direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 1e Melmseweg fase IIA2
Status: onherroepelijk
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.WP1eMelmsewegFIIA2-oh01

Toelichting

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding en doel

Op een locatie aan de 1e Melmseweg is initiatiefnemer voornemens 20 rijwoningen te realiseren. Op 23 april 2017 is een uitwerkingsplan vastgesteld voor fase 2 van de ontwikkelingen aan de 1e Melmseweg, waar voorliggend plangebied onderdeel van is. Met de uitwerking van de bouwtekeningen is gebleken dat de woningen voor de voorgevelroolijn gesitueerd zijn, om zo meer ruimte aan de achterzijde te bieden. Dit biedt echter onwenselijke bouwmogelijkheden aan de achterzijde van de woningen. Om te garanderen dat de bebouwingsmogelijkheden niet worden vergroot maar worden verplaatst, is dit wijzigingsplan opgesteld.

Met de in het uitwerkingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk de plaats van het bouwvlak te wijzigen, met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen. Het bouwplan voorziet in een verplaatsing van iets meer dan 2 meter. Daardoor kan gebruik gemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de H.F. Wakemanstraat te Veenendaal. Deze straat begrenst het plangebied noordkant. De straat is aangesloten op de 1e Melmseweg en De Kweek. Het totale ontwikkelingsgebied aan en rondom de 1e Melmseweg wordt aan de Nieuweweg ontsloten via De Kweek. Het plangebied wordt globaal begrensd door de 1e Melmseweg aan de oostzijde en Veldjesgraaf aan de westzijde. Figuur 1.1 geeft de globale ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.WP1eMelmsewegFIIA2-oh01_0001.png"

Figuur 1.1: Globale ligging plangebied (rode stip)

1.3 Bestaande situatie

Het plangebied betrof voorheen een volkstuinencomplex. Momenteel wordt de grond bouwrijp gemaakt voor woningbouw. De ontwikkeling van fase 1 van de ontwikkelingen aan de 1e Melmseweg is reeds afgerond. Voorliggend plangebied is onderdeel van fase 2, waarvan de realisatie in uitvoering is. Fase 3, het oostelijke gedeelte van het gebied, dient nog te worden herontwikkeld. In figuur 1.2 zijn de rijwoningen omlijnd waarvan de bouwvlakken zullen worden verplaatst. Figuur 1.3 geeft een beeld van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.WP1eMelmsewegFIIA2-oh01_0002.png"

Figuur 1.2: De fasering van de ontwikkelingen aan de 1e Melmseweg met aanduiding plangebied (rood omljind)

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.WP1eMelmsewegFIIA2-oh01_0003.png"

Figuur 1.3: Luchtfoto met aanduiding plangebied (rood omlijnd)

1.4 Vigerend(e) plan(nen)

Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het uitwerkingsplan "UP 1e Melmseweg, fase 2". Dit uitwerkingsplan is op 23 april 2017 vastgesteld door de gemeenteraad van Veenendaal.

De gronden hebben in het vigerend uitwerkingsplan de bestemming 'Wonen' met bouwvlak, de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' en maatvoering voor de maximale bouw- en goothoogte (figuur 1.4). Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met inachtneming van de ter plaatse aangegeven bouwaanduidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.WP1eMelmsewegFIIA2-oh01_0004.png"

Figuur 1.4: Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan met aanduiding plangebied (rood omlijnd)

Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m¹ mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.

Met voorliggend wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid, om de plaats van het bouwvlak te wijzigen. In Hoofdstuk 3 PLANBESCHRIJVING wordt gemotiveerd waarom voor deze inpassing is gekozen. Uit Hoofdstuk 4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN blijkt dat de wijziging geen belangen van derden schaadt.

1.5 Leeswijzer

Het wijzigingsplan is als volgt opgebouwd:

  • In Hoofdstuk 2 is een beschrijving van het beleidskader dat van toepassing is op het wijzigingsplan opgenomen;
  • In Hoofdstuk 3 is de voorgenomen wijziging beschreven;
  • In Hoofdstuk 4 zijn de relevante milieu- en omgevingsaspecten behandeld;
  • Hoofdstuk 5 beschrijft het juridische deel van het plan;
  • In Hoofdstuk 6 komt de economische uitvoerbaarheid aan bod;
  • Hoofdstuk 7 gaat tenslotte in op de mogelijkheden tot inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 BELEIDSKADER

Het relevante beleidskader is in het uitwerkingsplan "UP 1e Melmseweg, fase 2" verantwoord en afgewogen. Dit beleidskader is actueel en volledig. Voor het beleidskader wordt derhalve verwezen naar de toelichting van het uitwerkingsplan "UP 1e Melmseweg, fase 2".

Hoofdstuk 3 PLANBESCHRIJVING

In het plangebied zullen 20 rijwoningen gerealiseerd worden. Met de huidige situering van de bouwvlakken zijn de achtertuinen van de rijwoningen erg ondiep. Daarnaast blijkt dat mensen minder behoefte hebben aan een voortuin. Daarom is het voornemen om beide rijen woningen dichter naar de weg toe te plaatsen - de noordelijke rij enkele meters naar het noorden en de zuidelijke rij enkele meters naar het zuiden. In figuur 3.1 is met zwarte lijn het huidige bouwvlak weergegeven. Het oranje vlak betreft de gewenste situering van de rijwoningen. Middels dit wijzigingsplan wordt geborgd dat de bouwmogelijkheden worden verplaatst en niet vergroot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.WP1eMelmsewegFIIA2-oh01_0005.png"

Figuur 3.1: Inrichtingsschets met daarin de huidige bouwvlakken weergegeven (zwart omlijnd)

Het vigerende uitwerkingsplan "UP 1e Melmseweg, fase 2" bevat een toetsing aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden en de gebiedsvisie die voor deze locatie zijn opgesteld. Daaruit blijkt dat het stedenbouwkundig plan in hoofdzaak aansluit bij het verkennende stedenbouwkundige plan. Met voorliggend wijzigingsplan blijven de stedenbouwkundige uitgangspunten als randvoorwaarden gelden. Er wordt enkel de wijziging van de plaats van het bouwvlak mogelijk gemaakt, zodat de woningen tegen de weg aan gerealiseerd kunnen worden zonder voortuin. Deze wijziging is niet in strijd met de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor het gebied. De wijzigingen zijn van ondergeschikte aard.  

Hoofdstuk 4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN

In dit hoofdstuk worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten voor de ontwikkeling van de planlocatie beschreven. Het gaat hierbij om de aspecten natuur, water, archeologie, bodem, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Voor ieder aspect is een onderzoek of toets uitgevoerd.

4.1 Bodem

Het Besluit op de ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) schrijft voor dat in het kader van een ruimtelijk planologische procedure moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het gewenste nieuwe gebruik. De bodemkwaliteit kan (negatief) van invloed zijn op de gewenste nieuwe ontwikkeling.

Onderhavig initiatief betreft een wijziging van twee bouwvlakken binnen de woonbestemming. Er wordt geen nieuwe gevoelige bestemming mogelijk gemaakt. Een bodemonderzoek is dan ook niet benodigd voor deze wijziging.

4.2 Geluid

Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd, indien dat plan mogelijkheden biedt voor:

  • de nieuwbouw van woningen of ander geluidsgevoelige functies;
  • de aanleg van een nieuwe weg en/ of een reconstructie van een bestaande weg;
  • functiewijzigingen van een niet-geluidsgevoelige functie in een geluidsgevoelige functie (bijvoorbeeld via een afwijkingsbevoegdheid).

In het onderhavig wijzigingsplan zijn de onderwerpen industrie- en spoorweglawaai niet aan de orde, wegverkeerslawaai daarentegen wel. Ten behoeve van het uitwerkingsplan "UP 1e Melmseweg, fase 2" is een akoestisch onderzoek uitgevoerd en zijn hogere waarden verleend, doordat de voorkeurswaarde van 48 dB op enkele woningen werd overschreden.

Naar aanleiding van de wijzigingen in het ontwerp heeft Peutz een oplegnotitie geluid opgesteld waarin de nieuwe, in dit wijzigingsplan voorgestelde situatie als uitgangspunt dient (Bijlage 1).

Op basis van de geactualiseerd rekenresultaten kan worden gesteld dat met het verschuiven van de perceelsgrenzen van de 20 woningen binnen fase 2AII niet sprake is van een relevante toename van de geluidbelastingen. Met betrekking tot de Rijksweg A12 is sprake van een toename van de maximale geluidbelasting met 1 dB op één rekenpunt tot maximaal 52 dB. Daarentegen neemt ten gevolge van de Nieuweweg ter plaatse van de kopgevels van woningen 10 en 20 de geluidbelasting juist met 1 dB af van maximaal 51 dB tot maximaal 50 dB. Geconcludeerd kan worden dat er nog steeds voldaan wordt aan een goede ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder en het beleid hogere waarde van de gemeente Veenendaal.

Door de verschuiving van de rooilijn is de geluidbelasting veroorzaakt door de A12 op sommige toetspunten 1 dB hoger. Hierdoor zijn niet alle eerder verleende hogere waarden nog dekkend (besluit hogere waarden 1e Melmseweg, fase 2 van 15 mei 2017). Dit geldt alleen voor blok N (Bouwvlak C in het hogere waarden besluit). De 1 dB hogere geluidbelasting past nog binnen de maximale ontheffingswaarde die de Wet geluidhinder stelt. Ook voldoet het plan nog aan de beleidsregel hogere waarden Wgh. Er zijn dan ook geen belemmeringen voor de voorgenomen wijziging, mits er een nieuw hogere waarde besluit wordt genomen. Daarom zal tegelijkertijd met de procedure van het wijzigingsplan, de hogere waarde procedure doorlopen worden.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Deze systematiek wordt milieuzonering genoemd. De VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009)' is het hulpmiddel bij de uitwerking van de milieuzonering in het bestemmingsplan. Op basis van de activiteiten kunnen bedrijven worden ingedeeld in milieucategorieën als indicatie voor milieuhinder. Daarbij worden de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar meegenomen. In de publicatie zijn richtafstanden opgenomen, welke bij voorkeur aangehouden dienen te worden ten opzichte van gevoelige objecten.

De omgeving waarin de gevoelige objecten zich bevinden speelt daarbij ook een rol. De richtafstanden voor een rustige woonwijk (bijlage 1 VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering) zijn groter dan voor een gemengd gebied. Voor gemengd gebied mag de richtafstand met één afstandstap worden verlaagd. Voor de typering van het gebied wordt o.a. gekeken naar de aanwezige activiteiten en eventuele aanwezige hinder.

Het plangebied kan aangemerkt worden als 'Gemengd gebied', gelet op de menging van functies (wonen en werken) in de gebieden rondom het plangebied.

Ten behoeve van het uitwerkingsplan "UP 1e Melmseweg, fase 2" is reeds getoetst aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Met de wijziging van de bouwvlakken worden er geen bouwmogelijkheden op kortere afstand van de nabijgelegen bedrijven mogelijk gemaakt dan de bouwmogelijkheden met de huidige bouwvlakken. Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering zijn er dan ook geen belemmeringen voor de gewenste wijziging van het bouwvlak.

4.4 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van de luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). In het kader van de Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) is het van belang om bij een ruimtelijk plan te kijken welke invloed het plan heeft op de luchtkwaliteit. In deze wet is vastgelegd dat projecten "niet in betekenende mate" (NIBM) mogen bijdragen aan de luchtverontreiniging. In de Regeling NIBM is een lijst met van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden (bijlage 3a van het Besluit NIBM).

Aangezien er met deze wijziging van het bestemmingsplan geen extra woningen worden toegestaan, voldoet het plan aan de NIBM grens en draagt de ontwikkeling dus niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het plan aan het Wm is daarom niet noodzakelijk.

Naast de effecten van het plan op de luchtkwaliteit, dient ook onderzocht te worden of de bestaande luchtkwaliteit voldoet aan de normen in het kader van een goed woon- en leefklimaat. Op basis van de NSL-monitoringstool blijkt dat de achtergrondconcentraties fijn stof en stikstofdioxide ter plaatse van het plangebied (nabij de weg gelegen dus 'worst case') in 2015 respectievelijk 20,6 µg/m3 en 28,5 µg/m3 bedragen. Hiermee wordt ruim voldaan aan de wettelijke norm van 40 µg/m3. De concentratie aan zeer fijn stof (PM2,5) bedraagt 12,2 µg/m3. Voor deze stof geldt een norm van 25 µg/m3 waardoor ook voor deze stof voldaan wordt aan de wettelijke norm.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmernig voor de ontwikkeling van het plan.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Er moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Die beperkingen moeten in milieuvergunningen en bestemmingsplannen zijn vastgelegd.

Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen.

In het kader van het uitwerkingsplan "UP 1e Melmseweg, fase 2" is reeds onderzocht dat er geen belemmeringen zijn vanuit het aspect externe veiligheid. Met voorliggend wijzigingsplan worden geen extra kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid is dan ook niet nodig.

4.6 Waterhuishouding

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de ruimtelijke onderbouwing van ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. In de waterparagraaf wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.

Voor wat betreft het aspect "Waterhuishouding" heeft voor het hele gebied (fase 1 t/m 3) overleg plaatsgevonden met Waterschap Vallei en Veluwe. Het overleg heeft plaatsgevonden in het kader van de Watertoets en het vooroverleg.

Met voorliggende wijziging worden de bouwvlakken enkele meters verplaatst. De bouwmogelijkheden worden niet vergroot. Het plan leidt dan ook niet tot extra verharding. Nader onderzoek naar het aspect water is dan ook niet benodigd.

4.7 Archeologie

Het plangebied heeft in het vigerende uitwerkingsplan geen archeologische waarde toegekend gekregen. Archeologisch onderzoek is derhalve niet benodigd. Ook uit de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Veenendaal (2010) blijkt dat er geen archeologisch onderzoek benodigd is. Er geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen vanaf 5.000 m2 (figuur 4.1). De oppervlakte van de bouwvlakken valt daar ver onder. Archeologisch onderzoek is niet benodigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.WP1eMelmsewegFIIA2-oh01_0006.png"

Figuur 4.1: Uitsnede archeologische maatregelenkaart gemeente Veenendaal met aanduiding plangebied

4.8 Cultuurhistorie

Vanaf 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd bij het maken van ruimtelijke plannen, zoals een bestemmingsplan, een beheersverordening of een ruimtelijke onderbouwing rekening gehouden moet worden met cultuurhistorische waarden. Als gevolg hiervan is het van belang dat voorafgaand aan het maken hiervan de aanwezige cultuurhistorische waarden bekend zijn, door het uitvoeren van een cultuurhistorische inventarisatie en waardering.

Uit de cultuurhistorische kenmerkenkaart van de gemeente Veenendaal (2010) blijkt dat de locatie van het bouwvlak geen cultuurhistorische waarde heeft (figuur 4.2). Daarnaast is er in het kader van het uitwerkingsplan voor fase 2 (UP 1e Melmseweg, fase 2) een cultuurhistorische analyse opgesteld waaruit blijkt dat er geen cultuurhistorische elementen (meer) aan te treffen zijn die teruggaan op belangrijke cultuurhistorische waarden op de planlocatie. De verplaatsing van de bouwvlakken hebben geen siginificante effecten op de cultuurhistorie. Er zijn dan ook geen belemmeringen vanuit het aspect cultuurhistorie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.WP1eMelmsewegFIIA2-oh01_0007.png"

Figuur 4.2: Uitsnede cultuurhistorische kenmerkenkaart gemeente Veenendaal met aanduiding plangebied

4.9 Ecologie

De Wet natuurbescherming (Wnb) is op 1 januari 2017 in werking getreden en vervangt de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Deze wet beoogt de bescherming van in het wild levende planten en dieren en hun directe leefomgeving waarbij onderscheidt wordt gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.

Soortenbescherming

De planlocatie is reeds ontgraven en de werkzaamheden om de grond bouwrijp te maken zijn gestart (zie figuur 1.3). Door de huidige werkzaamheden en de werkzaamheden ten behoeve van de omliggende percelen kan aangenomen dat de gronden niet geschikt zijn voor beschermde soorten. Daarnaast is op basis van het vigerende uitwerkingsplan "UP 1e Melmseweg, fase 2" reeds toegestaan rijwoningen te realiseren. Het verplaatsen van het bouwvlak circa 3 meter naar het zuiden heeft geen extra effect op beschermde soorten. Nader onderzoek naar beschermde soorten is niet benodigd.

Gebiedsbescherming

Ten aanzien van gebiedsbescherming geldt dat het plangebied geen onderdeel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en/of een Natura 2000-gebied. Door de afstand tot de gebieden die onderdeel zijn van het NNN en de ligging van de locatie in de bebouwde kom, kan op voorhand worden uitgesloten dat de verplaatsing van het bouwvlak negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van het NNN. Een uitzondering hierop is de stikstofdepositie op de beschermde Natura-2000 gebieden. Het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied betreft Binnenveld aan de zuidoost zijde van Veenendaal op een afstand van circa 3 km. De overige beschermde gebieden in de directe omgeving zijn enkel onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland en betreffen geen Natura 2000-gebied (figuur 4.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.WP1eMelmsewegFIIA2-oh01_0008.png"

Figuur 4.3: Kaart met de beschermde natuurgebieden in de directe omgeving van het plangebied weergegeven

Ruimtelijke ingrepen in of nabij Natura 2000-gebieden zijn niet toegestaan wanneer deze significante negatieve effecten op de kernkwaliteiten veroorzaken. Daarom is getoetst of eventuele nadelige effecten op deze beschermde Natura 2000-gebieden, en dan specifiek het Natura 2000-gebied 'Binnenveld', op voorhand zijn uit te sluiten. Met de AERIUS-calculator is de stikstofdepositie berekend voor de realisatiefase (Bijlage 2) en de gebruiksfase (Bijlage 3). Daaruit is gebleken dat met de inzet van de juiste materialen er geen sprake is van een stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. De ontwikkeling zal dan ook geen onevenredige negatieve effecten hebben op nabijgelegen Natura 2000-gebieden.

4.10 Kabels, leidingen en telecommunicatie

In en in de omgeving van het plangebied zijn geen kabels, leidingen en/of telecommunicatieverbindingen gelegen die de uitvoerbaarheid belemmeren van de voorgenomen ontwikkeling ter plaatse van het plangebied.

Bestaande kabels en leidingen die geen functie meer hebben in het nieuwe plan worden verwijderd. Er zullen geen ongebruikte kabels of leidingen achterblijven.

4.11 Duurzaamheid

Voor een duurzame leefomgeving hoort bij elke ontwikkeling in een plangebied de thema's energie, intensief ruimtegebruik, ruimte voor natuur en water, duurzame bedrijvigheid, duurzaam bouwen, parkmanagement en mobiliteitsmanagement aan de orde te komen. De gemeente Veenendaal zet sterk in op duurzaamheid. De wettelijke eisen voor energiezuinigheid van het Bouwbesluit hebben betrekking op thermische isolatie, de energieprestatie (EPC) en milieuprestatie (MPG). Aanvullend heeft de gemeente Veenendaal beleid opgesteld voor duurzaamheid in het programmaplan "Energieneutraal Veenendaal 2035" (30 maart 2017). De gemeente geeft uitwerking aan de volgende ambities en doelstellingen:

  • Veenendaal is energieneutraal in 2035: streven naar energie neutrale woningen en wijken. Het streven is naar energieneutraliteit (EPC=0 of beter: Nul Op de Meter). Deze woningen moeten energieneutraal zijn en niet afhankelijk van gas.
  • Veenendaal is energieneutraal in 2035: stimuleren schonere voertuigen. Voor de inrichting van de openbare ruimte moet rekening gehouden worden dat bewoners een elektrische auto hebben en willen opladen.
  • Veenendaal is voorbereid op klimaatverandering: ontwikkelingen worden minimaal waterneutraal uitgevoerd, groen wordt strategisch ingezet voor hemelwaterafvoer en koeling in de stad.

De gemeente vindt het daarbij belangrijk dat bij nieuwe ontwikkelingen de volgende onderwerpen aan de orde komen bij het thema duurzaam bouwen:

  • Toepassen van een prestatie-instrument voor duurzaam bouwen;
  • Mogelijkheden om het dak te benutten voor warmte-opslag, waterberging, het bufferen van fijnstof of energiewinning;
  • Natuurvriendelijke maatregelen aan of rond het gebouw;
  • Geen koper, lood of zink gebruiken voor de hemelwaterafvoer;
  • Toepassen van duurzaam hout;
  • Energiezuinige terrein- en gebouwverlichting.

Navolgend is weergegeven op welke wijze in de voorgenomen ontwikkeling is omgegaan met duurzaam bouwen.

Algemeen

De energievraag van de woningen zal laag zijn in verband met de lage EPC van de woningen. De isolatiewaarde van de 'schil' is erg hoog, en door middel van tijdige controles worden lekken in de schil gecorrigeerd. Zonnepanelen op daken zorgen voor een lagere energiebehoefte vanuit het net.

Intensief ruimtegebruik

Het ruimtegebruik binnen de nieuwe wijk zal zeer intensief zijn. Met ca. 48 woningen per hectare en ca. 168 woningen in totaal in fase 1 en 2 samen (met 1,8 parkeerplaats per woning) is er ook nog ruimte voor bestaand groen en nieuw groen.

Ruimte voor natuur en water

Water kwam niet voor in dit plangebied en zal niet worden toegevoegd. Wel zal er ruimte gecreëerd worden rondom de bestaande waardevolle bomen, en zal er een groen speelveld worden gemaakt in het midden van het plan.

Duurzaam bouwen

EPC: De nieuw te bouwen woningen in fase IIA2 worden gebouwd met een EPC-waarde die valt binnen de landelijk geldende maximale EPC-norm. Deze norm is vastgelegd in het Bouwbesluit.

Bouwproces: De detaillering die op tekening staat zal worden nagegaan op fouten, voornamelijk op de isolatie. De aansluitingen tijdens de bouw zullen worden gecontroleerd en waar nodig verbeterd.

Systemen binnen de gebouwen: Naast het deugdelijk bouwen van de schil, en het luchtdicht maken van de kanalen in de vloeren kan het zijn dat door ligging (Noord - Zuid) of positie ten opzichte van andere gebouwen de geldende EPC-norm nog niet behaald wordt. Door middel van eventuele extra maatregelen zoals een zonneboiler op het dak is het behalen van een lagere EPC dan de landelijke eis zeer goed mogelijk. Echter heeft het toevoegen van meerdere installaties niet de voorkeur van zowel ontwikkelaar als belegger, vanwege hoge kosten met betrekking tot onderhoud. Het plaatsen van zonnepanelen op de daken die een goede positie ten opzichte van de zon hebben verdient de voorkeur.

Conclusie

Bij de verwezenlijking van de bestemming en dus de realisatie van de woningen met bijbehorende voorzieningen zal daar waar mogelijk rekening worden gehouden met het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid. Uiteraard zal de maximale EPC-norm uit het Bouwbesluit niet worden overschreden. Daarnaast zullen de woningen conform het Bouwbesluit gasloos opgeleverd worden.

4.12 (vormvrije) M.e.r.-beoordeling

In de Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat op basis van selectiecriteria vastgesteld dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben of niet. Onderdeel D van de bijlage bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is. Voor elke activiteit die genoemd wordt in het Besluit m.e.r. moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) nadelige milieugevolgen.

De ontwikkeling van woningbouw kan gezien worden als 'stedelijk ontwikkelingsproject' uit Onderdeel D uit het Besluit me.r.. Met voorliggend plan wordt echter enkel de verschuiving van het bouwvlak mogelijk gemaakt en geen nieuwe woningen. In het kader van het uitwerkingsplan "UP 1e Melmseweg, fase 2" is reeds een vormvrije m.e.r-beoordeling uitgevoerd. De milieueffecten wijzigingen met de verschuiving van het bouwvlak niet. Een nadere toetsing is dan ook niet benodigd.

4.13 Verkeer en parkeren

Met de verplaatsing van de bouwvlakken van enkele meters worden de achtertuinen groter en de voortuinen kleiner. Er worden geen parkeerplaatsen onttrokken aan het plan. Er worden niet meer woningen toegestaan dan reeds is toegestaan op basis van het vigerende uitwerkingsplan. De verwachte parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie zullen dan ook niet wijzigen. Er zijn vanuit verkeer en parkeren geen belemmeringen voor de ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 JURIDISCHE PLANOPZET

Het juridisch bindende gedeelte van het uitwerkingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels zijn gerelateerd aan de verbeelding, zodat verbeelding en regels te allen tijde in onderlinge samenhang dienen te worden bezien en toegepast. De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het wijzigingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Met dit wijzigingsplan worden de bouwvlakken enkele meters verplaatst. Vanuit de RO Standaarden 2012 moeten in een wijzigingsplan alle onderliggende bestemmingen worden opgenomen. In dit geval is dat de bestemmingen 'Wonen'. Deze bestemming is gelijk aan de gelijknamige bestemming uit het moederplan "UP 1e Melmseweg, fase 2". De overige regels uit het uitwerkingsplan "UP 1e Melmseweg, fase 2" zoals begrippen, wijze van meten, algemene regels en overgangsregels zijn ook van toepassing op het wijzigingsplan. In de regels behorend bij dit wijzigingsplan zijn de regels uit het uitwerkingsplan "UP 1e Melmseweg, fase 2" overgenomen.

Hoofdstuk 6 FINANCIEEL-ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

De kosten voor het opstellen van dit wijzigingsplan zijn voor rekening van de ontwikkelaar. Hiervoor is een overeenkomst opgesteld, waardoor dit wijzigingsplan economisch uitvoerbaar wordt geacht. Een exploitatieovereenkomst als bedoeld in artikel 6.12 Wro is niet benodigd, omdat er met voorliggend plan geen nieuwe extra woningen mogelijk worden gemaakt.

Hoofdstuk 7 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID

De procedure van het wijzigingsplan start met de ter inzage legging van het ontwerpplan, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het ontwerpwijzigingsplan is op 22 april 2020 gepubliceerd in de Staatscourant, de Rijnpost en het Gemeenteblad. Vanaf donderdag 23 april 2020 tot en met woensdag 3 juni 2020 heeft het ontwerpwijzigingsplan digitaal en analoog te inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Het ongewijzgide wijzigingsplan wordt aan het college van Burgemeester en Wethouders aangeboden voor vaststelling. Na vaststelling wordt het vastgestelde wijzigingsplan opnieuw gedurende zes weken ter inzage gelegd, waarbij de indieners van een zienswijze de mogelijkheid hebben om in beroep te gaan bij de Raad van State.