wordt voldaan. Ernstige gevallen van bodemverontreiniging moeten worden gesaneerd. Of niet-ernstige gevallen moeten worden gesaneerd is afhankelijk van het toekomstige gebruik en het op dat moment geldende bodembeleid.
Een apart aandachtspunt vormen de verontreinigingen met nikkel in het grondwater. Deze verontreinigingen worden indirect veroorzaakt door de tuinbouw. Het ligt in de verwachting dat deze verontreinigingen op den duur zullen verdwijnen wanneer de huidige tuinbouwactiviteiten worden beëindigd. Het huidige beleid is dat bij historische verontreinigingen (ontstaan voor 1987) tot maximaal 3 maal interventiewaarde worden toegeschreven aan regulier bemesting. Verontreinigingen met hogere concentraties worden toegeschreven aan onoordeelkundig gebruik en vereisen maatregelen (monitoring). Echter, indien blijkt dat sprake is van nieuwe verontreiniging is actieve sanering noodzakelijk.
Bodemonderzoek woningbouw J.C. van Hattumweg naast 15 en 17
Voor beide bouwlocaties is geen (analytisch)bodemonderzoek uitgevoerd. De te verwachten bodemkwaliteit kan worden afgeleid uit onderzoeken uitgevoerd op aangrenzende terreindelen.
Bodemonderzoek op aangrenzend terrein
Uit bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de huidige bebouwing op het perceel J.C. van Hatumweg 17 blijkt dat de grond licht verhoogde concentraties PAK, minerale olie en EOX aanwezig zijn. Het grondwater bevat geen verhoogde gehalten.
Uit bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de voormalige opslag en aanmaak van meststoffen en bestrijdingsmiddelen op het perceel J.C. van Hattumweg 15 blijkt dat de bovengrond daar licht verontreinigd is met zware metalen. De ondergrond is niet onderzocht. Het grondwater is sterk verontreinigd met nikkel en licht met chroom.
Uit bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het voormalige kassencomplex achter deze percelen blijkt dat de bodem licht verontreinigd is met zware metalen, minerale olie en bestrijdingsmiddelen ("Drins"). Plaatselijk is de bodem matig tot sterk verontreinigd met PAK. Het grondwater is sterk verontreinigd met nikkel.
Consequenties bodemverontreiniging
Met enkele uitzonderingen zijn bodem en grondwater licht verontreinigd. Beperkte financiële risico's zijn te verwachten als gevolg van de volgende verontreinigingen:
PAK in de grond:
Deze bevindt zich langs de slootzijde en hangt samen met de aanwezigheid van puinresten. De omvang is beperkt (12m³). Er is geen sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Indien ter plaatse in de grond gewerkt wordt dient een plan van aanpak ingediend te worden bij de gemeente Amstelveen. Sterk verontreinigde grond dient afgevoerd te worden naar een erkende verwerker.
Dieldrin in de grond:
Deze vormt een beperking voor het hergebruik van grond, maar niet voor de geschiktheid als bouwgrond. Bij een negatieve grondbalans kan de afvoer en verwerking echter een forse kostenpost worden. Het is nog niet duidelijk of t.z.t. een hergebruiklocatie (binnen de Legmeerpolder) beschikbaar is. Er is nooit onderzoek uitgevoerd naar dieldrin in de rest van de tuinbouwgebieden.
Nikkel in het grondwater:
Deze is toe te schrijven aan het (voormalig) landgebruik (tuinbouw). Er is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging, dat zich vermoedelijk uitstrekt tot de bouwlocatie. De verontreiniging vormt geen belemmering voor de bestemming wonen. Echter, het is niet toegestaan grondwater te onttrekken. Indien de bouwplannen dit noodzakelijk maken, is een door het bevoegd gezag Wet bodembescherming (de Provincie Noord-Holland) goedgekeurd saneringsplan vereist.
De verwachting is dat nu de bedrijfsactiviteiten beëindigd zijn de nikkelconcentraties op termijn af zullen nemen.
Asbest
De kassen zijn recentelijk gesloopt. Op de locatie heeft een asbestinventarisatie plaatsgevonden waaruit blijkt dat asbest is toegepast als plaatmateriaal, isolatiemateriaal en pakkingmateriaal. In de meeste gevallen betreft het asbest die, mits verwijderd volgens de daarvoor geldende voorschriften, geen risico voor de bodem oplevert. De asbestinventarisaties doen echter geen uitspraak over asbest dat eventueel verborgen is in dak-, wand- en vloerconstructies.
De locatie is daarmee asbestverdacht. Bij een aanvraag voor een bouwvergunning zal gevraagd worden naar een onderzoek “asbest in de bodem” volgens de NEN 5707.
Bodemonderzoek woningbouw J.C. van Hattumweg naast 13
Op de bouwlocatie is geen (analytisch) bodemonderzoek uitgevoerd. De te verwachten bodemkwaliteit kan worden afgeleid uit onderzoeken uitgevoerd op aangrenzende terreindelen.
Bodemonderzoek op aangrenzend terrein
Uit bodemonderzoek ter plaatse van de woning op het perceel J.C. van Hattumweg 13 blijkt dat de grond en grondwater maximaal licht verontreinigd zijn.
Uit bodemonderzoek ter plaatse van de voormalige spuitinstallatie van de bedrijfsgebouwen achter J.C. van Hattumweg 13 blijkt dat de bodem licht verontreinigd is met EOX. Ter plaatse van het ketelhuis zijn grond en grondwater sterk verontreinigd met minerale olie. Het grondwater is verder matig met naftaleen en licht met xylenen. Er is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging.
Op het terrein zijn ooit drie brandstof/olietanks aanwezig geweest. Deze zijn in 1973 verwijderd.
Uit bodemonderzoek ter plaatse van de kassen blijkt dat de grond maximaal licht verontreinigd is. Het grondwater is sterk verontreinigd met nikkel. Er is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging.
Consequenties bodemverontreiniging
Minerale olie in grond en grondwater:
Deze is mogelijk toe te schrijven aan het lekkage uit (ondergrondse) brandstoftanks. Er is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging. De verontreiniging strekt zich vermoedelijk niet uit tot de bouwlocatie naast nummer 13. Indien de bouwplannen op nummer 13 dit noodzakelijk maken, is een door het bevoegd gezag Wet bodembescherming (de Provincie Noord-Holland) goedgekeurd saneringsplan vereist. Naar verwachting kan worden volstaan met een BUS melding.
Nikkel in het grondwater:
Deze is toe te schrijven aan het (voormalig) landgebruik (tuinbouw). Er is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging, dat zich vermoedelijk uitstrekt tot de bouwlocatie. De verontreiniging vormt geen belemmering voor de bestemming wonen. Echter, het is niet toegestaan grondwater te onttrekken. Indien de bouwplannen dit noodzakelijk maken, is een door het bevoegd gezag Wet bodembescherming (de Provincie Noord-Holland) goedgekeurd saneringsplan vereist.
Asbest
De kassen zijn recentelijk gesloopt. Op de locatie heeft een asbestinventarisatie plaatsgevonden waaruit blijkt dat asbest is toegepast als plaatmateriaal, isolatiemateriaal en pakkingsmateriaal. In de meeste gevallen betreft het asbest die, mits verwijderd volgens de daarvoor geldende voorschriften, geen risico voor de bodem oplevert.
Hierbij worden twee kanttekeningen gemaakt:
De locatie is daarmee asbest-verdacht. Bij een aanvraag voor een bouwvergunning zal gevraagd worden naar een onderzoek “asbest in de bodem” volgens de NEN 5707.