direct naar inhoud van 4.4 Planaspecten
Plan: Lekboulevard - Hoog Zandveld Centrum
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0356.BPLC2010001-OH04

4.4 Planaspecten

4.4.1 Functionele structuur

In het plangebied is een grootte verscheidenheid in functies te herkennen, bestaande uit wonen, het winkelcentrum, park, een school, diverse maatschappelijk functies en kantoorruimte.

In het stedenbouwkundig plan is vervangende nieuwbouw van de school voorzien, waarbij het Brede Schoolconcept wordt ingevoerd. Verder is in het nieuwe woonblok tussen park en wijkwinkelcentrum ruimte gereserveerd om maatschappelijke voorzieningen mogelijk te maken. Aan de noordzijde wordt een strook nieuwe woningen toegevoegd.

4.4.2 Verkeer, vervoer en parkeren

Binnen het plangebied zullen een Brede School, woningen en mogelijk maatschappelijke voorzieningen worden gerealiseerd. Gekeken is naar de verkeersafwikkeling en de parkeerbehoefte en is bepaald of de nieuwe ontwikkelingen zullen leiden tot problemen op deze aspecten.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

De nieuwe ontwikkelingen zullen zowel bij scenario 1 als bij scenario 2 extra verkeer genereren, zie bijlage 2. Om te onderbouwen of de verkeersgeneratie voldoende gewaarborgd is, zijn de werkdagcijfers benodigd. Scenario 1 (met maatschappelijke voorzieningen in het middenblok) is hierbij maatgevend omdat in dit scenario het meeste verkeer gegenereerd wordt. De verkeersgeneratie bedraagt dan in totaal 1.579 mvt/werkdagetmaal. Dit verkeer zal zich verdelen over de wegen rondom het plangebied. Aangenomen kan worden dat 5% van het verkeer zich afwikkelt over de Lupinestraat en de Zonnebloemstraat, 55% van het verkeer zich afwikkelt over de Lupinestraat en de Zandveldseweg richting de A2 en 40% van het verkeer zich afwikkelt over de Lupinestraat en de Zandveldseweg richting het centrum van Nieuwegein.

Door de gemeente zijn verkeersprognoses aangeleverd voor het jaar 2022, zie bijlage 3. Deze cijfers betreffen echter weekdagcijfers. Voor de maatgevende wegvakken zijn deze cijfers omgerekend naar werkdagcijfers, zie tabel 4.1. Hierbij is een omrekenfactor van 1,09 aangehouden.

Voor de Ratelaar is uitgegaan van een worstcasesituatie, de totale verkeersgeneratie is bij deze weg opgeteld.

Tabel 4.1 Verkeersintensiteiten in mvt/werkdagetmaal

  2022 zonder ontwikkelingen   2022 met ontwikkelingen  
Zandveldseweg (Lupinestraat-aansluiting A2)   23.929   24.797  
Lupinestraat (Zandveldseweg-Ratelaar)   4.079   5.579  
Zonnebloemstraat (Lupinestraat-Herderstasje)   2.157   2.236  
Ratelaar   327   1.579  

De Zandveldseweg is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg en vormt een belangrijke hoofdweg in Nieuwegein. Een verkeersintensiteit van 25.000 mvt/etmaal wordt op dit deel van deze weg aanvaardbaar geacht. De Lupinestraat, Zonnebloemstraat en Ratelaar zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom. Op erftoegangswegen wordt een verkeersintensiteit van 4.000 tot 6.000 mvt/etmaal aanvaardbaar geacht.

De verkeersintensiteiten op de genoemde wegen liggen inclusief de ontwikkelingen onder deze maximale intensiteiten. Aangenomen kan dan ook worden dat het verkeer op een veilige en adequate manier afgewikkeld kan worden.

Parkeren

Door de gemeente is een parkeerbalans opgesteld voor de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, zie bijlage 4. De gehanteerde parkeernormen zijn afkomstig uit de Nota Parkeernormen 2011-2015. Hierin is echter ook rekening gehouden met bestaande functies in (de nabijheid van) het plangebied zoals de kerk en de overloop van de Zinniastraat. De parkeerbalans is opgesteld voor twee scenario's, één waarbij in het middenblok woningen en maatschappelijke functies mogelijk worden gemaakt en één waarbij in het middenblok alleen woningen mogelijk worden gemaakt.

Uit deze balans blijkt dat in scenario 1 in totaal 168 parkeerplaatsen benodigd zijn. Hiervan zijn 105 parkeerplaatsen in de openbare ruimte nodig en 63 parkeerplaatsen op eigen terrein. In scenario 2 zijn minder parkeerplaatsen benodigd, namelijk 149 parkeerplaatsen. Hiervan dienen 78 parkeerplaatsen in de openbare ruimte en 71 parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd te worden.

In het plangebied zullen in totaal 201 (scenario 1) of 209 (scenario 2) parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Deze parkeerplaatsen komen langs de Lupinestraat, langs de woningen aan de noordzijde van het Lotusplantsoen, langs de rijwoningen ter hoogte van het middenblok, langs het middenblok en op het binnenterrein van het middenblok.

Er worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd om de parkeerbehoefte van de diverse functies in beide scenario's op te vangen.

Voor het mogelijk maken van maatschappelijke voorzieningen in het kantoorgebouw de 'Ratelaar' is er eveneens bekeken of hiervoor voldoende parkeergelegenheid is. De functies wijkservicecentrum en gezondheidscentrum hebben een lagere parkeernorm dan de functie kantoor (Nota parkeernormen 2011-2015). Omdat het aantal vierkante meters bvo niet toeneemt (het gebouw wordt niet vergroot) zijn er per saldo minder parkeerplaatsen nodig.

4.4.3 Waterhuishouding

Toekomstige situatie

Algemeen

Het bestemmingsplan is voor een deel van het plangebied consoliderend. Daarnaast maakt het bestemmingsplan nieuwbouw van een school, voorzieningen en woningen mogelijk.

Consoliderende deel plangebied

Binnen het consoliderende deel worden geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk gemaakt. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Ontwikkelingen

De bestaande school wordt verplaatst naar de westkant van het plangebied. De bestaande school maakt plaats voor woningen en voorzieningen. Aan de noordrand van het plangebied worden 25 woningen gebouwd. Het bestaande park wordt richting het oosten uitgebreid en de bestaande watergang is verbreed.

Waterkwantiteit

In het plangebied neemt de verharding toe met 2.296 m². In het westen van het plangebied is de bestaande watergang verbreed. Hierdoor neemt het oppervlakte water toe met 1.357 m².

Deze toename aan water is voldoende voor de compensatie van het extra verhard oppervlak.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

De noordwestoever van de nieuwe watergang wordt natuurvriendelijk ingericht. Door het vergroten van het oppervlak wordt tevens een betere doorstroming bereikt. Hierdoor zal de waterkwaliteit in de watergang verbeteren.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Het plangebied is voorzien van een verbeterd gescheiden rioolstelsel. In het verbeterd gescheiden rioolstelsel wordt het vervuilde deel van het regenwater middels een rioolgemaal (hoek Zonnebloemstraat-Waterlelie) afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, het schone regenwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het huishoudelijk afvalwater wordt rechtstreeks via het stamriool afgevoerd naar het hoofdrioolgemaal van het Hoogheemraadschap aan de Geindijk.

Onderhoud en bagger

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.

Binnen het plangebied is verder de waterkering langs de Lek van belang. Deze kering is ten zuiden van het plangebied gesitueerd en valt onder de verantwoordelijkheid van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. De waterkerende functie vormt het uitgangspunt voor de bestemmingslegging voor de betreffende gronden. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat' toebedeeld gekregen.

Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.4.4 Natuur en landschap (flora en fauna)

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 1 voor zover dit betrekking heeft op de ontwikkelingen in het plangebied.

Beoogde ontwikkelingen

In het plangebied vinden enkele ontwikkelingen plaats. Het gaat om sloop en nieuwbouw van de school en woningbouw. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • sloopwerkzaamheden;
  • verwijderen beplanting en bomen;
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Resultaten onderzoek

In het plangebied komen naar verwachting de volgende beschermde soorten voor:

Tabel 4.2 Beschermde soorten

vrijstellingsregeling Ffw   tabel 1     mol, egel, veldmuis, bosmuis, bosspitsmuis en huisspitsmuis

bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker  
ontheffingsregeling Ffw   tabel 2     kleine modderkruiper  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   bittervoorn  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen  
  vogels   cat. 1 t/m 4   huismus  

De benodigde werkzaamheden ten behoeve van de ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Hiervoor is geen standaardperiode, het gaat erom of er een broedgeval is. Verstoring van broedende vogels is verboden. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (voormalig Ministerie van LNV, 2009). In het plangebied betreft het mogelijk de huismus in te slopen bebouwing. Nader onderzoek moet dit uitwijzen. Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn.
  • De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.
  • In verband met de te slopen gebouwen is nader onderzoek naar vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) noodzakelijk. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
  • Het Lotusplantsoen heeft geen bijzondere betekenis voor vleermuizen of broedvogels met vaste nesten. Door het plaatsen van een 'exclusion flap' voor de ingang van een holte in een boom in het Lotusplantsoen, is vestiging van vleermuizen en spechten na afloop van de controle uit te sluiten.
  • De inrichting van een natuurvriendelijke oever heeft ook een positief effect op het leefgebied van amfibieën.

4.4.5 Cultuurhistorie en archeologie

Voor het te ontwikkelen gebied is archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (bijlage 11). Uit het onderzoek kan enkel afgeleid worden dat binnen het plangebied in de top van de Benschop stroomgordel en in de verspreid aangetroffen crevasse afzettingen geen aanwijzingen zijn voor grotere, vondstrijke nederzettingsterreinen. Desondanks is er wel sprake van een intact paleolandschap (Benschop stroomgordel) dat in principe de mogelijkheden bood voor kortdurende, kleinschalige bewoning in de periode vanaf het Laat Mesolithicum t/m Midden Neolithicum. Mogelijk zijn er kleinere, vondstarme nederzettingen of plekken van andere activiteiten bewaard gebleven. Bij bodemingrepen dieper dan 2,3 m beneden het maaiveld wordt archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Tijdens het archeologisch onderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.

Voor het gedeelte dat niet is onderzocht is de archeologische beleidskaart aangehouden. Dit betekent dat in het zuidelijk deel de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is opgenomen.