direct naar inhoud van 2.3 Regionaal beleid
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPBuitengebied-vg01

2.3 Regionaal beleid

Reconstructieplan Gelderse Vallei / Utrecht Oost/ 2005

Reconstructiezonering intensieve veehouderij

Gebleken is dat de grote veedichtheid en de ruimtelijke structuur van de intensieve veehouderij kunnen leiden tot grote veterinaire problemen voor de sector (varkens- en vogelpest), beperking van haar ontwikkelingsmogelijkheden, stankoverlast, vermindering van het woon- en leefklimaat en vermindering van de kwaliteit van natuur, landschap en water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBuitengebied-vg01_0006.jpg"

Reconstructieplan (uitsnede)

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBuitengebied-vg01_0007.jpg"

Om de problematiek rond de intensieve veehouderij op een samenhangende manier aan te pakken wordt gestreefd naar een scheiding van intensieve veehouderij en daarmee conflicterende functies en naar ruimtelijke concentratie van de intensieve veehouderij op duurzame locaties met toekomstperspectief. Het reconstructiegebied is daarom opgedeeld in drie zones, te weten extensiveringsgebied, verwevingsgebied en landbouwontwikkelingsgebied.

In het buitengebied van Veenendaal zijn twee zoneringsgebieden aanwezig: extensiveringsgebied en verwevingsgebied. In de extensiveringsgebieden (de Hellen, delen van 'omgeving Dijkstraat', delen van Fort Buursteeg) is het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij onmogelijk moet zijn.

Het overige deel van het plangebied is aangewezen als verwevingsgebied (het deel 'bezuiden de Middelbuurtseweg', delen van 'omgeving Dijkstraat' en delen van Fort Buursteeg), waar het beleid gericht is op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.

Doorwerking

De gemeente heeft op grond van de Reconstructiewet de opdracht om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met het reconstructieplan. Tot dit gebeurd is, moeten ontwikkelingen getoetst worden aan het reconstructieplan, ook wanneer ze wel passen binnen het vigerend bestemmingsplan.

Zowel ten noorden van Fort Buursteeg (buiten plangebied) als ten oosten van de Hel (binnen plangebied) wordt voorgesteld om agrarische bedrijven te verplaatsen. Dit heeft tot doel om een gestapelde problematiek op te lossen, in dit geval reductie van ammoniakdepositie op kwetsbare natuur in de directe omgeving, kwaliteitsverbetering van het landschap en het realiseren van waterdoelen.

Verbreding landbouw en functieverandering

Bij verbreding gaat het om gedeeltelijke omschakeling naar andere bronnen van inkomsten met behoud van de agrarische hoofdfunctie en bestemming. Verbreding kan een belangrijk alternatief zijn om voortzetting van het bedrijf mogelijk te maken, zonder dat de veestapel groeit en dat kan leiden tot afname van de intensieve veehouderij.

In dit reconstructieplan is het beleid voor functieverandering primair gericht op ruimtelijke kwaliteitswinst door ontstening van het landelijk gebied. Om dit budgetneutraal te laten plaatsvinden, wordt de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen financieel gecompenseerd door het ter plaatse toestaan van een extra woonfunctie, dan wel een niet-agrarische bedrijfsfunctie. Voor beide opties gelden voor het gehele plangebied een aantal voorwaarden. Zo dient de nieuwe bestemming geen zwaardere belasting voor het gebied met zich mee te brengen. Voor de regionale invulling van functieverandering dient hier verwezen te worden naar de in voorbereiding zijnde Regiovisie Vallei.

Nieuwe natuur

In het reconstructieplan is er sprake van 'zwevende hectares' nieuwe natuur. Dit zijn oppervlaktes natuur die ontwikkeld moeten worden ter compensatie van andere ontwikkelingen, maar waarvoor nog geen geschikte locatie is gevonden. Er zijn zwevende hectares geprojecteerd bij Fort Buursteeg en bij de Middelbuurtseweg. In het natuurgebiedsplan van de provincie Utrecht wordt hier nader invulling aan gegeven.

Landschap

Het beleid voor functieverandering van bestaande gebouwen in het buitengebied is primair gericht op kwaliteitswinst door ontstening van het landelijk gebied. Extra woonfunctie of niet-agrarische bedrijfsfunctie is, onder strikte voorwaarden, toegestaan wanneer niet-cultuurhistorisch waardevolle gebouwen worden gesloopt. In het reconstructieplan zijn eisen gesteld aan functieverandering op vrijkomende (agrarische) bouwpercelen. Momenteel wordt dit 'voor wat hoort wat'-principe nader uitgewerkt.

Ook omvorming naar een nieuw landgoed biedt kansen aan stoppende agrariërs en kan tevens een positieve invloed op natuur, recreatie en landschap hebben. Omdat er doorgaans sprake is van aanmerkelijke ruimtelijke verdichting en onttrekking van grond aan de landbouw bij de vorming van een nieuw landgoed, is het niet overal toegestaan. In landbouwontwikkelingsgebieden en in open weidelandschappen zijn nieuwe landgoederen niet toegestaan. Dat betekent dat op basis van het Reconstructieplan in Veenendaal in principe overal landgoederen mogelijk zijn, waarbij vormgeving, inrichting en toepassen van de regels op maatwerk aankomt.

Nieuwe landgoederen

Voor ontwikkeling van nieuwe landgoederen in verwevingsgebieden geldt een 'ja, mits' benadering. Voor ontwikkeling van nieuwe landgoederen in extensiveringsgebied geldt een bijzondere regeling.

Gevolgen voor visie en planopzet

  • Afhankelijk van de aard van de bedrijfsvoering van de agrarische bedrijven en de ligging in de in het reconstructieplan aangewezen gebieden, moeten de uitbreidingsmogelijkheden voor de agrarische activiteiten op de bedrijven worden benoemd;
  • Indien er sprake is van (concrete) verplaatsing/uitplaatsing, moet het bestemmingsplan daarin voorzien;
  • Agrarische bedrijven moeten al dan niet onder voorwaarden niet-agrarische nevenactiviteiten kunnen ontwikkelingen om toekomst te bieden aan het bedrijf;*
  • De gebouwen van agrarische bedrijven die geheel stoppen, moeten een passende bestemming krijgen. Ook deze kunnen worden ingezet voor niet-agrarische activiteiten, gericht op plattelandstoerisme/kleinschalige bedrijven;
  • Uitbreiding van gebouwen voor niet-agrarische activiteiten moet worden tegengegaan;
  • Nieuwe landgoederen bieden een mogelijkheid om leegstaande bedrijfsgebouwen te saneren.

Actualisatie Reconstructieplan Gelderse vallei / Utrecht-Oost

Op 29 januari 2010 hebben alle gebiedspartners ingestemd met het eindadvies betreffende de

actualisatie van het Reconstructieplan. Het actualisatieproces heeft tot een herijking van het Reconstructieplan geleid en tot nieuwe afspraken en gemeenschappelijke ambities voor de toekomst.

Als meest belangrijke onderwerpen zijn naar voren gekomen de aanpak van de stikstofdepositie, de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, de versterking van de natuur, de verbetering van de landschappelijke en beeldkwaliteit en meer aandacht voor de leefbaarheid in de kleine kernen.

In het stuk worden een aantal voorstellen gedaan. Voor Veenendaal kunnen de volgende voorstellen van invloed zijn:

Aandacht voor beeldkwaliteit

  • SVGV neemt het initiatief voor een programma Ruimtelijke Kwaliteit, gezien de grote ambitie hiervoor bij de gebiedspartijen in de reconstructiecommissie. Het op te stellen regionale beeldkwaliteitsplan voor de gehele Gelderse Vallei vormt hiervan een belangrijk onderdeel.
  • De landschappelijke kwaliteiten van de Grebbelinie dienen nadrukkelijk onderdeel te vormen van het regionale beeldkwaliteitsplan; daarnaast dient borging van de Grebbelinie plaats te vinden in zowel de provinciale ruimtelijke verordening als in de gemeentelijke bestemmingsplannen.
    Dit laatste wordt opgelost doordat de provincie het Beeldkwaliteitsplan voor de Grebbelinie vertaalt in een inpassingsplan.

Ruimte voor landbouw

  • In verwevingsgebieden extra ruimte bieden aan uitbreiding van IVH als ze de uitbreidingsruimte van 30% reeds hebben benut. Uit een inventarisatie bij gemeenten blijkt dat de komende jaren een slechts een gering aantal bedrijven meer ruimte voor ontwikkeling wil hebben op hun locatie in het verwevingsgebied. In Veenendaal speelt dit niet, omdat de meeste bedrijven hun uitbreidingsruimte nog niet volledig hebben benut.

Stroomgebiedsvisie Gelderse Vallei/ 2004

De stroomgebiedsvisie Gelderse Vallei geeft aan wat op lange termijn (2050) het wensbeeld is voor het regionale watersysteem in de Gelderse Vallei. De relatie van de waterhuishoudkundige inrichting (kwantiteit en kwaliteit van zowel grond- als oppervlaktewater) en ruimtelijke inrichting van het stroomgebied staat hierbij centraal. In de stroomgebiedsvisie worden geen integrale ruimtelijke afwegingen gemaakt. Deze zijn gemaakt in het kader van het streekplan en het Reconstructieplan Gelderse Vallei, en waar nodig in gebiedsgerichte uitwerkingsplannen en in bestemmingsplannen. De stroomgebiedsvisie vormt een bouwsteen voor deze plannen.

In de stroomgebiedsvisie worden de knelpunten in het waterbeheer besproken. Per subgebied zijn streefbeelden voor het jaar 2050 aangegeven en een daarmee samenhangend ambitieniveau.

Het 'streefbeeld waterbeheer voor de lange termijn' voor Veenendaal en omgeving is 'Binnen velden en wegen'. Dit houdt het volgende in:

  • Handhaven veiligheidsniveau. Het Binnenveld is in beeld als mogelijke retentiepolder voor wateroverlast uit het hoofdwatersysteem van de Nederrrijn. Cruciaal is het open houden van dit gebied om waterberging op voorhand niet onmogelijk te maken. Verstedelijking en infrastructuur zijn ongewenst. Onderzocht moet worden of dit combineerbaar is met waterberging voor het regionale systeem.
  • Behoud en herstel van natuur- en landschapswaarden. Een combinatie tussen waterberging en een duurzame instandhouding van weidebouw en natuur ligt voor de hand.
  • Extra impuls stedelijke wateropgave. Maximale afkoppeling van het rioolstelsel van verhard oppervlak en lokaal water vasthouden en / of bergen. Aanvullend zijn maatregelen in hoger gelegen delen nodig ten behoeve van infiltratie van water in de bodem.
  • Extra waterberging. Hiervoor is ruimte nodig in, of zo dicht mogelijk bij het stedelijk gebied.
  • Handhaving en uitbreiding van kwelafhankelijke natuur stellen hoge eisen aan de waterkwaliteit. Daarom wordt gesteld dat bovenstrooms alleen 'schone' functies acceptabel zijn, zoals extensieve vormen van landbouw en recreatie. De tegengestelde eisen die natuur en landbouw stellen aan de waterhuishouding en de grondwaterstand is een aandachtspunt.

Gevolgen voor visie en planopzet

  • De Stroomgebiedsvisie is vertaald in verschillende beleidsdocumenten (Reconstructieplan, Waterplan). Directe doorwerking voor de opzet is dan ook niet echt meer aan de orde.

Waterhuishoudkundig inrichtingsplan Binnenveld/ 2006

Het Waterschap Vallei en Eem heeft voor het gebied Binnenveld in de Gelderse Vallei een waterhuishoudkundig inrichtingsplan opgesteld. Dit gebied ligt tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe in en heeft ongekende ecologische potenties. Kenmerkend zijn de kwelgevoelige vegetaties en bijzondere hooilanden. De doelstelling voor het Binnenveld is het weer grootschalig ontwikkelen van deze kwelgevoelige vegetaties en bijzondere hooilanden.

Het gebied is ook begrensd als waterbergingslocatie. Deze dubbelfunctie kan elkaar versterken, maar elkaar ook bijten, gelet op de specifieke eisen die de bijzondere vegetaties stellen aan de waterkwaliteit en de –kwantiteit. Dit vereist een goed afgewogen inrichtingsplan waarin beide functies worden geoptimaliseerd en elkaar zo mogelijk versterken.

De ecologische kenmerken van het Binnenveld komen voort uit de hoge mate van kwel wat (potentieel) wordt aangetroffen in het gebied en de regelmatige overstromingen.

Op basis van enkele gebiedsdekkende onderzoeken waarin natuurwaarden en waterbeheer centraal stond en diverse workshops met de natuur- en waterbeheerders in het gebied is het inrichtingsplan tot stand gekomen.

In het projectgebied bevinden zich enkele gebieden met nu al ecologische grote waarde. Bij het toekennen van waterbergingsgebieden is het zeer wenselijk deze gebieden te ontzien. Het betreft de Bennekomse Meent (habitatrichtlijngebied) en de Hel (beschermd natuurmonument). Langs de Grift wordt overeenkomstig het provinciale natuurbeleid een natte ecologische verbindingszone aangelegd. In het inrichtingsplan wordt gekeken naar de mogelijkheden waterberging te combineren met de inrichting van deze ecologische verbindingszone.

In de zuidelijke helft van het plangebied is een fietspad aangelegd op het bestaande schouwpad van het waterschap. Dit schouwpad loopt langs de westelijke oever van de Grift. De functie van schouwpad is gehandhaafd in de nieuwe inrichting. De functies ecologische verbindingszone en fietspad zijn niet strijdig.

Ten aanzien van de inrichting van gebieden die voor waterberging in aanmerking komen, gelden de volgende criteria:

  • Behoud van genenkapitaal van bijzondere en zeldzame plantensoorten;
  • Geen kapitaalvernietiging door bijvoorbeeld reeds geplagde gebieden in te zetten voor (langdurige) waterberging;
  • Geen grote oppervlakken langdurig geïnundeerd gebied ontwikkelen;
  • Waterberging bij voorkeur concentreren;
  • Versnippering tegengaan, robuuste eenheden definiëren;
  • Rekening houden met ontsluiting van de gebieden in verband met beheerbaarheid;
  • Rekening houden met eventuele archeologische en cultuurhistorische waarden.

Dit Waterhuishoudkundig inrichtingsplan is afgestemd met het gemeentelijk Waterplan (Zie paragraaf 2.4)

Gevolgen voor visie en planopzet

  • De gebieden waar natuurontwikkeling en waterberging plaatsvindt, moeten als zodanig bestemd worden. Uitzondering vormt het agrarisch natuurbeheer, wat een agrarische bestemming houdt;
  • Ecologische kwaliteiten binnen het plangebied dienen behouden dan wel versterkt te worden;
  • Bij de inrichting van gebieden die voor waterberging in aanmerking komen dient rekening gehouden te worden met kwaliteiten en dienen negatieve effecten tegen te worden gegaan.