Plan: | Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0345.BPBuitengebied-vg01 |
Structuurvisie WERV/ 2005
De regio omvat bestuurskundig de gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal. De regionale structuurvisie WERV omvat een structuurbeeld voor 2015 en een voor 2030. Beide houden rekening met de landschappelijke onderlegger. Tot 2015 wordt stedelijke uitleg gezien in reeds vastgelegde gebieden en door inbreiding in bestaand stedelijk gebied. Tot 2030 zijn zoekgebieden wonen/werken aangegeven in gebieden die nu nog tot het buitengebied behoren. Zo komt het gebied rond de Middelbuurtseweg in beeld voor verstedelijking op lange termijn. Hetzelfde gebeurt voor de omgeving van De Klomp, terwijl daar voor de middellange termijn ook een stedelijke intensiveringszone is gepland. Hieruit blijkt dat De Scheg bij de Klompersteeg weliswaar nog tot het buitengebied van Veenendaal wordt gerekend, maar dat de toekomst hier anders zal zijn.
Voor 2030 zijn er groene contouren getrokken rond waardevolle groengebieden. Deze geven de maximale bandbreedte voor verstedelijking aan geredeneerd vanuit het landschap. Het is niet de bedoeling het gebied buiten de groene contouren volledig te bebouwen, maar goed ingepaste kleine ontwikkelingen met behoud van landschappelijke waarden zijn mogelijk. Een zone aansluitend op de bebouwing van de Dijkstraat, de strook langs de Slaperdijk en het hele gebied rond de Middelbuurtseweg zijn delen van het Veenendaals buitengebied die niet binnen de groene contour liggen. Fort Buurtsteeg en de Hellen liggen binnen de groene contour en behoren dus tot het duurzaam in stand te houden buitengebied.
De omgeving van Fort aan de Buursteeg maakt deel uit van een grotere zone waar cultuurhistorie en recreatie voorrang krijgen. In de zone met relicten van de Grebbelinie is natuurversterking ook één van de doelstellingen.
De Hellen maken deel uit van het centrale Binnenveld waar kwelnatuur en waterberging een plaats krijgen met de Grift als drager. Langs de oostelijke bebouwingsrand van Veenendaal liggen ecologische verbindingszones. De resterende open ruimte tussen Veenendaal en Ede wordt vormgegeven door een ecozone, aangevuld met een recreatieplas en landgoederen.
Gevolgen voor visie en planopzet
Landschapsontwikkelingsplan/ 2007
Het landschapsontwikkelingsplan (LOP) geeft een visie op de gewenste ontwikkeling van het landschap voor de volgende 10 jaar. De visie is vertaald in een uitvoeringsprogramma, waarin een groot aantal projecten is opgenomen. Doel is deze projecten de komende 10 jaar gefaseerd te realiseren.
Het Landschapsontwikkelingsplan is een belangrijk document, wat in 2007 is vastgesteld door de gemeenteraad. Het biedt handvatten om op vrijwillige basis het landschap te verbeteren. Daarnaast dient het (als een van de) toetsingskader(s) op het moment dat zich een ontwikkeling voordoet, waarvoor een wijzigings- of bestemmingsplanprocedure moet worden doorlopen.
De landschappelijke waarden die het landschapsontwikkelingsplan beschrijft, dienen vastgelegd te worden in het bestemmingsplan. Dit kan door middel van bestemmingen (Groen, Natuur, etc.) en door het verplicht stellen van omgevingsvergunningen voor bepaalde werkzaamheden. Langs die weg is het bijvoorbeeld mogelijk houtwallen niet zonder meer te laten verdwijnen en te eisen dat ze, nadat werkzaamheden zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld weer terugkeren.
De visie gaat uit van relaties met de regio en de nodige samenwerking met buurgemeenten en particulieren om de visie uit te voeren.
Gevolgen voor visie en planopzet
Strategische visie Veenendaal 2025
Een van de kwaliteitspijlers zoals genoemd in de Strategische visie Veenendaal 2025 is “Herkenbare stadslandschappen”. Dit betekent:
Dit betekent niet: bouwen met de rug naar de unieke natuurlijke omgeving en Veenendaal geen duidelijke positie geven op de fiets-, wandel- en eventueel waterroutes.
De ambitie voor de komende 18 jaar is: “het aanwezige groen is behouden waar mensen het gebruiken en waarderen. Een betere benutting van de ligging tussen de mooiste natuurgebieden. Rechtstreekse verbindingen vanuit het centrum en de wijken naar de omgeving. Ook in regionaal verband moet de mooie ligging van Veenendaal tussen de Heuvelrug, de Veluwe en het Binnenveld worden uitgebuit. Veenendaal wil daarmee haar groene en blauwe recreatieve functie versterken. De acties die hieruit volgen zijn:
Gevolgen voor visie en planopzet
Structuurvisie Veenendaal 2025
De Structuurvisie geeft de ruimtelijke en verkeerskundige visie op Veenendaal in 2025. De visie geeft de hoofdlijnen van de beoogde ontwikkeling weer.
Zij is geformuleerd aan de hand van de volgende tien ambities:
Een van de belangrijkste punten van de visie zijn:
Landschapsontwikkeling stadsrandzones
Aan de randen van de stad liggen verschillende groengebieden. Zeker in deze randgebieden is, om verrommeling te voorkomen, verdere versterking van de landschappelijke kwaliteiten gewenst en het buitengebied beter bereikbaar maken voor fietsers en voetgangers. Het vastgestelde landschapsontwikkelingsplan is hierbij leidend.
Zoekgebieden voor wonen en/of werken
Onderzocht is welke locaties buiten de bestaande stad het beste in aanmerking komen als zoekgebied voor wonen en/of werken. De basis voor dit onderzoek zijn de Structuurvisie WERV en de Strategische Visie Veenendaal 2025.
De voorkeur wordt gegeven aan de locaties De Klomp en Zuidoost-Veenendaal (waarvan het noorden van de spoorlijn Utrecht-Rhenen hier relevant is). De conclusie voor wat betreft de locatie De Klomp is om samen met de regio's Zuidoost-Utrecht en WERV c.q. Food Valley de mogelijkheden voor ontwikkeling van een nieuwe woon- en/of werklocatie bij Intercitystation De Klomp nader te onderzoeken.
De wens voor het zoekgebied Zuidoost-Veenendaal (noordelijk deel) is om de omgeving van de Middelbuurtseweg als groene verbinding tussen stad en Binnenveld te behouden. Door het ontwikkelen van een stedelijk groengebied ontstaat een groenebuffer.
Zoekgebied begraafplaats
De omgeving van de Middelbuurtseweg en het gebied ten zuiden van de Dijkstraat zijn aangewezen als mogelijke locaties voor een begraafplaats. Nader onderzoek naar de werkelijke mogelijkheden en locatie is noodzakelijk.
Zoekgebied Waterberging
Er is op dit moment geen dringende behoefte aan extra bergingscapaciteit. Toch kiezen wij ervoor een aantal gebieden aan te wijzen als zoekgebied voor waterberging. Dit betreft ook een gebied voor de opvang van water uit het gebied ten noorden van de A12.
Gevolgen voor visie en planopzet
De doorwerking is gewaarborgd door middel van de doorwerking in onder meer het LOP.
De uitwerking van de diverse zoekopdrachten gaat pas spelen na de planperiode.
Waterplan Veenendaal 2006
Het waterplan is gezamenlijk met het Waterschap Vallei & Eem en het Waterleidingbedrijf Vitens opgesteld. De doelstelling van het Waterplan is: het komen tot een duurzaam en integraal waterbeheer in Veenendaal, gericht op het behouden en versterken van de functies en kwaliteiten van het water in al zijn facetten voor de langere termijn.
In het waterplan zijn onder andere de volgende ambities opgenomen:
Tevens is aangegeven dat er grofweg 4-8 hectare extra waterberging nodig is. Een bureau is gevraagd dit nader te onderzoeken. Het onderzoek is inmiddels nagenoeg afgerond. Het lijkt erop dat binnen de gemeente Veenendaal toch geen extra waterberging noodzakelijk is. Hierover wordt nog overlegd met het Waterschap.
Gevolgen voor visie en planopzet
Archeologische beleidskaart en cultuurhistorische kenmerkenkaart gemeente Veenendaal
De gemeenteraad heeft de 'Archeologische beleidskaart en cultuurhistorische kenmerkenkaart gemeente Veenendaal “ nr. V564 definitief (25 februari 2010) vastgesteld. Het rapport is opgesteld door Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie uit Amersfoort.
In de bestemmingsplanregels is conform de herziene Monumentenwet 1988 een regeling voor de omgang met verwachte archeologische waarden opgenomen. Bij het opstellen van deze regeling zijn de aanbevelingen uit het rapport in acht genomen.
In het rapport zijn de archeologiebepalingen van dit bestemmingsplan inhoudelijk onderbouwd. Daarbij is getracht een verantwoorde balans te vinden tussen enerzijds de wetenschappelijke en cultuurhistorische belangen en anderzijds de maatschappelijke en organisatorische uitvoerbaarheid. Op basis van de gemeentelijke archeologische maatregelen-/beleidskaart zijn de planregels proportioneel afgestemd op de omvang van de eventuele ingreep, in combinatie met de kans dat daarbij belangwekkende en informatieve overblijfselen zullen worden aangetroffen.
In gebieden met een archeologische verwachting kan van initiatiefnemers van bodemingrepen worden gevraagd een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt vastgesteld. Indien het een behoudenswaardige vindplaats betreft kan van de initiatiefnemer een financiële inspanning worden gevraagd om resten uit verleden veilig te stellen door middel van:
Consequenties: wel of geen onderzoekseisen
De AMZ-procedure is het stapsgewijze proces van informatie-inwinning, afweging en besluitvorming over archeologische waaarden bij ruimtelijke ingrepen en nieuwe ontwikkelingsprojecten. Iedere stap eindigt met de afweging of er voldoende informatie beschikbaar is om een verantwoorde beslissing over eventuele vervolgacties te kunnen nemen. Als er niet voldoende bekend is over de aard en kwaliteit van de archeologische resten (en dus over de gevolgen van de geplande ingreep) kan de gemeente verlangen dat de initiatiefnemer onderzoek laat verrichten, waarmee de benodigde informatie wordt verzameld over de aard en kwaliteit van de aanwezige archeologische resten. Op basis van het onderzoeksrapport daarover neemt de gemeente een besluit over het al dan niet verlenen van een vergunning en of daaraan nadere voorwaarden worden verbonden (zoals het verrichten van verder onderzoek, aanpassing van het plan, of een eventuele opgraving).
Het proces dat binnen de gemeente moet leiden tot de vraag of er binnen een aangewezen archeologische zone een omgevingsvergunning (oud bouw-, sloop- of aanlegvergunning) kan worden verleend, is onder te verdelen in een aantal stappen.
Het AMZ-proces is dus een vorm van trechtering, waarbij begonnen wordt met betrekkelijk eenvoudige onderzoeksmethoden en de meer complexe en kostbare werkzaamheden pas later in het proces alleen worden toegepast op vindplaatsen die deze investeringen waard zijn. Na elke stap besluit het bevoegd gezag (in de meeste gevallen de gemeente) - op advies van een deskundige en conform de KNA - of vervolgonderzoek op basis van de beschikbaar gekomen informatie noodzakelijk is (= selectiebesluit). Zo wordt via een proportionele inzet van middelen gekomen tot een afweging van het archeologische belang in het kader van de ruimtelijke ordening. Het verdient aanbeveling dat het bevoegd gezag zich bij de te nemen selectiebesluiten baseert op basis van een vastgesteld archeologiebeleid en bijbehorend instrumentarium (kaarten; bestemmingsplannen). Dit mag worden opgevat als een vorm van goed bestuur.
Gevolgen voor visie en planopzet