direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Het Groene Woud 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0351.BP2013groenewoud-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Met het collegeprogramma 2002-2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudenberg indirect opdracht verstrekt tot een onderzoek naar de mogelijkheden voor woningbouw na 2007. Om in de toekomst te kunnen voldoen aan de woningbehoefte van de diverse categorieën woningzoekenden, zal er meer diversiteit in de woningvoorraad van de kern Woudenberg moeten worden aangebracht. Aangezien een gedifferentieerd woningaanbod niet alleen te realiseren valt door sanering en inbreiding, is het noodzakelijk om de woningvoorraad te vergroten door uitbreiding van het dorp.

Ten behoeve van deze gewenste ontwikkeling is op 25 september 2008 het bestemmingsplan Het Groene Woud vastgesteld. Als onderlegger voor het bestemmingsplan heeft een stedenbouwkundig plan gelegen dat onder meer uit ging van:

  • een centraal groengebied met midden in de toekomstige wijk met een verbinding naar het buitengebied;
  • appartementen nabij het centrale groengebied;
  • enkele van bebouwing vrij te houden zones.

Deze en andere stedenbouwkundige uitgangspunten zijn juridisch geregeld in het bestemmingsplan Het Groene Woud uit 2008.

Mede door de economische crisis zijn sommige uitgangspunten achterhaald en is sprake van een veranderde woningbehoefte. Deze wijzigingen zijn zodanig dat de huidige voorschriften als te stringent worden ervaren: er is behoefte aan een meer flexibele regeling in het bestemmingsplan om zo beter te kunnen inspelen op veranderende marktomstandigheden. De flexibiliteit van onderliggend bestemmingsplan heeft met name betrekking op het los laten van enkele inrichtingsaspecten zoals de ligging van het centrale park en het niet meer toestaan van appartementen.

Specifiek zullen de volgende wijzigingen doorgevoerd worden:

  • een herziening van de regels van fase 4 (flexibeler regeling ten aanzien van verschillende onderwerpen). Deze fase komt overeen met de gehele zone I van het vigerende bestemmingsplan;
  • het verwijderen van de aanduiding 'venster' zodat woningbouw op deze locatie toch mogelijk is. Deze fase ligt in zone IVa van het vigerend bestemmingsplan;
  • een herziening van de regels voor het adres Kastanjelaan 14 (bouw vrijstaande woning). Dit adres ligt in zone IIb van het vigerende bestemmingsplan;
  • een herziening van fase 3 (verhoging aantal woningen 20 en wijzigingen op de verbeelding). Deze ligt in zone III van het vigerende bestemmingsplan.

Zonder afbreuk te doen aan de ruimtelijke kwaliteit en de oorspronkelijke uitgangspunten is in dit bestemmingsplan gekozen voor een meer flexibele invulling van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013groenewoud-vg01_0001.jpg"

Fasering Het Groene Woud

Daarbij zal een nieuwe fase 5 aan de noordoostzijde van het oorspronkelijke plangebied toegevoegd worden. Hier zullen maximaal 75 grondgebonden woningen mogelijk worden gemaakt.

1.2 Opbouw

In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst. De milieuaspecten komen aan de orde in hoofdstuk 4. Daar wordt ook ingegaan op het bedrijfsbezoek dat aan de percelen is gebracht. De beschrijving van het plan is opgenomen in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 is een toelichting gegeven op de bestemmingen. De economische uitvoerbaarheid komt aan de orde in hoofdstuk 7. Het laatste hoofdstuk is gereserveerd voor het verslag van de inspraak, het gevoerde overleg en de zienswijzen.

Hoofdstuk 2 De huidige situatie

2.1 Ligging plangebied

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een gebied dat voor een groot deel ligt binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan Het Groene Woud uit 2008. Nieuw ten opzichte van dat bestemmingsplan is de uitbreiding aan de noordzijde van de nieuwbouwwijk. Op onderstaande kaart is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013groenewoud-vg01_0002.jpg"

Het plangebied ligt aan de noordoostzijde van Woudenberg en bestaat uit een aantal weiden/ braak liggende terreinen. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door agrarisch gebied. Aan de oostzijde vormt de Zegheweg de grens en aan de zuid- en westzijde vormt de bebouwingsrand van de kern Woudenberg de grens.

Helemaal aan de westzijde bevindt zich aan de Kastanjelaan één kavel waar een vrijstaande woning kan worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013groenewoud-vg01_0003.jpg"

Globale begrenzing plangebied Het Groene Woud 2015

2.2 Juridisch planologische situatie

Ter plaatse geldt, met uitzondering van fase 5, het bestemmingsplan Het Groene Woud (2008).

De gronden hebben allen de bestemming 'woongebied' met verschillende aanduidingen, zoals:

  • aanduidingen die bebouwingszones aangegeven. In de voorschriften van het bestemmingsplan zijn per zone voorschriften gegeven ten aanzien van woningtypen, aantallen woningen, goot- en bouwhoogtes, dakhellingen en afstanden tot zijdelingse perceelsgrenzen;
  • aanduidingen die een fasering in woningbouw beogen;
  • te realiseren hoofdwatergangen;
  • een aanduiding voor het mogelijk maken van een markant gebouw;
  • een aanduiding 'venster' die bepaalt dat hierbinnen geen woningen mogelijk zijn;
  • een aanduiding die bepaalt dat op een locatie geen appartementen zijn toegestaan;
  • inbreidingsgebieden.

Een groot deel van deze bepalingen wordt nu als te gedetailleerd ervaren om in te kunnen spelen op de gewijzigde woningbehoefte. De bestemming 'woongebied' blijft gehandhaafd. De nieuwe regeling wordt zo ingericht dat flexibeler met de beschikbare ruimte omgegaan kan worden.

Voor fase 5, het nieuwbouwdeel aan de noordzijde, gelden nu de bestemmingsplannen Buitengebied 2010 (vastgesteld op 23 september 2010) en het bestemmingsplan Buitengebied 2013 (herziening, vastgesteld 27 juni 2013). De gronden hebben de bestemming Agrarisch. Deze bestemming zal in onderliggend bestemmingsplan geheel worden gewijzigd in de bestemming 'Woongebied'.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.

Dit bestemmingsplan raakt niet aan de ruimtelijke belangen van het rijk.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Kern van de Wet ruimtelijke ordening is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en provincies bemoeien zich voortaan uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.

Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden. Het gaat daarbij om de volgende belangen:

  • 1. Rijksvaarwegen.
  • 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam.
  • 3. Kustfundament.
  • 4. Grote rivieren.
  • 5. Waddenzee en waddengebied.
  • 6. Defensie.
  • 7. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen.
  • 8. Elektriciteitsvoorziening.
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen.
  • 10. Ecologische hoofdstructuur (EHS).
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament.
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.


Onderhavige ontwikkeling heeft geen betrekking op deze nationale belangen en het bestemmingsplan is daarmee niet in strijd met het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013- 2028

De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028, is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. Dit ruimtelijke beleid van de provincie heeft als uitgangspunt: lokaal wat kan, regionaal wat moet. Gemeenten krijgen hierdoor meer ruimte om, binnen gestelde kaders, zelf beslissingen te nemen. Ruimtelijke kwaliteit staat hierbij voorop.

Ten aanzien van Het Groene Woud meldt de structuurvisie het volgende:

"Voor de gemeente Woudenberg wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van 1150 woningen, waarvan 150 woningen in het stedelijk gebied, met name op de locatie Groene Woud. Buiten de rode contour wordt de ontwikkeling voorzien van 1000 woningen ten oosten van de kern, waarvan 75 woningen als afronding van het project Groene Woud (fase 5). De randvoorwaarde voor de gehele uitbreiding is een adequate ontsluiting. Uitgangspunt is dat een eventuele verlegging van de provinciale weg N224 wordt gefinancierd uit de exploitatie van de uitbreiding. In de planvorming moet rekening worden gehouden met voldoende waterberging". In de structuurvisie is het Groene Woud met uitzondering van de 5e fase aangewezen als bestaand 'stedelijk gebied', liggend binnen de rode contour. Fase 5 staat in de structuurvisie wel genoemd als een toekomstige woningbouwlocatie waar maximaal 75 zijn toegestaan. De rode contour zal aangepast worden zodra Het Groene Woud 2013 in vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013groenewoud-vg01_0004.jpg"

Huidige rode contour Woudenberg

Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013

De Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de PRV staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de PRV zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen. De Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013, is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht.

Ten aanzien van het stedelijk gebied bepaalt de verordening het volgende:

  • Als ‘Stedelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Wonen en werken.
  • Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten voor verstedelijking.
  • De toelichting op het ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen. Indien het ruimtelijk plan betrekking heeft op grootschalige verstedelijking bevat de toelichting een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overstromingsgevaar.

Bij zowel het bouwen als renoveren van kantoren en woningen en bedrijfsruimten als het herstructureren of aanleggen van woonwijken en bedrijventerreinen is het van belang dat gemeenten en initiatiefnemers nadenken over het gebruik van alternatieve vormen van energie en energiebesparende technieken (onder andere toepassen van restwarmte, Warmte Koude Opslag en aardwarmte). Hiermee dragen ruimtelijke plannen bij aan het doel van 10% duurzame energiegebruik in 2020 zoals verwoord in de PRS.

Grote delen van de provincie liggen in overstroombare gebieden van Nederrijn, Lek en het Eemmeer. Door een goed doordachte locatiekeuze en inrichting kunnen de gevolgen van een overstroming aanzienlijk beperkt worden. Bij het bouwen in een overstroombaar gebied wordt aangeven op welke wijze rekening is gehouden met overstromingsgevaar en welke maatregelen zijn genomen. Dit vloeit voort uit “een goede ruimtelijke ordening”. Met name vitale objecten vragen aandacht. Nadere definiëring van de objecten is te vinden in de Handreiking Overstromingsrobuust inrichten. De Handreiking helpt ook om via het ruimtelijk spoor wonen en werken in gebieden met overstromingsrisico’s veiliger te maken.

Bij grootschalige verstedelijking moet onder meer worden gedacht aan verstedelijking van vergelijkbare omvang zoals die mogelijk wordt gemaakt in het artikel Toekomstige woonlocaties.

Toekomstige woningbouwlocatie fase 5

Het Groene Woud fase 5 betreft een toekomstige woningbouwlocatie die is genoemd in de provinciale structuurvisie. In de verordening wordt ten aanzien van toekomstige woningbouwlocaties het volgende gemeld (artikel 3.2, Toekomstige woonlocatie):

  • 1. "Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten voor woningbouw die passen binnen het woningbouwprogramma zoals genoemd in de bijlage Wonen, onder het kopje uitbreidingslocaties, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • a. de woningbouw plaats vindt in aansluiting op stedelijk gebied;
    • b. de woningbouw bij draagt aan een goede kwaliteit van de nieuwe kernrandzone.
  • 2. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan en een beschrijving over de wijze waarop rekening is gehouden met overstromingsgevaar en een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen".

Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening is per 1 oktober 2012 de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting van bestemmingsplannen een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. In de provinciale structuurvisie is de ladder eveneens opgenomen.
De duurzame verstedelijkingsladder houdt in dat, als de behoefte aan de voorgenomen verstedelijking is aangetoond, bij voorkeur de volgende volgorde wordt gehanteerd: eerst wordt gekeken naar de mogelijkheden voor herstructurering of transformatie binnen het bestaand stedelijk gebied; voorts naar locaties die passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer. “Passende ontsluiting” van verstedelijkingslocaties betekent zo mogelijk ontsluiting per openbaar vervoer.

De 'stappen van de ladder' zijn in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

  • 1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
  • 2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).

In onderstaande wordt ingegaan op de drie genoemde stappen:

1. Voorziet het plan in een actuele regionale behoefte?

De gemeente Woudenberg valt samen met de gemeenten Amersfoort, Baarn, Barneveld, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Nijkerk en Soest) voor de woningbouwprogrammering onder de regio Amersfoort. In mei 2014 is vanuit de regio het rapport "verkenning woningbouwprogrammering Regio Amersfoort" verschenen. Leidende vraag in dit rapport is hoe woningbouwprogrammering en samenwerking kan bijdragen aan het in stand houden en versterken van een aantrekkelijke regio.

Een blijvende behoefte aan uitbreiding

In zijn algemeenheid is ondanks de huidige crisis tot 2040 een blijvende behoefte aan nieuwe woningen in de gehele regio. De regio zal bij alle uitgezochte scenario's te maken krijgen met een forse uitbreidingsvraag op de woningmarkt van 24.000 tot 45.000 woningen tot 2040. Het huidige aanbod aan plannen binnen de regio bedraagt 25.000 woningen. Dit aantal is ontoereikend om de kracht van de regio te versterken. Op korte termijn is een ruim voldoende aanbod, maar richting de toekomst zullen meer woningen moeten worden gerealiseerd. Om in de toekomst geen te krap planaanbod te hebben stelt het rapport dat nu al begonnen moet worden met het creëren van extra plancapaciteit. De realisatie van Het Groene Woud draagt hieraan bij.

Behoefte aan woningen in Woudenberg

In Woudenberg komt bij hoge groei het planaanbod nagenoeg overeen met de vraag. Dit betekent wel dat er extra plancapaciteit nodig is, omdat doorgaans een deel van de plannen niet doorgaat. Bij lage groei is sprake van een overschot. De vraag bestaat voor een belangrijk deel uit koopwoningen. De huidige verdeling naar eengezins- en meergezinswoningen ligt in lijn met de toekomstige vraag.

Niet alleen de omvang, maar ook de samenstelling van de bevolking zal veranderen. Het aandeel ouderen in de bevolking zal fors toenemen; het opleidingspeil stijgt en met name door de vergrijzing zal het aantal eenpersoonshuishoudens fors groeien. Deze trends hebben zijn weerslag op de uitbreidingsvraag. Niet alleen trends, maar ook cohorteffecten zijn hierbij van belang. Dit zal leiden tot een forse groei van de vraag naar koopwoningen. Ook de vraag naar vrije sector huurwoningen neemt nog toe.

In de gemeenten Barneveld, Bunschoten, Eemnes, Nijkerk en Woudenberg zal hierdoor tot 2040 juist een sterke uitbreidingsvraag van eengezinswoningen zijn. In Woudenberg is tot 2040 nog een redelijke vraag naar sociale huurwoningen.

Woudenberg kent tot 203o en 204o een planaanbod van respectievelijk 1.000 en 1.400 woningen terwijl de uitbreidingsvraag voor die periodes op 700 en 900 woningen ligt volgens het EG-scenario (het scenario van evenwichtige groei, waarin de trends van voor de crisis zijn voortgezet). De woningvraag tot 2040 bestaat uit vooral uit eengezinswoningen (800) en voor een klein deel uit meergezinswoningen (100). In de andere scenario's is sprake van een overschot of een fors te kort aan plancapaciteit. Uitgaande van het EG-scenario komen vraag en aanbod min of meer overeen, rekening houdend met een percentage van de plancapaciteit dat uitvalt.

In de woningbouwprogrammering is het Groene Woud meegeteld als een harde plancapaciteit welke is meegenomen in de regionale afstemming. Er is van uit gegaan dat in de periode 2013 tot en met 2017 182 woningen in Het Groene Woud zullen worden gebouwd. Dit bestemmingsplan voorziet hier voor een groot deel in. In de nieuwe wijk zullen vooral eengezinswoningen worden gebouwd, een woningtype waar in de toekomst verwacht wordt grote behoefte aan is. In een beperkt deel van het plangebied worden ook meergezinswoningen mogelijk gemaakt. Hoe precies de uiteindelijke verdeling in Het Groene Woud zal zijn, is nog onbekend. Daarom is in dit bestemmingsplan er voor gekozen om een globale regeling vorm te geven waarbij flexibel omgegaan kan worden met woningtypen. Op deze manier kan goed ingesprongen worden op toekomstige marktveranderingen.

2. Kan de behoefte opgevangen worden binnen bestaand stedelijk gebied?

Een groot deel van Het Groene Woud is in de provinciale Structuurvisie reeds aangeduid als 'bestaand stedelijk gebied'. Alleen fase 5 van Het Groene Woud (maximaal 75 woningen) is hierin nog niet meegenomen en kan dus als een uitbreiding worden gezien.

Een deel van de totale woningbehoefte in Woudenberg kan opgevangen worden binnen het bestaand stedelijk gebied, echter de beschikbare ruimte binnen bestaand stedelijk gebied is ontoereikend om aan de toekomstige woningvraag te kunnen voldoen. In de verkenning woningbouwprogrammering is reeds rekening gehouden met het opvullen van enkele beschikbare locaties binnen het bebouwde gebied (lijst van plannen 2013-2030).

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013groenewoud-vg01_0005.jpg"

Tabel uit het rapport "verkenning woningbouwprogrammering Regio Amersfoort"

Het gaat hier om circa 318 woningen tot 2030 binnen bestaand stedelijk gebied. Hierbij moet wel aangetekend worden dat fasen III en IV van Het Groene Woud en de herstructureringslocatie aan de Nijverheidsweg (is deel van Het Groene Woud) meegenomen zijn in dit aantal. Het gaat hier in totaal om 193 woningen. Wanneer de aantallen van Het Groene Woud niet worden meegeteld dan is er een plancapaciteit binnen het bestaand bebouwd gebied beschikbaar van (318-193) 125 woningen tot 2030.

Dit aantal is ontoereikend wanneer wordt gekeken naar de woningbehoefte op de langere termijn. Deze behoefte is, zoals eerder genoemd, 900 woningen tot 2040. Hierbij valt op te merken dat de ontwikkeling van de herstructureringslocatie Nijverheidsweg (in totaal 86 woningen tot 2040) erg onzeker is. Om deze reden is fase 5 in dit bestemmingsplan meegenomen. In de gemeentelijke Woonvisie 2013+ is rekening gehouden met een woningbehoefte van 40 tot 60 woningen per jaar. Om aan deze behoefte te voldoen bieden de beschikbare inbreidingslocaties onvoldoende ruimte.

3. Is het plan optimaal ingepast en bereikbaar?

Voor de nieuwe uitbreidingswijk is een stedenbouwkundig plan opgesteld waarbij nadrukkelijk gezocht wordt naar relaties met het omringende landschap. De wijk vindt direct aansluiting bij het bestaand bebouwd gebied van Woudenberg en takt dan ook aan op bestaande ontsluitingswegen. Op deze manier wordt het landelijk gebied en de landelijke Zegheweg gevrijwaard van verstedelijking. Qua schaal sluit de wijk aan bij de andere naoorlogse uitbreidingswijken van Woudenberg.

Ontsluiting van de nieuwe woonwijk vindt plaats via de Magnoliasingel en de Laan 1940-1945 welke vervolgens aansluiten bij de Stationsweg West, een belangrijke oost- west verbinding tussen de N226 en de N224. Aan de N224 ligt nabij de Zegheweg een bushalte waarmee Amersfoort en Wageningen via openbaar vervoer bereikbaar zijn.

Voor fase V, de aanvullende uitbreiding van het bestaande stedelijk gebied, geldt hetzelfde. Het verkeer zal ontsloten worden via Het Groene Woud en niet het landelijk gebied belasten. Ten aanzien van de landschappelijke inpassing wordt verwezen naar hoofdstuk 5.

3.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie Gemeente Woudenberg 2030

Op 23 april 2013 is de Toekomstvisie Woudenberg 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze visie geeft en beeld van de gewenste toekomstige kwaliteiten voor wonen, werken en recreëren in Woudenberg. Een visie op ruimtelijke ontwikkelingen in de landbouw, natuur en landschap; economische ontwikkelingen in werkgelegenheid en bereikbaarheid; en maatschappelijke ontwikkelingen in de leefbaarheid en vitaliteit van de gemeente.

Om nu en in de toekomst te sturen naar de gewenste koers heeft de gemeente zogenoemde kwaliteitspijlers benoemd: overstijgende uitgangspunten voor
gemeentelijk beleid. Ze hebben betrekking op (1) duurzaamheid, (2) identiteit en pluriformiteit, (3) leefbaarheid, (4) kwaliteit van de openbare ruimte en beeldkwaliteit en (5) verantwoordelijkheid en samenwerking.

Ten aanzien van woningbouw zet de toekomstvisie in op afronding van het dorp en inbreiding; meer variatie in type woningen; combineren intensiever ruimtegebruik met kwaliteit groen en openbare ruimte; stimuleren sociale samenhang en leefklimaat; Woudenberg levendig houden voor jeugd en jongeren; inspelen op wensen 'nieuwe ouderen'; inspelen op verschuivingen in de zorg; sport als belangrijk onderdeel van leefbaarheid en met verenigingen werken aan vrijwilligersbeleid.

In de Toekomstvisie zijn vijf kwaliteitspijlers benoemd om bij nieuwe ontwikkelingen/ veranderingen goed een afweging te kunnen maken. Deze kwaliteitspijlers zijn:

  • 1. duurzaamheid in de tijd;
  • 2. identiteit en pluriformiteit van Woudenberg;
  • 3. betrokkenheid, verantwoordelijkheid en samenwerking;
  • 4. leefbaarheid;
  • 5. beeldkwaliteit en de kwaliteit van de openbare ruimte.

Voor de bebouwde kom is uitgangspunt een goed woon- en leefklimaat te blijven bieden, ook bij de veranderende behoeften en wensen van onze inwoners. Daarom wordt gestreefd naar bebouwing die het karakter van het dorp versterkt en wordt veel aandacht gegeven aan de inrichting van de openbare ruimte. Zorgvuldigheid, samengaan van ‘rood’ (bebouwing) en ‘groen’ (beplanting, sportcomplexen), de beeldkwaliteit en aandacht voor ontmoetingsplekken gaan hierbij hand in hand met
aspecten van welzijn, samenlevingsopbouw, verenigingsleven en de bevordering van sociale activiteiten.

Voor het leefklimaat binnen de bebouwde kom, de bebouwing en de samenleving zijn in de toekomstvisie meerdere hoofdkeuzes gemaakt. Voor dit bestemmingsplan is de hoofdkeuze 'afronding van het dorp en inbreiding, meer variatie in type woningen' het meest relevant.

Andere hoofdkeuzes van toepassing op de bebouwde kom betreffen:

  • Veiligheid en preventiebeleid;
  • Het stimuleren van sociale samenhang;
  • Woudenberg ook levendig voor jong en oud;
  • Verschuivingen in de zorg;
  • Volksgezondheid;
  • Sport als belangrijk onderdeel van leefbaarheid;
  • Met verenigingen en andere openbare voorzieningen werken aan vrijwilligersbeleid;
  • Milieuzorg als gezamenlijke verantwoordelijkheid;
  • Economie en bedrijvigheid: ruimte voor Woudenbergse bedrijven;
  • Verkeer en vervoer.

Structuurvisie Woudenberg 2013-2030

In de Structuurvisie is het volgende opgenomen met betrekking tot Het Groene Woud:

Het Groene Woud is een ontwikkelingslocatie voor woningbouw die grenst aan de Nijverheidsweg. Het gebied heeft een totale omvang van circa 22 hectare. Voor de inrichting van het gebied is het van belang om rekening te houden met de hindercirkels van de in het gebied aanwezige milieuhinderlijke bedrijvigheid. Fase 1 en fase 2 van het Groene Woud zijn reeds gerealiseerd. Op het programma staat nog de ontwikkeling van fase III, fase IV en fase V. Daarbij gaat het totaal om circa 170 woningen.

Woonvisie Woudenberg 2013+

Op 23 mei 2013 is de Woonvisie 2013+ door de gemeenteraad vastgesteld. In deze woonvisie worden de ontwikkelingen aan vraag- en aanbodzijde in beeld gebracht en de belangrijke uitdagingen en opgaven geschetst met betrekking tot het wonen in Woudenberg. Naast kwantitatieve aspecten wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de kwalitatieve aspecten van het wonen aangezien de woonconsument veel keuzevrijheid heeft op de woningmarkt.

  • 1. De veranderde woningmarkt en de economische en demografische ontwikkelingen in Nederland zijn ook zichtbaar in Woudenberg. Er treedt gezinsverdunning op, de vergrijzing neemt toe, het aantal inwoners stabiliseert en er ontstaan knelpunten in de lokale markt. Deze knelpunten zijn:
    Gebrekkige doorstroming;
  • 2. De afwezigheid van voldoende goedkope en betaalbare huur- en koopwoningen voor starters en gezinnen;
  • 3. Lage verhuisgeneigdheid onder senioren.

De Woonvisie 2013+ Woudenberg anticipeert op de demografische ontwikkelingen van de verschillende doelgroepen:

  • het vrijwel gelijk blijven van het aantal starters tot aan 2025;
  • huishoudensverdunning en afname van het aantal gezinnen;
  • vergrijzing en daarmee een toename van het aantal 55 plussers en (op termijn) minder vitale ouderen en zorgbehoevenden.

Om de woningmarkt meer in lijn te brengen met de huidige marktsituatie wordt het programma in deze woonvisie bijgesteld. Niet programmatisch, maar door te temporiseren, ontwikkelingen met elkaar af stemmen (minder ad-hoc) en gefaseerd, kleinschaliger en (meer) vraaggericht naar doelgroep te ontwikkelen. Hierdoor wordt met kleinere stappen op termijn hetzelfde programma bereikt en de doorstroming verbeterd. Bovendien worden sterke schommelingen in het kwantitatieve nieuwbouwaanbod voorkomen en kan er sneller ingespeeld worden op veranderende marktomstandigheden.

Een gefaseerde marktbenadering bij nieuwe gronduitgifte en ontwikkelingslocaties is noodzakelijk komende jaren. Door kleinschaliger en meer gefaseerd te kunnen ontwikkelen (over langere looptijd) en daar vooral ook de mogelijkheden toe te bieden zijn gemeente corporatie en marktpartijen flexibeler om te reageren op marktontwikkelingen.

De inrichting van dit bestemmingsplan sluit aan bij de boodschap van de woonvisie: flexibiliteit is gewenst.

Visie Het Groene Woud

Het rapport Het Groene Woud: “voor jong en oud”, visie op wonen, zorg en welzijn (november 2004) dient als programmatische onderlegger voor het inrichtingsplan. Het realiseren van een levensloopbestendige wijk wordt als uitgangspunt genomen. Hierdoor kunnen wijkbewoners van het Groene Woud nu én in de toekomst rekenen op voldoende voorzieningen en mogelijkheden in de buurt, zodat het wonen in de wijk voortdurend past bij de levensfase en bijbehorende behoefte van de bewoners. Levensloopbestendigheid heeft betrekking op de elementen wonen, voorzieningen en de openbare ruimten. Het is van belang om deze elementen in samenhang te zien.

De in deze visie geformuleerde uitgangspunten zijn nog steeds van toepassing op het plangebied. Enkele hoofdelementen zijn:

  • er is behoefte aan een hoge diversiteit aan woningen;
  • extra zorgvoorzieningen zijn niet nodig;
  • vestiging van winkel is niet toegestaan;
  • er zullen geen nieuwe scholen worden gebouwd;
  • er worden geen maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt;
  • er worden geen sportvoorzieningen gerealiseerd;
  • kantoren en bedrijven aan huis zijn mogelijk;
  • de openbare ruimte moet voor iedereen bruikbaar en toegankelijk zijn;
  • er zal veel groen worden aangelegd;
  • er zullen voldoende speelvoorzieningen worden aangelegd.

Verkeersplan Het Groene Woud

In het verkeersplan Het Groene Woud (maart 2005) zijn een kader en bijbehorende eisen voor de toekomstige wegenstructuur en –inrichting vastgelegd. Dit kader en de eisen zijn in de loop der tijd enigszins gewijzigd. In zijn algemeenheid blijft gelden dat er zowel ingespeeld dient te worden op de diversiteit van de categorieën woningzoekenden als op de bestaande situatie rond de nieuwbouwlocatie.

De nieuwbouwlocatie ligt vrijwel geheel tussen achterkanten van woningen en het buitengebied in, waardoor er weinig aansluiting is met bestaande wegen. Verkeer vanuit de wijk richting de A12 en Zeist dient via de Europaweg naar de Randweg te worden geleid. Dit geldt ook voor het verkeer richting Scherpenzeel.

In het verkeersplan is geadviseerd om de hoofdontsluiting van de wijk te realiseren op de Stationsweg-West, ter hoogte van huisnummer 149. Dit is inmiddels gerealiseerd. In een latere fase wanneer het bedrijventerrein Nijverheidsweg bij het plan betrokken wordt, is het mogelijk de Laan 1940-1945 rechtstreeks te laten uitkomen op de kruising Europaweg/Stationsweg-West. Deze ontsluiting kan dienst doen als tweede belangrijke toegang tot de wijk. In verband met de verkeersveiligheid verdient het de voorkeur de kruising in de vorm van een rotonde vorm te geven.

Een hiërarchische wegenstructuur, waarbij woonstraten worden verbonden via wijkstraten, en niet onderling, zal bijdragen aan het terugdringen van het aandeel verkeer in de woonstraten dat er geen bestemming heeft.

In de wijk geldt een snelheidsregime van 30 km/h. Het verdient de voorkeur dat de vormgeving en aankleding van de straat bijdragen aan het zich aan de toegestane snelheid houden.

In de wijk zal een parkeerverbodzone, uitgezonderd de vakken, worden ingesteld. Een voorwaarde bij deze maatregel is het aanleggen van voldoende parkeerplaatsen. De parkeernormen worden vastgesteld aan de hand van de publicatie "Kencijfers en verkeersgeneratie" van het CROW (oktober 2012) in combinatie met de plaatselijk geldende parkeerbehoefte.

De parkeernormen voor fase 5 van Het Groene Woud zijn als volgt:

woningtype   parkeernorm per woning  
Vrijstaand   2,4  
Twee-onder-één-kap   2,0  
Tussenwoning   1,8  
Tussenwoning goedkoop   1,6  
Hoekwoning   2,0  
Hoekwoning goedkoop   1,6  
Appartement duur   2,0  
Appartement goedkoop   1,4  

Voor wat betreft de gebieden waarin in het bijzonder seniorenhuisvesting aanwezig is zal extra aandacht moeten worden besteed aan een goede bereikbaarheid en toegankelijkheid. Minder mobiele mensen kunnen door middel van CVV (collectief vraagafhankelijk vervoer) gebruik maken van openbaar vervoer van deur tot deur.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan betreft voor een groot deel een herziening van (een deel van) de regels van het bestemmingsplan Het Groene Woud uit 2008. Bij het opstellen van het bestemmingsplan uit 2008 zijn de haalbaarheidsaspecten reeds aan de orde gekomen. In dit hoofdstuk worden de conclusies hiervan herhaald. Hierbij wordt indien mogelijk aangesloten bij het in 2013 vastgestelde bestemmingsplan Zegheweg aangezien is dit plan de haalbaarheidsaspecten van 2008 tegen het licht zijn gehouden.

De haalbaarheidsaspecten van fase 5 (aan de noordzijde) zijn nog niet eerder aan de orde gekomen.

Daarom is in dit hoofdstuk een onderscheid gemaakt tussen het gebied waarop de planherziening van toepassing is en het geheel nieuwe deel van de woonwijk (fase 5).

4.2 Herziening vigerend bestemmingsplan Het Groene Woud (2008)

Bij het opstellen van het bestemmingsplan 'Het Groene Woud' (2008) zijn de relevante milieuaspecten onderzocht. In het kader van het ten westen van het plangebied liggende bestemmingsplan 'Zegheweg' is onderzocht in hoeverre de eerdere onderzoeksresultaten nog steeds van toepassing zijn. Hierbij is het volgende geconcludeerd.

Bodem

Ten aanzien van de bodem vormt de kwaliteit geen belemmering vormt voor woonbebouwing met tuinen.

Geluid wegverkeer

De Zegheweg is een weg met een maximale rijsnelheid van 30 en 60 km/u. Tot en met het adres Zegheweg 8 geldt nu nog een 30 km/u regime. Deze grens zal later worden opgeschoven richting het meest noordelijk hofje van Het Groene Woud. Daarna geldt een 60 km/u regime. Voor het gedeelte met een 60 km/u regime geldt een geluidszone op grond van de Wet geluidhinder. Voor het bestemmingsplan Het Groene Woud is wel de gevelbelasting op de geprojecteerde woningen onderzocht (zie onderzoek bijlage 1). De volgende, nu nog relevante, wegen zijn onderzocht:

  • Stationsweg- West;
  • Zegheweg;
  • de N224
  • de omgelegde N224 (inmiddels niet meer relevant)

Uit het onderzoek bleek dat de gevelbelasting voor een enkele woning aan de Zegheweg maximaal 52 dB(A) bedraagt. Deze belasting is ruim onder de ontheffingswaarde. Er is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefsituatie.

Voor de overige woningen in het plangebied is geconcludeerd dat voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde. Dit heeft met name te maken met het feit dat ter hoogte van het plangebied de wegen een maximum snelheid kennen van 30 km/ uur.

Geconcludeerd kan worden dat voor de planherziening het wegverkeerslawaai geen belemmeringen oplevert.

Luchtkwaliteit

In het kader van het bestemmingsplan Het Groene Woud is geconstateerd dat de luchtkwaliteit paste binnen de normen van het Besluit Luchtkwaliteit 2005. Dit besluit is vervallen. De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte woningbouw valt onder de in de Wet milieubeheer genoemde projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit en kunnen daarom buiten beschouwing gelaten worden.

Externe veiligheid

Met betrekking tot het aspect externe veiligheid is onder andere de risicokaart (www.risicokaart.nl) geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het plangebied geen knelpunten heeft met dit aspect. Daarnaast zijn ook de risicoatlassen met betrekking tot wegtransport en railtransport geraadpleegd. Ook hierin werden geen knelpunten geconstateerd. De ten noorden en ten oosten van het plangebied liggende gastransportleidingen liggen op een voldoende afstand.

Archeologie

Archeologisch onderzoek heeft plaats gevonden. De gronden zijn op grond daarvan vrijgegeven. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom wel aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegd gezag.

Flora en fauna

In het onderzoek dat ten behoeve van het bestemmingsplan Het Groene Woud uit 2008 is uitgevoerd besloeg niet het gehele plangebied. Daarom is voor onderhavig bestemmingsplan een nieuwe quickscan flora en fauna voor de fasen 3, 4 en 5 opgesteld. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 4.

De conclusies van de quickscan luiden:

  • In het plangebied komen waarschijnlijk algemeen (tabel 1) beschermde soorten voor. Schade ten aanzien van deze soorten kan grotendeels worden voorkomen door te werken volgens de mitigerende maatregelen.
  • In het plangebied komen mogelijk beschermde soorten (tabel 3) van de Flora- en faunawet voor. Voor vleermuizen geldt dat mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen in het te slopen gebouw en in de (eventueel te kappen) (knot)bomen aanwezig zijn.
  • In het plangebied komen verschillende vogelsoorten voor. Alle vogels zijn zwaar beschermd onder de Flora- en faunawet. Door te werken volgens bovenstaande mitigerende maatregelen wordt overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet voorkomen. Voor vogels kan bij een ruimtelijke ingreep geen ontheffing worden verleend.
  • Nabij het plangebied bevindt zich een nest van een steenuil. Het nest en de functionele leefomgeving (territorium) van de steenuil is jaarrond beschermd.

De volgende aanbevelingen zijn gedaan:

  • Het mogelijk voorkomen van zwaar(der) beschermde soorten in het plangebied vormt een planrisico. Geadviseerd is dan ook om vervolgonderzoek uit te voeren om de exacte functie van het plangebied voor deze soorten (vleermuizen en de steenuil) in kaart te brengen.
    • 1. Voor vleermuizen is aanvullend onderzoek noodzakelijk om (knot)bomen met holten te inspecteren op de functie voor vleermuizen. Een dergelijk onderzoek dient tussen 15 mei en 15 september plaats te vinden, conform het vleermuisprotocol (4 veldbezoeken tussen 15 april - 15 september). Bomen met voor vleermuizen geschikte holtes dienen dan volledig te worden gespaard.
    • 2. Voor de steenuil is aanvullend onderzoek noodzakelijk om de functie van het plangebied als functioneel leefgebied (territorium) te onderzoeken door middel van vier veldbezoeken in de periode tussen maart en augustus (in de avond- of avondschemer) bij voor steenuilen gunstige weersomstandigheden. Voor dit onderzoek is het noodzakelijk dat het al aanwezige compensatieplan voor de steenuil wordt geraadpleegd.
  • Het aanvullend onderzoek voor vleermuizen en de steenuil kan mogelijk in tijd en ruimte met elkaar worden gecombineerd.
  • Op basis van de uitkomsten van de vervolgonderzoeken kan een mitigatieplan worden opgesteld (vleermuizen en steenuil). Geadviseerd is om de mitigerende maatregelen uit dat plan voor te leggen aan het bevoegd gezag in de vorm van een ontheffingsaanvraag met als doel een positieve afwijzing van die aanvraag. Het bevoegd gezag neemt alleen ontheffingsaanvragen in behandeling die onderbouwd zijn met een recente veldinventarisatie (< 3 jaar oud).
  • Rekening dient te worden gehouden met een periode van 3 tot 4 maanden voor de ontheffingsaanvraag. Bovendien kan een ontheffing pas worden aangevraagd als de aanvullende onderzoeken zijn afgerond.

In de quickscan zijn enkele mogelijke maatregelen aangedragen om het plangebied geschikt te maken voor vogels en vleermuizen. Voor een deel van het plangebied zal nader onderzoek worden uitgevoerd naar het voorkomen van de steenuil en vleermuizen. Voor vaststelling van dit bestemmingsplan zullen de resultaten hiervan worden verwerkt in deze paragraaf.

Ecologisch onderzoek

Uit deze quickscan is naar voren gekomen dat beschermde soorten zoals broedvogels - specifiek de steenuil -, vleermuizen en algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën mogelijk aanwezig zijn in het plangebied. Broedvogels, vleermuizen en de nesten van steenuilen zijn zwaar beschermd zijn onder de Flora- en faunawet. Op 30 augustus 2013 is ter verificatie van de resultaten van de quicksan de Nationale Databank Flora en Fauna geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er geen waarnemingen in en rondom het plangebied van Fase 3, 4 en 5 bekend zijn van beschermde soorten anders dan reeds geconstateerd tijdens de quickscan. Naar aanleiding van de quickscan heeft gemeente Woudenberg besloten een inventarisatie uit te laten voeren voor wat betreft vleermuizen en een korte analyse naar het voorkomen van de steenuil. In dit rapport (welk is bijgevoegd in bijlage ) worden de resultaten weergegeven van de ecologische vervolgonderzoeken voor de steenuil en vleermuizen waarvoor mogelijke risico’s ten aanzien van overtreding van de Flora- en faunawet te verwachten zijn.

Conclusies:

  • In het plangebied zijn verschillende vleermuissoorten aangetroffen. Het woonhuis aan de Zegheweg 9 is in gebruik als baltsplaats en is waarschijnlijk in gebruik als winterverblijf voor de gewone dwergvleermuis . Daarnaast is het hele gebied in de gebruik als foerageergebied voor vleermuizen en zijn er vliegroutes aanwezig.
  • Door de sloop van het woonhuis aan de Zegheweg 9 wordt een baltsplaats en mogelijk een winterverblijfplaats van gewone dwergvleermuizen vernietigd. Hierdoor worden verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden.
  • In het plangebied is de steenuil aangetroffen. De nestlocatie bevindt zich in een schuurtje op een erf langs de Stationsweg-west. Door de aanleg van de woonwijk wordt het leefgebied van de steenuil mogelijk aangetast waardoor de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet kunnen worden overtreden.
  • Het plangebied is geschikt voor verschillende broedvogelsoorten. Schade aan broedvogels wordt voorkomen door te werken volgens de mitigerende maatregelen beschreven in paragraaf 4.2.
  • In het plangebied komen algemeen beschermde diersoorten voor. Voor deze soorten en alle andere diersoorten geldt de zorgplicht. Door te werken volgens de mitigerende maatregelen in paragraaf 4.3 wordt schade aan diersoorten voorkomen.

Aanbevelingen

  • Voor de vernietiging van de baltsplaats en mogelijke vernietiging van een winterverblijfplaats van gewone dwergvleermuizen door de sloop van het woonhuis aan de Zegheweg 9, moet een ontheffing worden aangevraagd bij het Bevoegd Gezag (Dienst Regelingen). Hierbij moeten de mitigerende maatregelen ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Bevoegd Gezag.
  • Vervolgonderzoek in de vorm van een 'leefgebiedsanalyse' moet uitwijzen in hoeverre het open landschap van Fase 3, 4 en 5 een functie heeft als leefgebied voor de steenuil. Voor ruimtelijke ontwikkelingen kan geen ontheffing worden verleend. Alle schade moet door middel van het nemen van mitigerende maatregelen worden voorkomen.

Leefgebiedsanalyse Steenuil

Ten behoeve van de steenuil is een leefgebiedsanalyse opgesteld welke uit moet wijzen of het open landschap van fase 3, 4 en 5 een functie heeft als leefgebied. De analyse is bijgevoegd in bijlage 6. Tevens heeft een drietal veldbezoeken plaats gevonden. Het verslag hiervan is bijgevoegd in bijlage 7.

Ten behoeve van de bouwplannen voor de geplande woonwijk Het Groene Woud (Fase 3, 4 en 5) te Woudenberg is ecologisch onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid en de functionaliteit van het leefgebied van de steenuil. De nestplaats van de steenuil bevindt zich in een schuurtje op een erf op de hoek van de Stationsweg-West - Magnoliasingel. De steenuil heeft hier in 2013 en 2014 niet gebroed maar de nestlocatie is nog steeds geschikt en de steenuil is nog wel in de directe omgeving aanwezig. Om de bouw van Fase 3 mogelijk te maken, zijn in Fase 4 tijdelijke maatregelen getroffen om het leefgebied te behouden en te optimaliseren. In de toekomst kan de huidige nestplaats door de bouwplannen voor Fase 4 en Fase 5 echter niet behouden blijven. Om permanente negatieve effecten op de steenuil te voorkomen, zullen in de omgeving structurele mitigerende maatregelen getroffen worden. De maatregelen worden de komende periode uitgewerkt in een mitigatieplan. Op basis van dit mitigatieplan wordt bij het bevoegd gezag c.q. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet aangevraagd.

Milieuzonering

Het thema milieuzonering is bij het opstellen van het bestemmingsplan Het Groene Woud in 2008 een belangrijk thema geweest. De richtafstanden in Bedrijven en milieuzonering geven een indicatie van de verwachten milieubelasting. De daadwerkelijke milieubelasting van concrete activiteiten kan relevant afwijken als gevolg van specifieke bedrijfsprocessen, hinderbeperkende maatregelen, de concrete inrichting van het bedrijf en de geldende (milieu)vergunning. Voor de beoordeling van concrete activiteiten kan daarom concreet en gedetailleerd onderzoek naar de werkelijke milieubelasting zinvol of noodzakelijk zijn. In onderhavig bestemmingsplan zijn de bestaande milieuzones rondom de relevante bedrijven (aan de Nijverheidsweg) één op één overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan. Binnen deze zones is het bestemmingsplan zo opgesteld dat het niet mogelijk is om gevoelige bestemmingen te realiseren zo lang de hindercirkels nog van toepassing zijn.

Voor het gebied waarop de huidige regeling van de woonbestemming wordt herzien zijn de conclusies nog van toepassing.

4.3 Nieuwbouw fase 5

Aan de noordzijde van het plangebied wordt fase 5 in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt als woongebied. Hier zullen in aansluiting op de rest van Het Groene Woud maximaal 75 woningen mogelijk worden gemaakt. De planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling is in het bestemmingsplan Het Groene Woud uit 2008 nog niet aangetoond.

Geluid

Uit het reeds uitgevoerde akoestisch onderzoek is af te leiden dat fase 5 deels binnen de geluidszone van de Zegheweg ligt. Voor dit deel is onderzocht of vanwege de Zegheweg sprake kan zijn van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Uit de kaart in bijlage 2 valt af te leiden dat de 48 dB-contour niet aan fase 5 reikt. Deze situatie is berekend voor de situatie in 2025 waarbij er van uit is gegaan dat er dan sprake is van een verkeersintensiteit van 1000 motorvoertuigen per etmaal bij een maximum snelheid van 60 km/ uur. Uit verkeerstellingen uit 2006 blijkt dat de etmaalintensiteit op 709 voertuigen ligt. De berekende maat van 1000 mvt/ etmaal is dus ruim genomen. Zodra fase 5 is gerealiseerd, zal de maximum snelheid terug worden gebracht naar 30 km/uur.

Geconcludeerd kan dus worden dat vanwege de Zegheweg geen sprake is van geluidsproblemen.

De geluidszones van overige wegen in de omgeving reiken niet tot aan fase 5 en vormen dus geen belemmering.

Bodem

Voor het aspect bodem is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 3. Op basis van de uitgevoerde veldwerkzaamheden en uitgevoerde analyses wordt geconcludeerd, dat:

  • op basis van historisch onderzoek er lichte verontreinigingen met zware metalen te verwachten waren in de bovengrond en in het grondwater van het erfperceel en mogelijk lichte verontreinigingen met metalen in de bovengrond en het grondwater van het agrarisch perceel;
  • er tijdens het veldwerk visueel geen waarnemingen zijn gedaan die kunnen duiden op bodemverontreiniging;
  • in de bovengrond van het erfperceel lood en minerale olie boven de Achtergrondwaarde is gemeten;
  • in mengmonster 3 van de bovengrond van het agrarisch perceel overschrijdingen van de Achtergrondwaarde voor PCB’s en minerale olie zijn aangetoond;
  • in het grondwater ter plaatse van het agrarisch perceel overschrijdingen van de Streefwaarde voor barium, nikkel, zink, naftaleen en xylenen voorkomen;
  • de hypothese ‘onverdacht’ formeel verworpen dient te worden;
  • er ons inziens, gezien het doel van het onderzoek en de geringe overschrijdingen van de Achtergrondwaarde en Streefwaarde, geen noodzaak bestaat voor nader onderzoek.

In het kader van de herontwikkeling van de locatie is nader onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem niet noodzakelijk. Er zijn ons inziens dan ook geen belemmeringen om de geplande werkzaamheden op de locatie aan te vangen. Voorliggend onderzoeksrapport is echter niet geschikt als bewijsmiddel bij hergebruik van de grond in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Voorafgaand aan eventuele graafwerkzaamheden in de toekomst is een partijkeuring noodzakelijk voor het vaststellen van de hergebruiksmogelijkheden.

Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid1):

  • a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • b. een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.


Het Besluit NIBM

Deze AMvB legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor zowel fijn stof en NO2.

Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

  • 1. Aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM. Dit volgt uit artikel 4, lid 1, van het Besluit NIBM.
  • 2. Op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 1% of 3% criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Ook als een project niet kan voldoen aan de grenzen van de Regeling NIBM, is het mogelijk om alsnog via berekeningen aan te tonen, dat de 1% of 3% grens niet wordt overschreden.

Als de 1% of 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden.

Bij de start van een project wordt onderzocht of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Artikel 2 uit het Besluit NIBM geeft aan dat aannemelijk gemaakt moet worden, dat de 3% respectievelijk 1% grens niet wordt overschreden. Als de grens niet wordt overschreden is het project NIBM. De Regeling NIBM geeft getalsmatige grenzen waarbinnen een project altijd NIBM is.

In het Besluit NIBM is geregeld dat binnen de getalsmatige grenzen van de Regeling een project altijd NIBM is. Er zijn immers alleen categorieën van gevallen aangewezen, waarvan aannemelijk is dat de toename van de concentraties in de betreffende gevallen niet de 1% of 3% grens overschrijdt. Wanneer een categorie eenmaal is aangewezen, mag er zonder meer van worden uitgegaan dat deze bijdrage NIBM is.

Indien een project boven de getalsmatige grenzen uitkomt is een project in betekenende mate (IBM), tenzij alsnog aannemelijk te maken is dat de bron minder dan 1% of 3% bijdraagt aan de concentratie. Behoort een project tot een niet in de Regeling NIBM genoemde categorie dan zal steeds met behulp van onderzoek dienen te worden aangetoond of het project NIBM is.

De Regeling NIBM geeft vooralsnog invulling aan de volgende categorieën.

  • Woningbouw- en kantoorlocaties, alsmede een combinatie daarvan (artikel 3 en bijlage C).
  • Inrichtingen (artikel 1 en bijlage A). Hieronder vallen landbouwinrichtingen en spoorwegemplacementen. Veehouderijen van beperkte omvang zijn nog niet in de Regeling NIBM opgenomen, dit zal op een later moment wel gebeuren. Daarnaast is een voorschrift gereserveerd voor defensie-inrichtingen, maar hieraan is nog geen invulling gegeven.


De volgende categorieën worden wel genoemd in de Regeling NIBM, maar er zijn nog geen getalsmatige grenzen vastgesteld. Dit kan op een later moment alsnog gebeuren. De Regeling NIBM moet dan worden aangepast. Bij de vaststelling van deze grenzen zal voorafgaand onderzoek eveneens moeten aantonen, dat de 1% of 3% grens niet wordt overschreden:

  • infrastructuur;
  • activiteiten en handelingen.

Woningbouwlocatie fase 5

De NIBM-grens bij woningbouwlocaties ligt op:

  • 1% criterium: = 500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en = 1000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
  • 3% criterium: = 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en = 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Woningbouwlocatie fase 5 betreft een ontwikkeling met maximaal 75 woningen. Geconcludeerd kan worden dat deze ontwikkeling valt binnen de NIBM-grens. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de nieuwbouwlocatie.

Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag, en vervoer van gevaarlijke stoffen (zoals vuurwerk, lpg, en munitie) over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Op grond van het Bevi zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) voor dergelijke bedrijven vaste veiligheidsafstanden opgenomen.

Op de website www.risicokaart.nl zijn de relevante inrichtingen en vervoersassen met betrekking tot externe veiligheid weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013groenewoud-vg01_0006.jpg"

Uitsnede risicokaart.nl

Ten noorden en ten oosten van fase 5 liggen gastransportleidingen. Het betreffen de volgende leidingen:

  • W-520-04-KR-002, ligt op ongeveer 300 m van het plangebied
  • W-520-06-KR-012, ligt op ongeveer 200 m van het plangebied

Deze leidingen betreffen hoge druk regionale aardgastransportleidingen met een ontwerpdruk van 40 bar en een diameter variërend van 114 mm tot 457 mm. De PR10–6-contour ligt niet buiten deze leidingen dus wat betreft het plaatsgebonden risico zijn voor de nieuwbouwwoningen geen belemmeringen.

Gezien de bebouwingsdichtheid langs de betreffende leidingen zal het huidige groepsrisico (GR) in alle gevallen ver onder de oriëntatiewaarde liggen. Ten gevolge van fase 5 is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd vanwege de ligging nabij gasleidingen. Deze analyse is bijgevoegd in bijlage 8.

De conclusie van het rapport is dat de buisleidingen geen belemmeringen vormen voor de woningbouw. De geplande woningbouw ligt buiten het invloedsgebied van de buisleidingen. Een verantwoording van het groepsrisico of een beoordeling van het plaatsgebonden risico conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen is niet noodzakelijk.

Archeologie

Het beleid met betrekking tot archeologische waarden is er op gericht archeologisch belangrijke terreinen zoveel mogelijk te ontzien. In het geval dat dit niet mogelijk is, dient voldoende ruimte te zijn voor het uitvoeren van verantwoord archeologisch onderzoek, zodat informatie in het deel van het bodemarchief dat verloren gaat, ook verantwoord kan worden vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013groenewoud-vg01_0007.jpg"

Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart gemeente Woudenberg

Op bovenstaande afbeelding is het plangebied van fase 5 aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart. Tevens zijn in de legenda de waarden aangegeven die binnen fase 5 voorkomen. Voor deze waarden geldt het volgende beleid:

  • AWV2: bodemingrepen dieper dan de huidige verstoringsdiepte (30 cm -Mv) vermijden. Indien niet mogelijk: bij bodemingrepen groter dan 1.000 m² is voorafgaand aan ruimtelijke planvorming archeologisch onderzoek noodzakelijk.
  • AWV 3: bodemingrepen dieper dan de huidige verstoringsdiepte (30 cm -Mv) vermijden. Indien niet mogelijk: bij bodemingrepen groter dan 10.000 m² is voorafgaand aan ruimtelijke planvorming archeologisch onderzoek noodzakelijk.
  • AWG 3: bodemingrepen dieper dan de huidige verstoringsdiepte (30 cm -Mv) vermijden. Indien niet mogelijk: bij bodemingrepen groter dan 100 m² is voorafgaand aan ruimtelijke planvorming archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Zoals af te lezen geldt voor een beperkt gebied dat een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden om te bekijken of zich daadwerkelijk archeologische resten in de bodem bevinden. Het archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek zijn uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is bijgevoegd in bijlage 9.

Op basis van het bureauonderzoek werd verwacht dat in het oosten van het plangebied eolisch en in het westen van het plangebied verspoeld dekzand voorkomt. Grondwerkzaamheden ten behoeve van egalisaties en de aanleg van een kabelgoot hebben waarschijnlijk tot (plaatselijke) verstoring van het bodemprofiel geleid. Er zijn vooralsnog geen archeologische resten binnen het plangebied bekend. Hoewel in de omgeving van het plangebied wel vondstmateriaal uit de steentijd en uit de periode middeleeuwen-nieuwe tijd bekend is, leek het in de meeste gevallen om ex situ materiaal te gaan. Het plangebied ligt relatief dicht bij de voormalige Grebbelinie die in de Tweede Wereldoorlog door de bezetter als Pantherstellung in gebruik is geweest. Er zijn echter geen aanwijzingen gevonden dat binnen het plangebied militaire activiteiten zijn ontplooid. Grondwerkzaamheden ten behoeve van egalisaties en de aanleg van een kabelgoot in de twintigste eeuw hebben waarschijnlijk tot (plaatselijke) verstoring van het bodemprofiel geleid. Op basis van het bureauonderzoek bestond voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachting op resten uit de periode paleolithicum – vroeg-neolithicum en een lage archeologische verwachting op resten uit de periode midden-neolithicum – nieuwe tijd.

Tijdens het veldonderzoek is naar voren gekomen dat in het westen en oosten van het plangebied inderdaad respectievelijk verspoeld dekzand en eolisch dekzand voorkomt. In grote delen van het plangebied is sprake van matig tot diepe verstoringen waardoor eventueel aanwezige archeologische resten verloren zullen zijn gegaan. Slechts ter hoogte van de boringen 11 en 17 werden archeologisch gezien deels intacte bodemprofielen aangetroffen. Er zijn tijdens het veldonderzoek geen concrete aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen gevonden, al dient opgemerkt te worden dat een verkennend booronderzoek hier ook niet op gericht is. Op basis van het voorliggende onderzoek blijft de middelhoge archeologische verwachting op resten uit de periode paleolithicum – vroeg-neolithicum die op basis van het bureauonderzoek bestond alleen gehandhaafd voor de gronden ter hoogte van de boringen 11 en 17. Aan de rest van het plangebied wordt een lage archeologische verwachting toegekend.

Op basis van deze conclusie is geen vervolgonderzoek vereist en staat de archeologische situatie de ontwikkeling van de woonwijk niet in de weg.

Flora en fauna

Ten aanzien van flora en fauna is een quickscan en enkele vervolgonderzoeken uitgevoerd. Deze quickscan en vervolgonderzoeken staat reeds beschreven in paragraaf 4.2. Gemakshalve wordt hiernaar verwezen.

Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Deze milieuzonering dient aldus twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het bieden van voldoende ruimte en zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.

Uitgave Bedrijven en milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Richtafstandenlijsten

De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de VNG-brochure. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

Twee omgevingstypen: rustige woonwijk en gemengd gebied

De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-brochure zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging.

Fase 5

Het plangebied van fase 5 is net als de rest van Het Groene Woud aan te merken als een 'rustige woonwijk'.

In het kader van het bestemmingsplan Het Groene Woud uit 2008 is geconstateerd dat in de directe omgeving een aantal bedrijven is gelegen die mogelijk effect kunnen hebben op de inrichting van het plangebied. Het betreft een manege (Ekris 38), een opslag (Zegheweg 4), een installatiebedrijf (Zegheweg 6) en een timmer- en bouwbedrijf (Zegheweg 8 en 8a) en de bedrijven gelegen op het bedrijventerrein Nijverheidsweg. Deze bedrijven liggen op een voldoende afstand van de nieuwbouwwoningen van fase 5 en vormen geen belemmering.

De manege aan Ekris 38 is het dichtstbijzijnde bedrijf dat mogelijk een belemmering vormt voor fase 5. Op basis van de 'Wet geurhinder veehouderijen' geldt voor de manege een vaste minimum afstand tot stankgevoelige objecten binnen de bebouwde kom van 100 m. Het plangebied van fase 5 ligt op een afstand groter dan 100 meter van het perceel van de manege. Op basis hiervan kan gesteld worden dat de manege geen belemmeringen oplevert ten aanzien van de nieuwbouwontwikkeling fase 5.

Ten aanzien van het bedrijf aan de Zegheweg 8 en 8a is op te merken dat de grens van het bouwvlak van het woongebied langs de Zegheweg is afgestemd op de ligging en activiteiten van de bedrijven aan de oostzijde van de Zegheweg. Hier zijn de bebouwingsgrenzen overgenomen uit de bestemmingsplannen Het Groene Woud (vastgesteld 25 september 2008) en het bestemmingsplan Zegheweg (vastgesteld 28 maart 2013). Dit is gedaan om er voor te zorgen dat de bedrijven geen hinder ondervinden van de nabijheid van de woningen en omgekeerd zullen de woningen geen onevenredige hinder ondervinden van de bedrijfsactiviteiten.

Verkeer

Fase 5 betreft een uitbreiding van de plancapaciteit met maximaal 75 woningen. Van deze 75 woningen wordt niet verwacht dat ze een essentieel verschil maken op het wegennet. Met de realisatie van de 5e fase zal er in het maatgevende spitsuur een toename van het aantal motorvoertuigbewegingen van minder dan 1 motorvoertuig per minuut plaatsvinden, dat zich verdeelt over verschillende wegen. Daardoor zal de toename op (de kruispunten bij) de N224, niet significant zijn.

4.4 Waterhuishouding

In het kader van het bestemmingsplan Het Groene Woud uit 2008 is een waterhuishoudingsplan opgesteld. Dit rapport heeft ten grondslag gelegen aan de waterparagraaf zoals genoemd in bovengenoemd bestemmingsplan. Voor onderliggend bestemmingsplan zijn de uitgangspunten en eisen uit het waterhuishoudingsplan onverkort van toepassing.

Ontwerp waterhuishouding

Het aan te leggen oppervlaktewater heeft o.a. de functie van waterberging. Uitgaande van een streefpeil van NAP +2.20 m en een maximale peilstijging van 0.40 m, is ten behoeve van de ontwikkelingslocatie, de minimaal benodigde waterberging 9.248 m2. Ten behoeve van de in de toekomst te ontwikkelen woningbouwlocatie op het bedrijventerrein Nijverheidsweg dient de waterberging circa 3.363 m2 te zijn. Hiervan kan eventueel de helft (1.682 m2) in het eigen gebied worden gerealiseerd, door een gewenste verbindende watergang aan te leggen tussen de Ekriswetering en de watergangen langs de Europaweg. De andere helft van de benodigde waterberging wordt in de ontwikkelingslocatie aangelegd. In totaal is in de ontwikkelingslocatie 10.930 m2 (inclusief berging t.b.v. Nijverheidsweg) nodig.

De huidige watergang/vijver (heeft geen naam) in Het Groene Woud heeft een oppervlakte van circa 9.500 m2 . Met de waterberging in de overige watergangen en de wadi’s in fase 1 is een totale waterberging van circa 12.000 m2 gerealiseerd. Hieruit blijkt dat er een overschot aan wateroppervlak is van circa 1.000 m2.

Met een oppervlak van circa 2,5 ha zal voor fase 5 nog waterberging met een oppervlakte van 1.650 m2 gerealiseerd moeten worden. Door het overschot van de huidige vijver (1.000 m2 ) gedeeltelijk te gebruiken is er nog maar zo’n 650 m2 benodigd. Dit kan gevonden worden in fase 5 zelf of door uitbreiding van de bestaande watergang/vijver. Dit laatste is het meeste voor de hand liggend. Dit wateroppervlak kan gebruikt worden als berging voor de uitbreiding van fase 5. Om te waarborgen dat in voldoende mate wordt voorzien in de vereiste waterberging zal in de regels worden opgenomen dat in het gehele plangebied minimaal 650 m2 aan waterberging gerealiseerd moet worden. Dit aantal is inclusief de waterberging die ten behoeve van het plandeel Nijverheidsweg vereist is.

Zoals hiervoor is aangegeven, is een groot deel van de vereiste waterberging reeds gerealiseerd.

Om het grondgebruik van taluds te minimaliseren kan het oppervlaktewater in de vorm van één waterpartij gesitueerd worden. Het watersysteem zal naar verwachting de grondwaterhuishouding nauwelijks beïnvloeden. De gevolgen voor grondwaterdynamiek en kwelsituatie lokaal en in de omgeving zijn:

Lokaal:

Het waterpeil zal verhoogd worden van 2,00 tot 2,15 + NAP naar 2,20 tot 2,40 + NAP. Momenteel is de GLG circa 2,18 + NAP. Door het streefpeil in de vijvers op 2,20 + NAP te stellen, zal de GLG niet lager worden. De huidige GHG van 2,87 + NAP zal als gevolg van een peilstijging in de vijver naar 2,54 + NAP (na een regenbui T=10 maximaal 34 cm) stijgen, maar zal naar verwachting geen verandering van de GHG als effect hebben.

Omgeving:

Aan de noordwestgrens van het plangebied is een stuw geplaatst waardoor afvoer van water gedoseerd plaatsvindt. Deze afvoer voldoet aan de landelijke afvoernorm. De afvoer van het water uit het plangebied vindt via dezelfde watergangen plaats naar de Oude Luntersebeek. Ten westen van van het plangebied loopt de secundaire watergang Ekriswetering. De wetering zal in de toekomst verlegd worden en dienen als A-watergang waardoor de afvoerende functie wordt vergroot.

Het achterliggende gebied (o.a. het bos van Geerenstein) zal door plaatsing van de stuw geen effect ondervinden als gevolg van de bebouwing in het plangebied.

Voor het onderhoud van waterpartijen gelden de volgende uitgangspunten:

  • a. Bij een breedte smaller dan 6-8m kan worden volstaan met één onderhoudsstrook.
  • b. Bij een breedte breder dan 6-8m moet aan weerszijden van de waterpartij een onderhoudsstrook worden aangelegd.
  • c. Bij een breedte van meer dan 16 m moet de waterpartij varend worden onderhouden.

Inclusief het bedrijventerrein, zal meer dan 10 ha bruto stedelijk gebied op het wateroppervlak afwateren. Hierdoor krijgen de watergangen of waterpartij een primaire status en zullen door het Waterschap Vallei en Veluwe onderhouden worden.

Het oppervlaktewater zal de functie stedelijk water krijgen. Om een goede waterkwaliteit te bevorderen moet een minimale waterdiepte van 1 m voor de watergangen gehanteerd worden indien de watergang één geheel vormt met de huidige watergang. Als het losse waterpartijen worden, wordt het tertiair en blijft het onderhoud bij de gemeente.

Het afstromende regenwater van het verhard oppervlak zal grotendeels via Wadi's middels een HWA-riool naar de waterpartij geleid worden en rechtstreeks worden aangesloten op het oppervlaktewater. Diffuse bronnen dienen derhalve te worden aangepakt. De riolering wordt aangesloten op het bestaande DWA-stelsel in de reeds gerealiseerde fases van Het Groene Woud.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven betreft dit een bestemmingsplan dat zeer flexibel van opzet is. Binnen de bestemming 'Woongebied' is de definitieve invulling van de wijk niet vastgelegd in de regels en op de verbeelding.

Om voldoende sturing te kunnen houden op de oorspronkelijke doelstelling voor de toekomstige woonwijk zijn wel enkele uitgangspunten vastgelegd in de regels.

Het gaat hier onder andere om:

  • het vastleggen van de vlakken waarbinnen gebouwd mag worden;
  • de maximum aantallen woningen;
  • de mogelijk te realiseren typen woningen (vrijstaande, twee aaneen, aaneengebouwd, gestapeld);
  • de maximale goot- en bouwhoogtes;
  • de minimale en maximale dakhellingen;
  • te behouden/ te realiseren groenzones,
  • te behouden afstanden tot hindergevende bedrijven;
  • het vastleggen van de hoofdontsluiting vanaf de Stationsweg- West;
  • minimale waterberging.

Daarnaast is de gebiedsvisie Het Groene Woud opgesteld, waaraan bouwplannen getoetst worden. Deze wordt hieronder toegelicht.

Gebiedsvisie Het Groene Woud

Ten aanzien van het noordelijk en oostelijk deel van het Groene Woud is het van belang dat gezorgd wordt voor een goede landschappelijke inpassing richting het landelijk gebied. Voorkomen moet worden dat sprake is van een te harde overgang tussen bebouwing en groen.

Daarnaast is het van belang dat de te ontwikkelen deelgebieden naadloos aansluiten op de bestaande bebouwingsstructuur en dat de groenstructuur een belangrijke kwaliteitsdrager wordt, zodat de woonkwaliteit ook in de toekomst gewaarborgd is.

Om zowel de landschappelijke als de stedenbouwkundige inpassing, als de woonkwaliteit te kunnen garanderen is er een gebiedsvisie opgesteld voor Het Groene Woud. Deze visie is afgerond in december 2014 en vormt de onderlegger van dit bestemmingsplan.

De gebiedsvisie geeft aan waar in grote lijnen de hoofdontsluitingswegen komen, het groen, het water en welke gronden uitgeefbaar zijn. Ook doet de visie uitspraken over de gewenste bebouwingsstructuur van de deelgebieden. Daarbij is de ligging ten opzichte van het buitengebied bepalend geweest.

Hoe de woningen binnen de uitgiftegronden gesitueerd worden en welke typologieën er worden toegepast, zijn in het bestemmingsplan en in de gebiedsvisie flexibel gehouden om in te kunnen spelen op de veranderde marktvraag.

Hieronder wordt per deelgebied ingegaan op de landschappelijke en stedenbouwkundige randvoorwaarden waarop bouwplannen getoetst zullen worden, naast de regels van het bestemmingsplan.

Landschappelijk en stedenbouwkundig toetsingskader voor de verschillende deelgebieden

Deelgebied Zegheweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013groenewoud-vg01_0008.jpg"

Dit deelgebied ligt in de overgangszone van de bebouwde kom naar het buitengebied. Vooral de oostzijde van het gebied zal daarom een groen landelijk karakter moeten krijgen. Tevens dient de bebouwingsstructuur aan deze zijde transparant te zijn.

Voor dit deelgebied gelden de volgende randvoorwaarden:

  • De sloot langs de Gouden Regen zal worden doorgetrokken. De sloot komt te liggen in een groenzone;
  • De woningen achter de sloot zullen zich presenteren aan de Gouden Regen;
  • De bebouwingsstructuur langs de Zegheweg zal transparant zijn (de woningen dienen op enige afstand van elkaar te worden gebouwd);
  • De sloot langs de Zegheweg met de groenzone wordt behouden;
  • Maximaal twee aansluitingen op de Zegheweg.

Deelgebied boerenerf

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013groenewoud-vg01_0009.jpg"

Dit gebied ligt op een bijzondere locatie in de wijk Het Groene Woud, aangezien het aan drie kanten omgeven wordt door het buitengebied. Dit vraagt om een sterke landschappelijke inpassing en om een unieke verkavelingstructuur.

Voor dit deelgebied gelden de volgende randvoorwaarden:

  • Het gebied zal omgeven worden door houtwallen in een groenzone met een minimale breedte van 3,0 meter;
  • De bebouwingsstructuur dient te refereren aan een boerenerf;
  • De openbare ruimte zal binnen het boerenerf informeel worden ingericht met enkele solitaire bomen of boomgroepen.

Deelgebied schakelgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013groenewoud-vg01_0010.jpg"

Dit deelgebied dient ervoor te zorgen dat Het Groene Woud naadloos op de bestaande bebouwingsstructuur aansluit, waarbij rekening moet worden gehouden met de privacy van de huidige bewoners. De bebouwing in het noordelijke deel ligt tegen de rand van het buitengebied. Ook hier wordt daarom een transparante bebouwingsstructuur voorgeschreven en dient er ruimte gereserveerd te worden voor groen.

Voor dit deelgebied gelden de volgende randvoorwaarden:

  • Langs de zijkant van de bestaande woningen aan de Magnoliasingel zal een groenstrook komen van ca. 7 meter, die mag versmallen richting het noorden. Hiermee wordt de privacy van de bestaande woningen gewaarborgd;
  • Langs de bestaande sloot aan de noordgrens van het grote bouwvlak dient een groenzone te komen van minimaal 3,5 meter. Hiermee krijgt het woongebied richting het buitengebied een groene afronding. In de groenzone mag een ruiterpad liggen;
  • De bebouwingsstructuur in het noordelijke deel zal transparant zijn (de woningen dienen op enige afstand van elkaar te worden gebouwd). Rijwoningen zijn hier niet toegestaan. Dit verzacht samen met de groenstrook de overgang van de bebouwde kom naar het buitengebied;
  • Aan de oostzijde van het deelgebied komt een groenstrook met een breedte van ca. 8 meter. Dit geeft de Gouden Regen aan deze zijde een sterk groen karakter. Daarnaast heeft het een positief effect op de woonkwaliteit. Het maken van parkeerplaatsen in deze zone is niet toegestaan, inritten mogen hier wel gerealiseerd worden;
  • Aan de Gouden Regen zijn vrijstaande en/of twee-onder-een-kapwoningen toegestaan. Rijwoningen niet, omdat de parkeerbehoefte dan dusdanig groot wordt dat deze niet meer op te lossen is in de nabijheid zonder de groenzone aan te tasten.

Deelgebied Het Groene Woud fase 5 (het gebied boven fase 3)

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013groenewoud-vg01_0011.jpg"

Dit deelgebied dient in hoofdopzet vergelijkbaar te zijn met fase 3. In het plan komen twee groene hoven waaraan de woningen liggen.

Voor dit deelgebied gelden de volgende randvoorwaarden:

  • Het continueren van de groene hoven van fase 3;
  • Het continueren van de verkavelingsstructuur van fase 3;
  • Het heeft sterk de voorkeur om de westzijde van fase 5 met een vergelijkbaar woonblok af te sluiten als in fase 3. De Gouden Regen krijgt hiermee aan deze zijde een eenduidige uitstraling, dat de straat een statig karakter geeft;
  • Aan de oostzijde zal de bebouwingsstructuur transparanter zijn dan aan de westzijde, omdat deze zijde in de nabijheid van het buitengebied ligt. Zowel vrijstaande woningen als twee-onder-een kapwoningen als korte rijwoningen van maximaal 4 aaneengebouwd, zijn hier toegestaan;
  • In de hoven is de bebouwingstypologie vrij.

Deelgebied parkwoningen

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013groenewoud-vg01_0012.jpg"

Dit deelgebied krijgt een sterk groen karakter, omdat dit gebied tegen het bestaande centrale park ligt. De bebouwingsvlakken worden omgeven met groenzones van circa 3 tot 5 meter breed. In deze groenzones mag geparkeerd worden. Daarnaast zijn er op verschillende plekken kleine groene ruimtes aanwezig waar kinderen kunnen spelen en jong en oud elkaar kan ontmoeten. Plekken die op langere termijn een meerwaarde geven aan de woonomgeving.

Voor dit deelgebied gelden de volgende randvoorwaarden:

  • Het gebied zal gekenmerkt worden door bebouwingsvlakken die als eilanden in het groen liggen;
  • De bebouwingsstructuur aan de parkzijde zal transparant zijn. Hier worden alleen vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen toegestaan.

Deelgebied park

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013groenewoud-vg01_0013.jpg"

Het al bestaande centrale park zal worden behouden. Om blijvend voldoende water te kunnen bergen zal de bestaande sloot in de parkstrook verbreed worden.

Samenvatting

In het totaalvisie zoals hieronder is weergegeven is goed te zien dat alle deelgebieden langs een of meerdere groenzones liggen, dat een positief effect zal hebben op de woonkwaliteit. Het vergroot de belevingswaarde van de wijk en voorziet in speel- en ontmoetingsplekken voor jong en oud. Hiermee wordt een wijk gerealiseerd dat ook woonkwaliteit in de verre toekomst garandeert.

De randen van de wijk grenzend aan het buitengebied zijn voorzien van een groenstrook. Daar waar de woningen met voorkanten gericht zijn naar het buitengebied zal de bebouwingsstructuur transparant zijn. Deze beide ontwerpprincipes leiden tot een zachte overgang van de bebouwde kom naar het buitengebied en zorgen voor de landschappelijke inpassing van Het Groene Woud.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013groenewoud-vg01_0014.jpg"

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

Het bestemmingsplan kent 6 hoofdbestemmingen, te weten Groen, Verkeer- Verblijfsgebied, Water, Wonen en Woongebied.

Artikel 3 Groen

Binnen deze bestemming zijn naast groenvoorzieningen langzaamverkeersvoorzieningen mogelijk. Het gaat om een gebied tussen de geprojecteerde woningen die de functie hebben als park/ groenvoorziening dan wel als afscheiding.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

De Zegheweg en de daarop aansluitende wegen hebben een verkeersbestemming.

Artikel 5 Water

De bestemming heeft betrekking op bestaande watergangen.

Artikel 6 Wonen

De geprojecteerde woning aan de Kastanjelaan 14 zal in aansluiting op de woningen in de omgeving een woonbestemming krijgen. De woning dient gebouwd te worden binnen het bouwvlak. De bouwregels en gebruiksbepalingen zijn in overeenstemming met de bepalingen uit het bestemmingsplan 'Het Groene Woud'.

Artikel 7 Woongebied

Het grootste deel van het plangebied heeft de bestemming 'woongebied' gekregen. De bestemming betreft een globale eindbestemming. Binnen de bestemming zijn de gronden bestemd voor woondoeleinden, maar ook voor andere doeleinden die binnen het woongebied passen, zoals verkeers- en verblijfsdoeleinden, groenvoorzieningen, water en openbare nutsvoorzieningen.

Onder openbare nutsvoorzieningen vallen ook eventuele voorzieningen van de riolering in de vorm van een bodempassage ter plaatse van de uitmonding van het hemelwaterriool (conform het waterhuishoudingsplan: 5 x 5 meter).

Binnen de bestemming is niet gedetailleerd vastgelegd waar de woningen gesitueerd mogen worden. Binnen de gehele bestemming zijn zowel vrijstaande, aaneengebouwde als rijwoningen toegestaan. Alleen de locatie waar woningen in gestapelde vorm mogen komen zijn aangeduid op de verbeelding. Deze aanduiding houdt een verbijzondering in van de algemene regels. Op deze gronden mogen dus zowel grondgebonden als niet-grondgebonden woningen worden gebouwd. Ook aan de Zegheweg is sprake van een uitzondering. Langs een deel hiervan mogen alleen vrijstaande, twee onder één kapwoningen en geschakelde woningen mogelijk.

De woningdichtheid verschilt. Dit is aangegeven door per gebied een maximaal aantal woningen toe te staan waarbij voor een deel van het plangebied een afwijkingsmogelijkheid geldt voor het toestaan van meer woningen. Verder zijn maatvoeringseisen opgenomen in de vorm van maximale goot- en bouwhoogtes en minimale en maximale dakhellingen.

Binnen de bestemming is een regeling opgenomen voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, die aansluit bij de regeling zoals die in het bestemmingsplan Het Groene Woud uit 2008 van de gemeente Woudenberg is opgenomen. De activiteiten zijn slechts toegestaan in de woning, exclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Via een afwijkingsmogelijkheid kunnen activiteiten onder voorwaarden ook in aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden toegestaan.

Artikel 8 Leiding - Riool

De rioolleiding welke door fase 5 loopt is positief bestemd. Aan weerszijden van deze leiding geldt een zakelijke recht strook waarmee rekening moet worden gehouden bij toekomstige ontwikkelingen en graafwerkzaamheden. De regeling is overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van het plan is te omschrijven als de uitvoerbaarheid aan de hand van een becijfering van de kosten en baten van het plan. Daarbij moet worden gedacht aan de kosten die de gemeente moet maken voor verwerving en bouwrijpmaken van gronden, welke dienen te worden gedekt door de redelijkerwijs te verwachten grondopbrengsten. De daarbij te hanteren grondprijzen dienen een redelijke exploitatie van de uit te geven gronden overeenkomstig de in het plan gegeven bestemmingen niet in de weg te staan.

Het geijkte instrument om een dergelijke analyse te maken is de exploitatie-opzet. Een financieel dynamisch beleidsinstrument, dat jaarlijks aan de hand van ontwikkelingen gedurende de looptijd van het bestemmingsplan dient te worden bijgesteld.

In de raadsvergaderingen van 24 juni 2004 en 30 juni 2005 heeft de raad bij het beschikbaar stellen van kredieten voor de aankoop van gronden ten behoeve van de wijk ‘Het Groene Woud’ als uitgangspunt gesteld dat de grondexploitatie 100 % kostendekkend zal moeten zijn. Uit de 1e exploitatie-opzet blijkt dat dit het geval is.

De gemeente heeft samen met ontwikkelende partijen een grondexploitatie opgericht voor de ontwikkeling van Het Groene Woud. Voor deze ontwikkeling is een gezamenlijke grondexploitatie vastgesteld en zijn kredieten gereserveerd waaruit de realisatie van de nieuwe woonwijk grotendeels wordt betaald. Afspraken hierover zijn vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. Bij de uitgifte van gemeentelijke gronden worden via anterieure overeenkomsten afspraken gemaakt over de plankosten. Op deze manier is het kostenverhaal verzekerd en is het niet noodzakelijk om een grondexploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak en vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan Het Groene Woud heeft gedurende zes weken, van 10 juli tot en met 20 augustus 2013, voor een ieder ter visie gelegen. Gedurende de periode van ter inzage legging zijn er 6 inspraakreacties ingediend. In deze Nota van beantwoording inspraakreacties voorontwerpbestemmingsplan Het Groene Woud zijn de inspraakreacties samengevat en voorzien van een antwoord.

Van de formele instanties zijn 4 reacties binnen gekomen. Van de andere aangeschreven overleginstanties is binnen de termijn geen reactie ontvangen.

De binnengekomen reacties zijn in bijlage 10 samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. Hiernaar wordt gemakshalve naar verwezen.

8.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Het Groene Woud 2015 heeft gedurende zes weken, van 24 december 2014 tot en met 3 februari 2015, voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende de periode van ter inzage legging zijn er vier zienswijzen ingediend. In een Nota van beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Het Groene Woud 2015 zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een antwoord. De nota is bijgevoegd in bijlage 11.

Van de formele overleginstanties heeft de gemeente alleen van de provincie Utrecht een reactie ontvangen. De provincie heeft aangegeven dat het ontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft om opmerkingen te maken.