Plan: | Lekboulevard - Hoog Zandveld Centrum |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0356.BPLC2010001-OH04 |
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, tuinen, bomen, een plantsoen en water.
Beoogde ontwikkelingen
In het plangebied vinden enkele ontwikkelingen plaats. Het gaat om sloop en nieuwbouw van de school en woningbouw. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
Toetsingskader
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de PEHS. Direct ten zuidwesten van het plangebied ligt Bossenwaarden, een prioritair begrensd gebied.
Figuur B1.1 Ligging beschermde natuurgebieden (bron:webkaart provincie Utrecht)
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997; www.ravon.nl; FLORON, 2002 en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Daarnaast zijn de resultaten verwerkt van de Quick Scan die in 2010 door Bureau Waardenburg is uitgevoerd in het Lotusplantsoen (bijlage 9).
Planten
In het Lotusplantsoen zijn geen geschikte groeiplaatsen aanwezig voor beschermde soorten. Ook in de rest van het plangebied worden geen beschermde soorten verwacht.
Vogels
Het plangebied biedt leefgebied aan betrekkelijk algemene soorten broedvogels van parken en stedelijk gebied. Het Lotusplantsoen biedt door de aanwezigheid van oude bomen met holten geschikt broedhabitat voor de groene specht. Groene specht is tijdens het veldbezoek echter niet waargenomen. De volgende algemene soorten zijn wel waargenomen: wilde eend, ekster en merel. Daarnaast maken gedomesticeerde ganzen en eenden gebruik van het plangebied. Het Lotusplantsoen heeft geen speciale betekenis voor winter-/watervogels (www.sovon.nl).
De bebouwing in het plangebied biedt mogelijk ook nestgelegenheid aan vogelsoorten als huismus, kauw en spreeuw.
Zoogdieren
De Atlas van de Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) laat zien dat in het plangebied soorten als mol, egel en (spits)muizen voorkomen. De in het plangebied aanwezige gebouwen en bomen zijn mogelijk geschikt als vaste verblijfplaats voor vleermuizen. Uit de regio zijn gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en watervleermuis bekend.
Uit de Quick Scan van Waardenburg blijkt dat slechts één boomholte in het Lotusplantsoen in potentie geschikt is als verblijfplaats voor vleermuizen. In deze holte werden geen vleermuizen of sporen van bewoning door vleermuizen aangetroffen. De tuinen en het Lotusplantsoen zijn mogelijk onderdeel van het foerageergebied van vleermuizen. De betekenis als foerageergebied is echter beperkt door de geringe omvang in relatie tot groen-/natuurgebieden in de omgeving.
Amfibieën
Gezien de voorkomende biotopen zijn algemene soorten als bruine kikker, middelste groene kikker en gewone pad te verwachten in het plangebied. Zwaar beschermde amfibieën zijn gezien de voorkomende biotopen en verspreidingsgegevens niet te verwachten in of nabij het plangebied.
Vissen
In het plangebied komt naar verwachting de kleine modderkruiper en bittervoorn voor. Bij bemonstering van de watergang in het Lotusplantsoen is een bittervoorn waargenomen. De watergang is door de oeverbeschoeiing en de afwezigheid van watervegetatie niet geschikt als voortplantingsgebied. De watergang heeft daardoor een beperkte functie voor de bittervoorn. De kleine modderkruiper is niet aangetroffen. De watergang heeft geen betekenis voor deze soort.
Overige soorten
Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). De genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel B1.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel B1.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | mol, egel, veldmuis, bosmuis, bosspitsmuis en huisspitsmuis bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker |
|
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | bittervoorn | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | huismus |
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
Direct ten zuidwesten van het plangebied ligt Bossenwaarden een prioritair begrensd gebied. De ontwikkelingen in het plangebied liggen op een dermate grote afstand van dit gebied met tussenliggende bebouwing en infrastructuur dat er geen negatieve effecten optreden.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
Het bestemmingsplan voorziet in sloop en nieuwbouw van de school en woningbouw. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt.
Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Hiervoor is geen standaardperiode, het gaat erom of er een broedgeval is. Verstoring van broedende vogels is verboden. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). In het plangebied betreft het mogelijk de huismus in te slopen bebouwing. Nader onderzoek moet dit uitwijzen. Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn.