direct naar inhoud van Bijlage 6 Onderzoek luchtkwaliteit
Plan: Lekboulevard - Hoog Zandveld Centrum
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0356.BPLC2010001-OH04

Bijlage 6 Onderzoek luchtkwaliteit

Toetsingskader

Hoofdstuk 5 Wet milieubeheer

Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Het NSL is goedgekeurd door de Europese Commissie waardoor Nederland uitstel heeft gekregen van de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel B6.1 weergegeven. Andere stoffen hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel B6.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)1)    jaargemiddelde concentratie   48 µg/m³   tot en met 10 juni 2011  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 75µg /m³   tot en met 10 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50µg /m³   vanaf 11 juni 2011  
  • 1. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorie betreft onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen.

Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007

Op grond van de Wm is bepaald dat concentraties van stoffen die zich van nature in de buitenlucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de grenswaarden voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten (bijdrage zeezout). Aangegeven is hoe groot de aftrek van het jaargemiddelde en 24-uurgemiddelde per gemeente bedraagt. Voor de gemeente Nieuwegein bedraagt deze aftrek respectievelijk 4 µg/m³ en 4 overschrijdingsdagen. De Regeling omvat eveneens regels voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een standaardrekenmethode voor binnenstedelijke eenvoudige situaties en voor overige situaties. Er mag van een andere methode gebruik worden gemaakt indien deze is goedgekeurd door het Ministerie van VROM. In de Regeling is tevens aangegeven welke gegevens gebruikt worden bij het maken van de berekening en op welke wijze de berekeningsresultaten worden afgerond.

Uitgangspunten en resultaten onderzoek

Het voorliggende bestemmingsplan maakt verschillende ontwikkelingen mogelijk. Deze ontwikkelingen hebben een verkeersaantrekkende werking. In de paragraaf verkeer is bepaald dat het aantal verkeersbewegingen in het worstcasescenario met 1.222 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde) toeneemt (zie paragraaf 2.5 verkeer). Met behulp van de nibm-tool (http://www.infomil.nl) is berekend dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) als gevolg van de realisatie van dit plan mogelijk in betekenende mate toenemen. Er is daarom een onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd om aan te tonen dat binnen het plangebied en in de omgeving daarvan in geen geval sprake is van een overschrijding van grenswaarden.

Onderzoeksmethode
De luchtkwaliteit als gevolg van het verkeer op de ontsluitende wegen is berekend met behulp van het CAR II-programma. Het CAR II-programma geldt als het standaardrekenprogramma voor luchtkwaliteit in binnenstedelijke situaties met enige vorm van bebouwing. Het plangebied en zijn omgeving worden als zodanig aangeduid. Het CAR-programma is geschikt voor het verkrijgen van een algemeen beeld van de luchtkwaliteit en voor het opsporen van knelpunten.  

Invoergegevens

De verkeersintensiteiten op de maatgevende ontsluitende wegen zijn weergegeven in tabel B6.2. De verkeersintensiteiten zijn gebaseerd op door de gemeente aangeleverde gegevens. Omdat de verkeersintensiteiten voor het jaar 2011 ontbreken en voor het jaar 2020 alleen de verkeersintensiteiten zonder ontwikkeling bekend zijn, is voor deze jaren uitgegaan van een worstcasebenadering. Dit houdt in dat er voor de scenario's '2011 met ontwikkeling' en '2020 met ontwikkeling' gerekend is met de verkeersintensiteiten uit het scenario '2022 met ontwikkeling'. Omdat voor 2011 ook de verkeersintensiteiten in de situatie zonder ontwikkeling ontbreken, is het scenario '2011 zonder ontwikkeling' gerekend met de verkeersintensiteiten uit het scenario '2020 zonder ontwikkeling'. De werkelijke verkeersintensiteiten zullen echter lager liggen. Wanneer uit de berekeningen blijkt dat met deze worstcasebenadering aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dat in de daadwerkelijke situatie zeker het geval zijn.

Tabel B2.6 Verkeersintensiteiten (in mvt/etmaal)

straatnaam   2011   2020   2022  
  zonder ontwikkeling   met ontwikkeling   zonder ontwikkeling   met ontwikkeling   zonder ontwikkeling   met ontwikkeling  
Zandveldse-weg   21.315   22.626   21.315   22.626   21.954   22.626  
Lupinestraat   3.633   4.903   3.633   4.903   3.742   4.903  
Zonnebloem-straat   3.702   3.874   3.702   3.874   3.813   3.874  

In het CAR II-programma wordt daarnaast nog een aantal basisgegevens ingevoerd, zoals de Rijksdriehoekscoördinaten voor het wegvak, de voertuigverdeling op de relevante wegen, de gemiddelde snelheid op deze wegen en het wegprofiel (wel/niet veel bomen en/of gebouwen). Deze invoergegevens zijn weergegeven in tabel B6.3.

Conform de Regeling beoordeling Luchtkwaliteit worden de concentraties NO2 en PM10 bepaald op maximaal 10 m van de wegrand. In het CAR II-programma wordt gerekend op een bepaalde afstand tot de wegas. In dit geval is voor alle wegen gerekend op een afstand van 10 m uit de wegas. De gehanteerde afstand tot de wegrand zal daarmee kleiner zijn dan de maximaal toegestane 10 m. Dit betekent dat de concentraties op 10 m uit de wegrand lager zijn dan de berekende concentraties zoals gepresenteerd in tabel B6.4.

Tabel B6.3 Invoergegevens

straatnaam   RD-coördinaten   voertuigverdeling (licht/middel/zwaar)   wegtype   snelheidstype   bomenfactor   afstand (m)  
  X   Y            
Zandveldse-weg   133968   446278   93,46/5,08/1,46   2   stadsverkeer met minder congestie   1,25   10  
Lupinestraat   134171   446444   93,46/5,08/1,46   2   normaal stadsverkeer   1,25   10  
Zonnebloem-straat   134060   446864   93,46/5,08/1,46   2   normaal stadsverkeer   1   10  

Berekeningsresultaten wegverkeer

In tabel B6.4 zijn de resultaten van de berekeningen ten behoeve van de toetsing langs de ontsluitende wegen weergegeven voor 2011, 2020 en 2022. Hierbij is reeds rekening gehouden met de correctie van de zeezoutbijdrage voor fijn stof.

Tabel B6.4 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit

wegvak   stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde
(in µg/m³)  
fijn stof (PM10) jaargemiddelde
(in µg/m³)  
fijn stof (PM10) 24-uurgemiddelde
(aantal overschrijdingen p.j.)  
  zonder ontwikkeling   met ontwikkeling   zonder ontwikkeling   met ontwikkeling   zonder ontwikkeling   met ontwikkeling  
in 2011              
Zandveldseweg   39,4   39,9   23,8   24,0   17   18  
Lupinestraat   31,7   32,4   22,3   25,4   13   13  
Zonnebloemstraat   31,1   31,2   22,2   22,2   13   13  
in 2020              
Zandveldseweg   26,7   27,1   20,5   20,6   9   9  
Lupinestraat   22,2   22,6   19,7   19,8   7   7  
Zonnebloemstraat   21,9   22,0   19,7   19,7   7   7  
in 2022              
Zandveldseweg   26,9   27,1   20,5   20,6   9   9  
Lupinestraat   22,3   22,6   19,7   19,8   7   7  
Zonnebloemstraat   21,9   22,0   19,7   19,7   7   7  

Uit de resultaten blijkt dat de realisatie van de beoogde ontwikkeling een beperkte bijdrage levert aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de ontsluitende wegen. Deze bijdrage leidt echter in geen geval tot een overschrijding van grenswaarden. In alle onderzochte situaties wordt ruimschoots voldaan aan de grenswaarden uit de Wm. In 2022 liggen de concentraties aanzienlijk lager dan in 2010. Zonder verder onderzoek kan worden geconcludeerd dat ook in alle tussenliggende jaren geen sprake zal zijn van een overschrijding van grenswaarden.