direct naar inhoud van Artikel 5 Waarde - Archeologie
Plan: Doelenveld Carré
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0361.BP00022-0305

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming (basisbestemming), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 algemeen

Op en onder de in 5.1 aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, tenzij vooraf door de aanvrager een rapport is overlegd dat voldoet aan de richtlijnen van de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en met dien verstande dat aan de bouwvergunning de volgende verplichtingen verbonden kunnen worden.

  • a. het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem behouden kunnen worden
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door burgemeester en wethouders vastgesteld programma van eisen, of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en
    wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.2.2 Uitzondering op verbod

Het bouwverbod in 5.2.1 is niet van toepassing indien bouwwerkzaamheden plaatsvinden met een maximale diepte van 0,20 meter en maximum oppervlak van 25 m2.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.1 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de aan de gronden gegeven (basis)bestemming op voorwaarde, dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het beschermd stadsgezicht
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied of een
    afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd
  • c. bij de afweging omtrent de afwijking toepassing wordt gegeven aan de
    criteria als genoemd in lid 5.2.1, dan wel dat voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4 voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is verleend
  • d. alvorens de afwijking wordt toegepast, advies wordt ingewonnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige
  • e. het bepaalde in de onderliggende bestemming onverminderd van toepassing blijft.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) binnen de in 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen, en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur, tenzij deze worden uitgevoerd in het kader van archeologische opgravingen volgens een door burgemeester en wethouders vastgesteld archeologisch Programma van Eisen
  • b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting, bomen en houtgewas
  • d. het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk
  • e. de aanleg van een drainage ongeacht de diepte.

5.4.2 Toegestane werkzaamheden

Het in 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan
  • c. zich in een reeds opgegraven gebied bevinden, zulks uitsluitend ter beoordeling door de
    gemeentelijk archeoloog
  • d. werkzaamheden waarbij de grondverstoring plaatsvindt in een gebied kleiner dan 25 m² en op
    minder dan 0,20 meter diepte.

5.4.3 Voorwaarden

Een vergunning als bedoeld in 5.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 5.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd, dat voldoet aan de richtlijnen van de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld
  • c. voldaan is aan de volgende verplichtingen die aan de vergunning kunnen worden verbonden
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door burgemeester en wethouders vastgesteld programma van eisen, of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door
      burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.