Plan: | Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0345.BPBuitengebied-vg01 |
Inleidende regels
Begrippen
Artikel 1 bevat omschrijvingen van die begrippen, waarvan de betekenis in het normale spraakgebruik niet eenduidig is of niet bekend (vaktaal).
Wijze van meten
In artikel 2 is de wijze waarop in het plan gehanteerde maten worden gemeten en berekend, omschreven, voor zover ter zake onduidelijkheid zou kunnen ontstaan.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel beoogt te voorkomen dat door het herhaaldelijk gebruik van dezelfde oppervlakte van gronden als berekeningsgrondslag voor de oppervlaktebepaling van met name gebouwen, er op het betreffende of het aangrenzende perceel een situatie ontstaat die in strijd is met het bestemmingsplan.
Door het "overhevelen" van gronden tussen percelen, via al of niet tijdelijke huurcontracten of eigendomsoverdrachten, zou op een van de percelen of op alle betrokken percelen uiteindelijk een bebouwde oppervlakte kunnen ontstaan, die groter is dan het bestemmingsplan blijkens de regels beoogt toe te staan.
Algemene gebiedsaanduidingsregels
In het kader van de grondwaterbescherming is op de verbeelding de zogenaamde boringsvrije zone als bedoeld in de Provinciale Milieuverordening Utrecht aangegeven. Deze boringsvrije zone is als gebiedsaanduiding in de regels opgenomen.
Binnen deze zone is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist om activiteiten tegen te gaan die de beschermende functie van de slecht doorlatende bodemlagen teniet kunnen doen.
Algemene gebruiksregels
De nieuwe Wet ruimtelijke ordening is op 1 juli 2008 in werking getreden. Deze wet bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit hoeft dus niet in de planregels te worden opgenomen. In het bestemmingsplan is het nog wel mogelijk specifieke gebruiksregels op te nemen. In dit bestemmingsplan geldt dat het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens en als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten in ieder geval met alle bestemmingen in strijd zijn.
Algemene afwijkingsregels
Op basis van deze regel kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van de maatvoering, bouwgrenzen, hoogte van bouwwerken en plaatselijk verhogingen en voor het toestaan van openbare nutsvoorzieningen.
Algemene wijzigingsregels
Op basis van deze regels zijn Burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van bestemmingsgrenzen, seksinrichtingen, veranderen of verwijderen van de aanduiding “Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen”, woningsplitsing, toevoegen en schrappen van bedrijven op de Lijst van Bedrijfsactiviteiten en Lijst van Bedrijfsactiviteiten- opslag en installaties.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ter bescherming van de waarden is het wenselijk dat een aantal werken en werkzaamheden in het agrarisch gebied (buiten het bouwvlak) eerst wordt getoetst alvorens toestemming wordt verleend. Dit vereiste van een omgevingsvergunning betreft werkzaamheden zoals
Deze werkzaamheden zijn dus niet bij voorbaat onverenigbaar met de bestemming, maar daarvoor is wel een nadere afweging noodzakelijk. Toegevoegd kan worden, dat het resultaat van de toetsing niet òf positief òf negatief behoeft te zijn, maar ook een verandering, verschuiving of beperking van de voorgenomen werkzaamheid als resultaat kan hebben, na overleg met de aanvrager.
Zo wordt bereikt dat alleen voor die activiteiten een omgevingsvergunning wordt gevraagd, die de waarden in het betreffende gebied zouden kunnen aantasten. Bij de beoordeling van een verzoek om een omgevingsvergunning gelden per subcode de volgende uitgangspunten:
'saw-ol': open landschap
Bij open landschap staat vooral het behoud van de karakteristieke open gedeelten van het landschap centraal. Het gaat daarbij vaak om kleinere open plekken tussen gesloten bossen en zichtrelaties. Dit geeft het landschapsbeeld een kenmerkende karakteristiek, die niet verloren mag gaan. Ook het open weidegebied wordt als zodanig waardevol bevonden. Daarom is het bebossen van deze gebieden aan een omgevingsvergunning gekoppeld.
'saw-cl': coulissenlandschap
Bij gebieden met de aanduiding coulissenlandschap is bijzondere structuur aanwezig waarin open ruimtes worden omzoomd door houtwallen. Op deze manier is een zogenaamde 'kamerstructuur' ontstaan.
Een omgevingsvergunning is in deze gebieden vereist voor het aanleggen en verharden van wegen en paden, aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen en het kappen van bomen.
Het aanbrengen van houtwallen is passend, mits het de noordzuidrichting benadrukt en de kamerstructuur versterkt. Vandaar dat ook het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden aan een omgevingsvergunning zijn gekoppeld.
'saw-kvp': karakteristiek verkavelingspatroon
Ter bescherming van het karakteristieke verkavelingspatroon (cope ontginning) met ontwateringssloten is voor deze gebieden een omgevingsvergunning opgenomen voor het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen. De dempingen mogen niet leiden tot het minder herkenbaar worden van het verkavelingspatroon.
Hiervoor is tevens een vergunning nodig van het Hoogheemraadschap. Uit waterhuishoudkundig oogpunt zullen dempingen vanwege het verlies aan waterberging qua oppervlakte volledig moeten worden gecompenseerd.
Ook het aanleggen van wegen of verhardingen is aan een omgevingsvergunning gekoppeld, aangezien dit ook invloed kan hebben op de herkenbaarheid van het verkavelingspatroon.
'saw-kav': kwelwater afhankelijke vegetatie
Bij de aanduiding 'kwelwater afhankelijke vegetatie' gaat het zowel om de aanwezigheid van voldoende kwalitatief goed water, als om natuurwaarden, die van dit kwelwater afhankelijk zijn. Gelet op het grote belang van de waterhuishouding in deze gebieden zijn werkzaamheden, die kunnen leiden tot veranderingen in de grondwaterstand, gekoppeld aan een omgevingsvergunning.
Dit kan onder meer gaan om het slaan van putten, het vergroten van de toe- of aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen of bemalen, het draineren van gronden. Dergelijke werkzaamheden veroorzaken in veel gevallen een daling van de grondwaterstand, waardoor onbedoelde effecten kunnen optreden, zoals het verdwijnen van ecologisch waardevolle levensgemeenschappen, die aan vochtige milieus gebonden zijn.
Als toetsingscriterium geldt dat de activiteit niet mag leiden tot vermindering van de kweldruk, verdroging op grote schaal of een toename van water- of onderwatervervuiling. Daarnaast moet in deze gebieden een omgevingsvergunning worden aangevraagd voor het afgraven en ophogen van gronden, voor het diepploegen en voor het aanbrengen van ondergrondse leidingen. Voor bovengrondse leidingen zal meestal zonder meer een vergunning kunnen worden verleend. Ook het bebossen van gronden kan leiden tot een aantasting van het aanwezige ecologische systeem. Deze omgevingsvergunningplicht is met name opgenomen voor de waardevolle overgangen met de aangrenzende bos- en natuurgebieden. Het spreekt voor zich dat de activiteit niet mag leiden tot beschadiging van de waardevolle beplanting (inclusief de beworteling ervan). Tevens mag de activiteit geen verdroging of ontwatering tot gevolg hebben.
Met name de vegetatie in het gebied ten zuiden van de Grift en de Hellen is afhankelijk van de kwelwatervoorziening.
'lw': landschapswaarde
Onder landschapswaarde vallen zowel de houtwallen die geen deel uitmaken van de bestemming bos en de in het gebied aanwezige poelen, bomensingels, bosjes die een landschappelijke waarde vertegenwoordigen. In die gebieden geven de houtopstanden en/of de poelen het landschap een bijzonder karakter, dat beschermd moet worden. Daarom is het vellen en rooien van de houtopstanden en het dempen van poelen gekoppeld aan een omgevingsvergunning. Het vellen van houtopstanden is niet zonder meer verboden, maar uitsluitend toegestaan, indien het speciale karakter van het landschap daardoor niet wordt aangetast. Het vellen van houtopstanden kan eventueel acceptabel worden gemaakt, door in de directe nabijheid houtopstanden te herplanten van een vergelijkbare soort. Overigens is voor het vellen en uitdunnen voor periodiek onderhoud geen omgevingsvergunning nodig.
Overgangs- en slotregels
Deze regels dienen om bestaande bebouwing en gebruiksvormen die niet passen in of in strijd zijn met dit bestemmingsplan, het recht op voortbestaan te geven.
Dergelijke bestaande bebouwing mag blijven bestaan, gedeeltelijk worden vernieuwd (bijvoorbeeld bij groot onderhoud), na tenietgaan door een ramp (dus niet door bijvoorbeeld gebrek aan onderhoud!) geheel worden vernieuwd en met een omgevingsvergunning in beperkte mate worden uitgebreid bijvoorbeeld omdat nieuwe wetgeving hogere plafonds, deuren etc. verplicht stelt waardoor de bestaande maatvoering niet meer voldoet.
Indien sprake is van bestaand gebruik strijdig met het nieuwe plan, dan mag dat gebruik worden voortgezet en worden gewijzigd, mits de strijdigheid met het plan niet wordt vergroot. Was echter dat gebruik ook al strijdig met het vorig bestemmingsplan en is de strijdigheid met dát plan ontstaan ná inwerkingtreding van dat plan, dan bestaat de mogelijkheid voor B&W om tegen dat strijdig gebruik op te treden. Dat optreden moet wel tijdig aan de "strijdig gebruiker" worden gemeld.