direct naar inhoud van 2.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPBuitengebied-vg01

2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie WERV/ 2005

De regio omvat bestuurskundig de gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal. De regionale structuurvisie WERV omvat een structuurbeeld voor 2015 en een voor 2030. Beide houden rekening met de landschappelijke onderlegger. Tot 2015 wordt stedelijke uitleg gezien in reeds vastgelegde gebieden en door inbreiding in bestaand stedelijk gebied. Tot 2030 zijn zoekgebieden wonen/werken aangegeven in gebieden die nu nog tot het buitengebied behoren. Zo komt het gebied rond de Middelbuurtseweg in beeld voor verstedelijking op lange termijn. Hetzelfde gebeurt voor de omgeving van De Klomp, terwijl daar voor de middellange termijn ook een stedelijke intensiveringszone is gepland. Hieruit blijkt dat De Scheg bij de Klompersteeg weliswaar nog tot het buitengebied van Veenendaal wordt gerekend, maar dat de toekomst hier anders zal zijn.

Voor 2030 zijn er groene contouren getrokken rond waardevolle groengebieden. Deze geven de maximale bandbreedte voor verstedelijking aan geredeneerd vanuit het landschap. Het is niet de bedoeling het gebied buiten de groene contouren volledig te bebouwen, maar goed ingepaste kleine ontwikkelingen met behoud van landschappelijke waarden zijn mogelijk. Een zone aansluitend op de bebouwing van de Dijkstraat, de strook langs de Slaperdijk en het hele gebied rond de Middelbuurtseweg zijn delen van het Veenendaals buitengebied die niet binnen de groene contour liggen. Fort Buurtsteeg en de Hellen liggen binnen de groene contour en behoren dus tot het duurzaam in stand te houden buitengebied.

De omgeving van Fort aan de Buursteeg maakt deel uit van een grotere zone waar cultuurhistorie en recreatie voorrang krijgen. In de zone met relicten van de Grebbelinie is natuurversterking ook één van de doelstellingen.

De Hellen maken deel uit van het centrale Binnenveld waar kwelnatuur en waterberging een plaats krijgen met de Grift als drager. Langs de oostelijke bebouwingsrand van Veenendaal liggen ecologische verbindingszones. De resterende open ruimte tussen Veenendaal en Ede wordt vormgegeven door een ecozone, aangevuld met een recreatieplas en landgoederen.

Gevolgen voor visie en planopzet

  • Op middellange termijn dienen zich ontwikkelingen aan, die leiden tot een gedeeltelijk andere invulling van delen van het plangebied. Vooralsnog wordt hiermee geen rekening gehouden, anders dan de flexibiliteit en ontwikkelingsmogelijkheden die reeds zijn benoemd.

Landschapsontwikkelingsplan/ 2007

Het landschapsontwikkelingsplan (LOP) geeft een visie op de gewenste ontwikkeling van het landschap voor de volgende 10 jaar. De visie is vertaald in een uitvoeringsprogramma, waarin een groot aantal projecten is opgenomen. Doel is deze projecten de komende 10 jaar gefaseerd te realiseren.

Het Landschapsontwikkelingsplan is een belangrijk document, wat in 2007 is vastgesteld door de gemeenteraad. Het biedt handvatten om op vrijwillige basis het landschap te verbeteren. Daarnaast dient het (als een van de) toetsingskader(s) op het moment dat zich een ontwikkeling voordoet, waarvoor een wijzigings- of bestemmingsplanprocedure moet worden doorlopen.

De landschappelijke waarden die het landschapsontwikkelingsplan beschrijft, dienen vastgelegd te worden in het bestemmingsplan. Dit kan door middel van bestemmingen (Groen, Natuur, etc.) en door het verplicht stellen van omgevingsvergunningen voor bepaalde werkzaamheden. Langs die weg is het bijvoorbeeld mogelijk houtwallen niet zonder meer te laten verdwijnen en te eisen dat ze, nadat werkzaamheden zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld weer terugkeren.

De visie gaat uit van relaties met de regio en de nodige samenwerking met buurgemeenten en particulieren om de visie uit te voeren.

  • het versterken van de identiteit van de verschillende deelgebieden en voorkomende landschapstypen;
  • behouden en ontwikkelen van natuurwaarden en ecologische verbindingszones;
  • kansen bieden voor verbreding en functieverandering van agrarische bedrijven. Bij grotere ingrepen wordt een 'groene compensatie' gevraagd;
  • duurzaam waterbeheer, met opgaven voor lokale en regionale waterberging;
  • versterken van de cultuurhistorische waarden en ontstaansgeschiedenis, in het bijzonder van de Grebbelinie;
  • versterken van het recreatief netwerk, in routes en kleinschalige ondersteunende voorzieningen;
  • ruimte geven aan groene functies in de omgeving van de Middelbuurtseweg;
  • aandacht voor beeldkwaliteit van bebouwing en erven.

Gevolgen voor visie en planopzet

  • Actuele landschapswaarden moet in het bestemmingsplan worden vastgelegd. Dit kan door middel van het opnemen van bestemmingen. Ook biedt het verplicht stellen van een omgevingsvergunning de mogelijkheid de huidige waarden te beschermen bij verschillende werkzaamheden.
  • Het bestemmingsplan moet initiatieven tot landschapsverbetering mogelijk maken;
  • Ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied moeten worden gekoppeld aan versterking en ontwikkeling van het landschap.

Strategische visie Veenendaal 2025

Een van de kwaliteitspijlers zoals genoemd in de Strategische visie Veenendaal 2025 is “Herkenbare stadslandschappen”. Dit betekent:

  • De prachtige natuur in de omgeving meer laten doorschemeren in Veenendaal;
  • Een duidelijker positie van Veenendaal op natuurroutes en het gezicht meer naar het groen brengen;
  • De grift een duidelijke plek geven in Veenendaal (zoals aan de rand bij bijv. de Rode Haan).

Dit betekent niet: bouwen met de rug naar de unieke natuurlijke omgeving en Veenendaal geen duidelijke positie geven op de fiets-, wandel- en eventueel waterroutes.

De ambitie voor de komende 18 jaar is: “het aanwezige groen is behouden waar mensen het gebruiken en waarderen. Een betere benutting van de ligging tussen de mooiste natuurgebieden. Rechtstreekse verbindingen vanuit het centrum en de wijken naar de omgeving. Ook in regionaal verband moet de mooie ligging van Veenendaal tussen de Heuvelrug, de Veluwe en het Binnenveld worden uitgebuit. Veenendaal wil daarmee haar groene en blauwe recreatieve functie versterken. De acties die hieruit volgen zijn:

  • De groene omgeving meer de stad in halen;
  • Betere ontsluiting van Binnenveld en Heuvelrug met fiets-, kano-, en wandelroutes;
  • “Groene arrangementen”stimuleren in samenwerking met VVV en hotels om verblijfsrecreatie in Veenendaal uit te bouwen;
  • Nieuwe recreatieve functies in het buitengebied ontwikkelen met de regionale partners;
  • Potenties van Grebbelinie.

Gevolgen voor visie en planopzet

  • De geschetste acties maken deel uit van de discussie rondom onder meer het Reconstructieplan. Langs die weg is reeds rekening gehouden met de acties bij het opstellen van dit document.

Structuurvisie Veenendaal 2025

De Structuurvisie geeft de ruimtelijke en verkeerskundige visie op Veenendaal in 2025. De visie geeft de hoofdlijnen van de beoogde ontwikkeling weer.

Zij is geformuleerd aan de hand van de volgende tien ambities:

  • Zichtbare en sterke historische identiteit
  • Woon- en werkgebieden met eigen karakters
  • Heldere routes met duidelijke entrees
  • Brandpunten in de stad
  • Groene stad
  • Aantrekkelijke woonwijken
  • Goed gebruik van beschikbare ruimte
  • Bereikbare economische gebieden
  • Een fietsende stad
  • Goed openbaar vervoer

Een van de belangrijkste punten van de visie zijn:

Landschapsontwikkeling stadsrandzones

Aan de randen van de stad liggen verschillende groengebieden. Zeker in deze randgebieden is, om verrommeling te voorkomen, verdere versterking van de landschappelijke kwaliteiten gewenst en het buitengebied beter bereikbaar maken voor fietsers en voetgangers. Het vastgestelde landschapsontwikkelingsplan is hierbij leidend.

Zoekgebieden voor wonen en/of werken

Onderzocht is welke locaties buiten de bestaande stad het beste in aanmerking komen als zoekgebied voor wonen en/of werken. De basis voor dit onderzoek zijn de Structuurvisie WERV en de Strategische Visie Veenendaal 2025.

De voorkeur wordt gegeven aan de locaties De Klomp en Zuidoost-Veenendaal (waarvan het noorden van de spoorlijn Utrecht-Rhenen hier relevant is). De conclusie voor wat betreft de locatie De Klomp is om samen met de regio's Zuidoost-Utrecht en WERV c.q. Food Valley de mogelijkheden voor ontwikkeling van een nieuwe woon- en/of werklocatie bij Intercitystation De Klomp nader te onderzoeken.

De wens voor het zoekgebied Zuidoost-Veenendaal (noordelijk deel) is om de omgeving van de Middelbuurtseweg als groene verbinding tussen stad en Binnenveld te behouden. Door het ontwikkelen van een stedelijk groengebied ontstaat een groenebuffer.

Zoekgebied begraafplaats

De omgeving van de Middelbuurtseweg en het gebied ten zuiden van de Dijkstraat zijn aangewezen als mogelijke locaties voor een begraafplaats. Nader onderzoek naar de werkelijke mogelijkheden en locatie is noodzakelijk.

Zoekgebied Waterberging

Er is op dit moment geen dringende behoefte aan extra bergingscapaciteit. Toch kiezen wij ervoor een aantal gebieden aan te wijzen als zoekgebied voor waterberging. Dit betreft ook een gebied voor de opvang van water uit het gebied ten noorden van de A12.

Gevolgen voor visie en planopzet

De doorwerking is gewaarborgd door middel van de doorwerking in onder meer het LOP.

De uitwerking van de diverse zoekopdrachten gaat pas spelen na de planperiode.

Waterplan Veenendaal 2006

Het waterplan is gezamenlijk met het Waterschap Vallei & Eem en het Waterleidingbedrijf Vitens opgesteld. De doelstelling van het Waterplan is: het komen tot een duurzaam en integraal waterbeheer in Veenendaal, gericht op het behouden en versterken van de functies en kwaliteiten van het water in al zijn facetten voor de langere termijn.

In het waterplan zijn onder andere de volgende ambities opgenomen:

  • Het voor 2015 voldoen aan het principe van “Vasthouden, bergen en afvoeren”;
  • Verdere verdroging van de natuur binnen Veenendaal voorkomen. Een optimale waterhuishouding voor de gewenste natuurdoeltypen binnen de Hel, de blauwe Hel, het Meeuwenkampje en de toekomstige natuurontwikkelingszone aan de oostkant van Veenendaal-Oost;
  • In 2015 moet het oppervlaktewater voldoen aan de dan geldende waterkwaliteitsdoelstellingen voor zowel de chemische als de biologische waterkwaliteit. Er zijn natuurvriendelijke oevers waar mogelijk;
  • De negatieve effecten van rioollozingen op de waterkwaliteit moet zoveel mogelijk worden beperkt door het afkoppelen van hemelwater;
  • Watergangen in Veenendaal tijdig baggeren zodat niet te veel slib kan ophopen, zonder het ecosysteem te veel te verstoren;
  • Water onderdeel laten zijn van de ruimtelijke planning, zodat een goed gestructureerd, functioneel en samenhangend watersysteem ontstaat. Er is ruimte voor waterberging waar dat nodig is;
  • De waterlopen divers te laten begroeien met oevervegetatie en drijvende waterplanten. Een gezonde visstand en een goede balans tussen ecologie en recreatie;
  • De Grift tevens een recreatieve functie geven. De Grift is zichtbaar en valt in positieve zin op; het is beeldbepalend. De Grift functioneert als een kwalitatief hoge ecologische verbindingszone met een goede balans tussen mens en natuur.

Tevens is aangegeven dat er grofweg 4-8 hectare extra waterberging nodig is. Een bureau is gevraagd dit nader te onderzoeken. Het onderzoek is inmiddels nagenoeg afgerond. Het lijkt erop dat binnen de gemeente Veenendaal toch geen extra waterberging noodzakelijk is. Hierover wordt nog overlegd met het Waterschap.

Gevolgen voor visie en planopzet

  • De ambities moeten in het bestemmingsplan worden vertaald. Dit betekent dat de uitvoering van het waterplan planologisch mogelijk gemaakt moet worden.

Archeologische beleidskaart en cultuurhistorische kenmerkenkaart gemeente Veenendaal

De gemeenteraad heeft de 'Archeologische beleidskaart en cultuurhistorische kenmerkenkaart gemeente Veenendaal “ nr. V564 definitief (25 februari 2010) vastgesteld. Het rapport is opgesteld door Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie uit Amersfoort.

In de bestemmingsplanregels is conform de herziene Monumentenwet 1988 een regeling voor de omgang met verwachte archeologische waarden opgenomen. Bij het opstellen van deze regeling zijn de aanbevelingen uit het rapport in acht genomen.

In het rapport zijn de archeologiebepalingen van dit bestemmingsplan inhoudelijk onderbouwd. Daarbij is getracht een verantwoorde balans te vinden tussen enerzijds de wetenschappelijke en cultuurhistorische belangen en anderzijds de maatschappelijke en organisatorische uitvoerbaarheid. Op basis van de gemeentelijke archeologische maatregelen-/beleidskaart zijn de planregels proportioneel afgestemd op de omvang van de eventuele ingreep, in combinatie met de kans dat daarbij belangwekkende en informatieve overblijfselen zullen worden aangetroffen.

In gebieden met een archeologische verwachting kan van initiatiefnemers van bodemingrepen worden gevraagd een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt vastgesteld. Indien het een behoudenswaardige vindplaats betreft kan van de initiatiefnemer een financiële inspanning worden gevraagd om resten uit verleden veilig te stellen door middel van:

  • Technische aanpassingen, zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • Het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden te documenteren en veilig te stellen;
  • De activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Consequenties: wel of geen onderzoekseisen

De AMZ-procedure is het stapsgewijze proces van informatie-inwinning, afweging en besluitvorming over archeologische waaarden bij ruimtelijke ingrepen en nieuwe ontwikkelingsprojecten. Iedere stap eindigt met de afweging of er voldoende informatie beschikbaar is om een verantwoorde beslissing over eventuele vervolgacties te kunnen nemen. Als er niet voldoende bekend is over de aard en kwaliteit van de archeologische resten (en dus over de gevolgen van de geplande ingreep) kan de gemeente verlangen dat de initiatiefnemer onderzoek laat verrichten, waarmee de benodigde informatie wordt verzameld over de aard en kwaliteit van de aanwezige archeologische resten. Op basis van het onderzoeksrapport daarover neemt de gemeente een besluit over het al dan niet verlenen van een vergunning en of daaraan nadere voorwaarden worden verbonden (zoals het verrichten van verder onderzoek, aanpassing van het plan, of een eventuele opgraving).

Het proces dat binnen de gemeente moet leiden tot de vraag of er binnen een aangewezen archeologische zone een omgevingsvergunning (oud bouw-, sloop- of aanlegvergunning) kan worden verleend, is onder te verdelen in een aantal stappen.

  • Stap 1: bureauonderzoek, waarbij de bekende archeologische waarden, landschappelijke gegevens en worden geïnventariseerd en vertaald naar een verwachtingsmodel.
  • Stap 2: inventariserend veldonderzoek (niet gravend), waarbij het in stap 1 vermelde verwachtingsmodel in het veld wordt getoetst middels prospectieve technieken (boren, geofysica, remote sensing). Doel is: 1) het onderzoeken van de mate van intactheid van het bodemprofiel; 2) het vaststellen van aan- of afwezigheid van archeologische indicatoren; en 3) eventueel begrenzen van vindplaatsen.
  • Stap 3: inventariserend veldonderzoek (gravend), waarbij conform een goedgekeurd PvE door middel van proefsleuven veldgegevens worden verzameld over aanwezigheid van spoor- en vondstlagen. Doel is het waarderen van vindplaatsen, ter voorbereiding van de selectie (afvoeren, begeleiden, opgraven of in situ behouden).
  • Stap 4: behoud in situ (fysiek beschermen of inpassen in ruimtelijke plannen), opgraven of begeleiden. Bij opgraven worden alle sporen en vondsten van de vindplaats binnen het plangebied gedocumenteerd op tekening, foto en lijsten. Bij behoud in situ wordt de vindplaats niet verstoord, maar middels passende maatregelen (fysieke en planologische) voor de toekomstige generaties in de bodem behouden. Bij archeologische begeleiding blijft het onderzoek beperkt tot het documenteren en bergen van archeologische gegevens die tijdens de realisatie van een bodemingreep aan het licht komen. Ook voor deze processtap is een goedgekeurd PvE vereist.

Het AMZ-proces is dus een vorm van trechtering, waarbij begonnen wordt met betrekkelijk eenvoudige onderzoeksmethoden en de meer complexe en kostbare werkzaamheden pas later in het proces alleen worden toegepast op vindplaatsen die deze investeringen waard zijn. Na elke stap besluit het bevoegd gezag (in de meeste gevallen de gemeente) - op advies van een deskundige en conform de KNA - of vervolgonderzoek op basis van de beschikbaar gekomen informatie noodzakelijk is (= selectiebesluit). Zo wordt via een proportionele inzet van middelen gekomen tot een afweging van het archeologische belang in het kader van de ruimtelijke ordening. Het verdient aanbeveling dat het bevoegd gezag zich bij de te nemen selectiebesluiten baseert op basis van een vastgesteld archeologiebeleid en bijbehorend instrumentarium (kaarten; bestemmingsplannen). Dit mag worden opgevat als een vorm van goed bestuur.

Gevolgen voor visie en planopzet

  • In het bestemmingsplan is conform het rapport een regeling voor de omgang met verwachte archeologische waarden opgenomen.