Plan: | Lekboulevard - Hoog Zandveld Centrum |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0356.BPLC2010001-OH04 |
Bij geluidshinder wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende bronnen/typen geluid. In dit plan is sprake van de volgende bronnen:
1. Industriegeluid
Volgens de Wet geluidhinder moeten alle terreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd zijn. Bedoelde inrichtingen worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen geldt een geluidszone die wordt vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied ligt buiten de geluidszones van de Nieuwegeinse gezoneerde industrieterreinen. Het aspect industrielawaai vormt daarom geen belemmering voor de realisatie van dit bestemmingsplan.
2. Wegverkeerslawaai
Normstelling
Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Onderzoek en conclusie
Ten gevolge van het verkeer op de verschillende wegen is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat aan de gevels van de nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. Het aspect wegverkeerslawaai vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan.
3. Spoorweglawaai
Normstelling
Indien nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone van een spoorweg worden gerealiseerd, dient onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting vanwege deze spoorweg. Voor woningen bedraagt de voorkeursgrenswaarde 55 dB en voor andere geluidsgevoelige gebouwen 53 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. De uiterste grenswaarde mag daarbij niet worden overschreden. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
Onderzoek en conclusie
Er is in het plangebied sprake van een aanvaardbare akoestische situatie. Ook het aspect spoorweglawaai staat de realisatie van het bestemmingsplan niet in de weg.
4. Scheepvaartlawaai
Voor scheepvaartlawaai is in de Wgh geen voorkeursgrenswaarde en geen uiterste grenswaarde opgenomen. Aangezien in de Wgh niets is geregeld en geen normen zijn opgenomen voor scheepvaartlawaai, is toetsing ingevolge de Wgh niet mogelijk en niet vereist. Het scheepvaartlawaai is derhalve alleen beschouwd ten behoeve van de cumulatie met de andere geluidsbronnen.
Normstelling en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Milieuzonering beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, bijvoorbeeld vanwege de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen, kunnen kleinere richtafstanden worden aangehouden. In dat geval wordt het omgevingstype gemengd gebied gehanteerd en met kleinere richtafstanden gewerkt.
Onderzoek
Binnen het plangebied liggen geen bedrijven. De omgeving bestaat uit woningen, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen. Er is dus sprake van een situatie waarin functiemenging aanwezig en gewenst is. In een dergelijke situatie worden woningen en milieuhinderlijke activiteiten uit categorie 1 en 2 direct naast elkaar aanvaardbaar geacht. De eisen uit het Bouwbesluit zijn voldoende om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van woningen te garanderen.
Een school is op grond van bovengenoemde VNG-publicatie te beschouwen als een milieuhinderlijke activiteit uit categorie 2. Voor activiteiten uit deze categorie geldt een richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustige woonwijk. In een gemengd gebied is een dergelijke activiteit in de directe omgeving van woningen toegestaan.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in het plangebied geen Bevi-inrichtingen aanwezig zijn. Ook in de directe omgeving van het plangebied zijn dergelijke inrichtingen niet aanwezig. Wel vindt bij de Blokker opslag van consumentenvuurwerk plaats. Aangezien het hier om consumentenvuurwerk gaat en de opslagcapaciteit onder de 10.000 kg ligt, geldt op grond van het Vuurwerkbesluit een veiligheidsafstand van 8 m vanaf de bewaarplaats. Omdat binnen deze afstand geen kwetsbare objecten liggen, vormt deze opslag van vuurwerk geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) en de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen blijkt dat over de A2 gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Deze weg ligt ongeveer 400 m ten westen van het plangebied. De PR 10-6-risicocontour ligt niet buiten de wegas. Ook is het GR in de huidige situatie kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Gezien de afstand tussen het plangebied en de weg en de risico's als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg, vormt deze transportas geen belemmering voor de realisatie van dit bestemmingsplan.
Ook over de Lek, die in het zuiden aan het plangebied grenst, worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit het ontwerpbasisnet water blijkt dat de PR 10-6-risicocontour niet buiten de vaarweg ligt. Ook wordt de oriëntatiewaarde voor het GR niet overschreden. Voor deze vaarweg geldt een plasbrandaandachtsgebied tot aan de winterdijk. Omdat de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt meer dan 250 m van deze vaarweg liggen, vormt ook het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Lek geen belemmering voor de realisatie van dit plan. In de omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen over het spoor vervoerd.
Buisleidingen
Ongeveer 325 m ten westen van het plangebied ligt de hogedruk aardgastransportleiding W-518. Deze leiding heeft een maximale werkdruk van 40 bar en een uitwendige diameter van 6 inch. De PR 10-6-risicocontour ligt niet buiten de leiding. Het invloedsgebied van het GR bedraagt 70 m. Het plangebied ligt dus zowel buiten de PR 10-6-risicocontour als buiten het invloedsgebied van het GR. Daarom vormt het vervoer van gevaarlijke stoffen door deze buisleiding geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan.
Consequenties voor het plangebied
Er wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 zowel direct langs de A2 als direct langs de Zandveldseweg – twee maatgevende wegen in of in de buurt van het plangebied – wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Aangezien direct langs de weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit in het gehele plangebied het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Ter plaatse van het plangebied is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.