direct naar inhoud van Regels
Plan: Nieuweweg 220-226
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.Nieuweweg220tm226-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Nieuweweg 220-226 met identificatienummer NL.IMRO.0345.Nieuweweg220tm226-vg01 van de gemeente Veenendaal.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woningen

blokken van meer dan twee niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.6 achtergevel

een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw.

1.7 additionele voorzieningen

voorzieningen die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.

1.8 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.9 balkon

een buiten de gevel stekende constructieve open buitenruimte van een gebouw die niet verbonden is met de begane grond of een aan- of uitbouw.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken.

1.11 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.12 bedrijf aan huis

het door bewoners bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.13 bedrijfsgebouwen

het geheel aan gebouwen, behorend bij een bedrijf.

1.14 beroep aan huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 bouwwerk geen gebouw zijnde

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 bovenwoning

een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin vanaf de eerste verdieping ofwel de tweede bouwlaag meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel naast elkaar gesitueerd zijn, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is.

1.27 dakoverstek

het deel van het dakvlak dat uitsteekt buiten de gevel.

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven en/of personen, zoals administratie-, reclame-, advocaten-, makelaars-, notaris-, werkbemiddelings-, reis-, advies- en ingenieursbureaus, kappers, medische praktijken en voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie.

1.30 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.31 evenement

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 geluidbeperkende voorziening

een al dan niet gebouwde voorziening kennelijk bedoeld voor het beperken van geluidhinder, zoals een geluidscherm of een geluidwal.

1.34 gestapelde woning(en)

een woning die zich bevindt in een woongebouw dat bestaat uit twee of meer boven -of nagenoeg boven- elkaar gesitueerde woningen.

1.35 hoofdgebouw

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en op het perceel naar aard en omvang het belangrijkst is.

1.36 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.37 infrastructuur

voorzieningen ten behoeve van verkeer en waterhuishouding zoals stuwen, bruggen, tunnels, duikers, aanlegsteigers, vlonders, kadewanden, keermuren, lichtmasten, beeldende kunst, openbaar vervoer haltes, overkappingen, stallingsruimten, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeersregelinstallaties en afvalcontainers, alsmede parkeervoorzieningen, en een geluidbeperkende voorziening.

1.38 kamerbewoning

bewoning in de vorm van niet zelfstandige wooneenheden in een woning in de vorm van één of meerdere kamers.

1.39 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, inclusief congres- en vergaderaccommodaties.

1.40 klantstation

een niet openbare nutsvoorziening.

1.41 laden en lossen

onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is.

1.42 lijst van bedrijfsactiviteiten

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen als bijlage bij de regels.

1.43 nutsbedrijf

bedrijf gericht op de productie en/of distributie van een of meer dan één nutsvoorziening.

1.44 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van (de aansluiting op) het openbare net van gas, water, elektriciteit, riolering, stadsverwarming, en het telecommunicatieverkeer, of daaraan gelijk te stellen voorzieningen.

1.45 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.46 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen beneden peil.

1.47 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.48 oorspronkelijk hoofdgebouw

het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd.

1.49 openbare ruimte

de op de verbeelding aangewezen grond, die bestemd is voor verkeer, groen en water.

1.50 overkapping

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en waarvan de steunconstructie uit ten hoogste één wand bestaat.

1.51 parkeren

een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen.

1.52 perceel

een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

1.53 perceelsgrens

de grens van een perceel.

1.54 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.55 recreatief verblijf

gebruik van bebouwing, uitsluitend bestemd om te dienen voor kortdurend recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.56 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een bedrijf voor prostitutie zoals een bordeel.

1.57 sociale (huur- of koop)woning

sociale huur- of koopwoning als bedoeld in de 'Doelgroepenverordening sociale woningbouw en middenhuur Veenendaal' of de daarvoor in de plaats komende regeling.

1.58 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.59 voorgevel

de naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel, erkers en luifels niet meegerekend.

1.60 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn waarop de voorgevel(s) van een woning is/zijn geplaatst.

1.61 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor huisvesting in een zelfstandige woning van maximaal 1 huishouden.

1.62 woongebouw

een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.63 zelfstandige woning

een woning met eigen toegang, eigen keuken en toilet.

1.64 zijgevel

een gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afmetingen, diepte en breedte van overige bouwwerken:

tussen de verst van elkaar gelegen punten van die bouwwerken, horizontaal, dan wel verticaal gemeten.

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op het bouwperceel voorkomende of nog te bouwen gebouw;

2.3 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidingsmuren).

2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 het buitenwerks meten van maten

voor het buitenwerks meten van maten geldt dat uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 meter buiten beschouwing blijven, zoals bij dakgoten, dakoverstekken, regenafvoerpijpen, rookgasafvoeren en kleine schoorstenen;

2.10 het peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en overige bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerkelder' een parkeergarage;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - klantstation', een klantstation;
  • d. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. hondenuitlaatvoorzieningen;
  • h. beeldende kunst;
  • i. voetpaden;
  • j. additionele voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 3,5 meter;
  • c. in afwijking van het gestelde onder a. en b. mag ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een (half)ondergrondse parkeergarage worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter boven maaiveld;
3.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van beeldende kunst mag maximaal 10 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag maximaal 6 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor fietspaden, parkeerplaatsen, wegen en wegverbredingen, tenzij het bestaande voorzieningen betreffen.
  • b. Incidenteel, waaronder regelmatig terugkerend gebruik ten behoeve van evenementen, welke voldoen aan het geldende plaatselijke evenementenbeleid, worden niet als strijdig gebruik gerekend.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in het kader van een niet-ingrijpende herinrichting van het openbaar gebied met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.3 ten behoeve van:

  • a. het gebruik voor fietspaden;
  • b. het gebruik voor parkeerplaatsen;
  • c. het gebruik voor wegen indien sprake is van een reconstructie van aangrenzende wegen;

Voor het verlenen van deze omgevingsvergunning gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de herinrichting mag geen onevenredig inbreuk maken op de aanwezige hoofdgroenstructuur;
  • b. de herinrichting dient te voldoen aan de beleidsregels voor groencompensatie zoals geldt voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van wegverkeer;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. standplaatsen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. (speel)pleinen;
  • f. voorzieningen ten behoeve afvalinzameling;
  • g. additionele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde die ten dienste staan van de omschrijving in artikel 4.1 en tevens voldoen aan de voorwaarden in artikelen 12.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren en 12.2 Voorwaardelijke verplichting laad- en losruimte

4.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 12 meter;
  • c. de mxaimale bouwhoogte van beeldende kunst bedraagt 10 meter;
  • d. de maatvoering van reclame-uitingen dient te voldoen aan het reclamebeleid zoals geldt voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde bedraagt 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Incidenteel, waaronder regelmatig terugkerend gebruik ten behoeve van evenementen, welke voldoen aan het geldende plaatselijke evenementenbeleid, worden niet als strijdig gebruik gerekend.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

De volgende algemene regels gelden voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde:

5.2.2 Grondgebonden woningen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen op de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als 'grondgebonden' gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw moet binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw moet in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • c. er mogen uitsluitend aaneengebouwde, grondgebonden woningen worden gebouwd;
  • d. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het op de verbeelding aangeduide 'maximum aantal wooneenheden';
  • e. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan de op de verbeelding aangeduide goot- en bouwhoogte;
  • f. de maximale bouwdiepte bedraagt 10 meter.
5.2.3 Gestapelde woningen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen op de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als 'gestapeld'' gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a mogen balkons buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de afwijking van het bouwvlak niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
  • c. een hoofdgebouw moet in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • d. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het op de verbeelding aangeduide 'maximum aantal wooneenheden';
  • e. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de op de verbeelding aangeduide bouwhoogte;
  • f. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - terugliggende bouwlaag' dient de voorgevel van de bovenste bouwlaag minimaal 2 meter terugliggend te worden gebouwd ten opzichte van de voorgevel van de daaronder gelegen bouwlagen.
  • g. voor de voorgevel van een terugliggende bouwlaag, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - terugliggende bouwlaag' mag een dakterras worden gerealiseerd, waarvoor geldt dat de ballustrade van het dakterras maximaal 1,5 meter hoog bedraagt.
5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte aan vergunningsvrije en vergunningsplichtige bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan:
    • 1. in geval van een bouwperceel kleiner dan of gelijk aan 200 m2: 25% van dat bouwperceel;
    • 2. in geval van een bouwperceel groter dan 200 m2: 50m², vermeerderd met 20% van het deel van het bouwperceel dat groter is dan 200 m2, tot een maximum van in totaal 120m².
    • 3. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken gelegen binnen de maximaal toegestane diepte van de zone van het hoofdgebouw blijft hierin buiten beschouwing;
  • c. een bijbehorend bouwwerk moet minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk 3,3 meter en 5 meter;
  • e. de maximale goot- en bouwhoogte voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt 0,3 meter boven de aansluitende verdiepingsvloer óf maximaal 3,3 meter.
5.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij gestapelde woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij gestapelde woningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3,5 meter.
5.2.6 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel bedraagt 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel bedraagt 2 meter;
  • c. de maatvoering van reclame-uitingen ten behoeve van een beroep aan huis of bedrijf aan huis dient te voldoen aan het reclamebeleid zoals geldt voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde bedraagt 3 meter.
5.2.7 Voorwaardelijke verplichting - inrichtingsplan
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - voorwaardelijke verplichting- inrichtingsplan' geldt dat burgemeester en wethouders slechts een omgevingsvergunning verlenen voor de bouw van een hoofdgebouw onder voorwaarde dat het plangebied wordt ingericht overeenkomstig de aan dit plan gehechte inrichtingstekening binnen 6 maanden na oplevering van het hoofdgebouw.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a kan op detailniveau worden afgeweken van het inrichtingsplan, mits dit plan vooraf schriftelijk is goedgekeurd door burgemeester en wethouders.
5.2.8 Voorwaardelijke verplichting - puntensysteem

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - voorwaardelijke verplichting- puntensysteem' geldt dat burgemeester en wethouders slechts een omgevingsvergunning verlenen voor de bouw van een hoofdgebouw onder voorwaarde dat er aantoonbaar wordt voldaan aan het Puntensysteem Omgevingsvisie Veenendaal binnen 12 maanden na ingebruikname van het hoofdgebouw.

5.2.9 Voorwaardelijke verplichting geluid

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting - geluid' geldt dat burgemeester en wethouders slechts een omgevingsvergunning verlenen voor de bouw van een hoofdgebouw indien is aangetoond dat:

  • 1. vanwege elke te onderscheiden weg de geluidbelasting op de gevels van de woningen niet hoger is dan 48 dB, of niet hoger dan een voor de woning verleende hogere waarde;
  • 2. elke woning beschikt over een gevel waar de geluidbelasting (vanwege elke te onderscheiden weg, inclusief 30 km/uur-wegen), niet hoger is dan 48 dB;
  • 3. er minimaal één geluidsgevoelige verblijfsruimte aan de geluidsluwe zijde moet worden gesitueerd;
  • 4. elke woning beschikt over een buitenruimte waar de geluidbelasting (vanwege elke te onderscheiden weg, inclusief 30 km/uur-wegen) bij voorkeur niet hoger is dan 48 dB, maar zeker niet hoger is dan 53 dB.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Beroep en bedrijf aan huis

Beroep aan huis of bedrijf aan huis is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. Niet meer dan 30% met een maximum van 45 m² van de oppervlakte van de bebouwing op het bouwperceel ten behoeve van deze activiteit wordt gebruikt;
  • b. De activiteiten mogen niet vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
  • c. Bij de uitoefening van de activiteiten moet worden voldaan aan het geldende parkeernormenbeleid, in die zin dat voldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van bewoning als het beroep aan huis of bedrijf aan huis of dat de parkeercapaciteit in de directe omgeving voldoende is om de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de uitoefening van het beroep aan huis of bedrijf aan huis op te vangen.
5.3.2 Woningbouwprogramma

De woningen binnen het plangebied mogen uitsluitend in gebruik worden genomen indien:

  • a. ten minste 30% van de woningen sociale woningen zijn, en
  • b. ten minste twee derde van de sociale woningen sociale huurwoningen zijn.
5.3.3 Strijdig gebruik
  • 1. Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

a. bewoning van of het aanbieden van logies van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk;

b. het bewonen van een woning door meer dan 1 zelfstandig huishouden waaronder kamerbewoning;

c. detailhandel, niet zijnde internetverkoop zonder afhaal- of uitstalfunctie;

  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - voorwaardelijke verplichting - inrichtingsplan' wordt ook als strijdig gebruik aangemerkt het niet duurzaam in stand houden van het inrichtingsplan als bedoeld in artikel 5.2.7;
  • 3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - voorwaardelijke verplichting - puntensysteem' wordt ook als strijdig gebruik aangemerkt het niet duurzaam in stand houden van de maatregelen uit het puntensysteem als bedoeld in artikel 5.2.8.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijken woningbouwprogramma

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5.3.2 Woningbouwprogramma, mits de aanvraag voldoet aan het gestelde in artikel 12.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren en:

  • a. uit de geldende gemeentelijke Woonvisie blijkt dat er sprake is van een significante wijziging in de behoefte aan de in artikel 5.3.2 opgenomen woningbouwcategorieën, of
  • b. er sprake is van een vastgelegde en door de gemeente akkoord bevonden uitruil van genoemde woningbouwcategorieën, eventueel gebruikmakend van een vereveningsfonds.
5.4.2 Toestaan van kamerbewoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 13.4, lid 1 onder b voor het bewonen van een woning door meerdere huishoudens ten behoeve van kamerbewoning, onder de voorwaarde dat wordt voldaan aan het beleid voor kamerverhuur zoals geldt voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

1. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan onder het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en waterberging.

2. Het eerste lid geldt niet ter plaatse van de op de verbeelding aangeduide 'parkeergarage'.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met dit bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een bouwwerk voor een seksinrichting;
  • b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  • e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
9.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden mede bedoeld voor het beschermen van de functie van de in de nabijheid van dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als beeldbepalend element.

9.1.2 Rangorderegeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' als bedoeld in 9.1.1 en het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 14 prevaleert de de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop'.

9.1.3 Bouwregels

Om voor de molen vrije windvang te garanderen en het zicht op de molen veilig te stellen geldt binnen de op de verbeelding als 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' aangeduide gronden, dat:

  • a. binnen 100 meter tot de betreffende molen, bouwhoogten niet meer bedragen dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de dichtstbijzijnde molen, tenzij de bestaande hoogte hoger is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt;
  • b. tussen 100 meter en 400 meter tot de betreffende molen, bouwhoogten niet meer bedragen dan 1/30 van de afstand tussen het betreffende bouwwerk en de betreffende molen, vermeerderd met de onder a bedoelde hoogte, tenzij de bestaande hoogte hoger is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt.
9.1.4 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 9.1.3 voor het bouwen van gebouwen met inachtneming van de bij de betreffende bestemming behorende planregels, mits:

  • a. de vrije windvang of het zicht ter plaatse reeds beperkt is;
  • b. vooraf een terzake deskundige schriftelijk om advies is gevraagd.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Maatvoering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels in dit plan ten behoeve van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van een bouwgrens ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding. De afwijking mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • b. het bouwen van openbare nutsgebouwen, wachthuisjes voor het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  • c. plaatselijke verhogingen op gebouwen, zoals luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische installaties, mits de totale hoogte daardoor niet meer bedraagt dan 1,2 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.
  • d. het overschrijden van het bouwvlak door het balkons, ingangspartijen, luifels, galerijen en noodtrappenhuizen, mits de bouwgrens met niet meer dan 2 meter wordt overschreden en voor balkons geldt dat de maximale breedte niet meer bedraagt dan de helft van de gevelbreedte van de betreffende woning.
10.2 Geen onevenredige afbreuk

De in artikel 10.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste
    5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  • b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere wettelijke regeling, indien deze wordt gewijzigd.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van (de functie van) bouwwerken en gronden, met inachtneming van het de voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag geldende parkeernormenbeleid, indien:

  • a. bij de aanvraag aangetoond wordt dat het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij op eigen terrein en/of onmiddellijke omgeving bij de ontwikkeling in voldoende (fiets)parkeergelegenheid voor zowel bewoners als bezoekers wordt voorzien en deze in stand gehouden wordt;
  • b. of aangetoond wordt dat het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • c. voor zover op andere wijze in de nodige (fiets)parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. Met dien verstande dat de omgevingsvergunning alsdan uitsluitend wordt verleend indien de verwachte effecten inzichtelijk zijn gemaakt en is aangetoond op welke wijze de hinder voor de directe omgeving geminimaliseerd wordt.
12.2 Voorwaardelijke verplichting laad- en losruimte

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden, met inachtneming van het de voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag geldende parkeernormenbeleid, indien :

  • a. bij de aanvraag aangetoond wordt dat het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij op eigen terrein en/of onmiddellijke omgeving bij de ontwikkeling in voldoende mate in de behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen wordt voorzien en deze in stand gehouden wordt.
  • b. of aangetoond wordt dat het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • c. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien. Met dien verstande dat de omgevingsvergunning alsdan uitsluitend wordt verleend indien de verwachte effecten inzichtelijk zijn gemaakt en is aangetoond op welke wijze de hinder voor de directe omgeving geminimaliseerd wordt.
12.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte dan wel een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien conform artikel 12.1 en artikel 12.2.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Vergroten inhoud

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

13.2.4 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 13.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Nieuweweg 220-226

Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Veenendaal

d.d.14 september 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan Nieuweweg 220-226

Mij bekend,

de griffier.

Bijlagen bij de regels