direct naar inhoud van 5.14 Cultuurhistorische bestemmingen
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPBuitengebied-vg01

5.14 Cultuurhistorische bestemmingen

Monumentale panden

De in het plangebied aanwezige gemeentelijke monumenten zijn met een aanduiding ter plaatse weergegeven (signaleringsfunctie). De bescherming is afdoende geregeld in de Monumentenwet en de monumentenverordening. Voor de gemeentelijke monumenten zijn mogelijkheden voor woningsplitsing opgenomen.

Fort aan de Buurtsteeg is een rijksmonument en wordt voldoende beschermd in de Monumentenwet. Er is dan ook geen aparte regeling voor Fort aan de Buurtsteeg in het bestemmingsplan opgenomen.

Waarde-archeologie

Op basis van het rapport “Archeologische beleidskaart en cultuurhistorische kenmerkenkaart gemeente Veenendaal” hebben gebieden met bepaalde archeologische verwachtingswaarde de dubbel bestemming “Waarde-archeologie” gekregen.

In het plangebied gaat het om 3 categorieën: categorie 2 hoge verwachting buitengebied, categorie 3 middelhoge verwachting buitengebied en 4 middelhoge verwachting bebouwd gebied.

Op basis van de gemeentelijke archeologische maatregelen-/beleidskaart zijn de planregels proportioneel afgestemd op de omvang van de eventuele ingreep, in combinatie met de kans dat daarbij belangwekkende en informatieve overblijfselen zullen worden aangetroffen.

In gebieden met een archeologische verwachting krijgt de bescherming van archeologische waarden gestalte door het opnemen van regels in het bestemmingsplan voor de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten. In dat kader kan van initiatiefnemers van bodemingrepen worden gevraagd een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt vastgesteld. Indien het een behoudenswaardige vindplaats betreft kan van de initiatiefnemer een financiële inspanning worden gevraagd om resten uit verleden veilig te stellen door middel van:

  • Technische aanpassingen, zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • Het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden te documenteren en veilig te stellen;
  • De activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Consequenties: wel of geen onderzoekseisen

De AMZ-procedure is het stapsgewijze proces van informatie-inwinning, afweging en besluitvorming over archeologische waaarden bij ruimtelijke ingrepen en nieuwe ontwikkelingsprojecten. Iedere stap eindigt met de afweging of er voldoende informatie beschikbaar is om een verantwoorde beslissing over eventuele vervolgacties te kunnen nemen. Als er niet voldoende bekend is over de aard en kwaliteit van de archeologische resten (en dus over de gevolgen van de geplande ingreep) kan de gemeente verlangen dat de initiatiefnemer onderzoek laat verrichten, waarmee de benodigde informatie wordt verzameld over de aard en kwaliteit van de aanwezige archeologische resten. Op basis van het onderzoeksrapport daarover neemt de gemeente een besluit over het al dan niet verlenen van een vergunning en of daaraan nadere voorwaarden worden verbonden (zoals het verrichten van verder onderzoek, aanpassing van het plan, of een eventuele opgraving).

Landgoederen

Een Landgoed vormt in een plangebied cultuurhistorisch waardevolle elementen. Zij vertellen iets over de geschiedenis van het gebied en zijn landschappelijk erg aantrekkelijk. Mede daarom zorgen ze er voor dat de omgeving ook recreatief zeer aantrekkelijk is. Het meest karakteristieke van een landgoed vormt de afwisseling van verschillende functies (met name bos en landbouw), waarbij de omvang per functie geen vast gegeven behoeft te zijn. Binnen het plangebied bevindt zich een gedeelte van het landgoed Prattenburg. De specifieke functies van het landgoed zullen elk afzonderlijk worden bestemd.

In het geval van een landgoed gaat het veeleer om een samenstel van verschillende functies, die als geheel beheerd worden. Hier is veeleer de eigendomssituatie bepalend. Een bestemmingsplan regelt echter niet de eigendommen, maar het gebruik. De eigendomssituatie is ruimtelijk niet relevant.

Bij de ontwikkelingen van landgoederen moet het dus gaan om de ruimtelijk relevante meerwaarde van landgoederen, die onvoldoende door de onderliggende bestemmingen wordt beschermd of geregeld, daarbij kan het met name gaan om:

  • een kenmerkende paden- en lanenstructuur, zichtassen;
  • bijzondere landschappelijke elementen, zoals theekoepels, hekwerken e.d.;
  • karakteristieke centrale bebouwing, veelal in de vorm van een kasteel, landhuis of versterkt huis, veelal met een tuin en park.

Een dubbelbestemming toekennen aan een landgoed dat enkel bestaat uit bos en agrarische gronden heeft dus geen meerwaarde. Immers deze worden door de onderliggende bestemming al afdoende geregeld. Een dubbelbestemming is gegeven indien het landgoed de meerwaarde heeft zoals hierboven omschreven. Derhalve is gekozen om voor het gedeelte van het landgoed Prattenburg dat binnen het plangebied ligt alleen de primaire functie te bestemmen. Voor de herkenbaarheid is het gedeelte van het landgoed Prattenburg als verklaring opgenomen op de plankaart.