direct naar inhoud van 5.6 Externe veiligheid
Plan: Balkon Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01

5.6 Externe veiligheid

5.6.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Het beleid voor ondergrondse buisleidingen is vervat in de circulaires “Zonering langs hogedruk aardgasleidingen” (1984) en “Voorschriften zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2 en K3 categorie” (1991). Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (voormalig VROM) bereidt een nieuw Besluit buisleidingen voor dat deze Circulaires binnenkort zal vervangen.

Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:

  • Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten.
    Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt “vertaald” als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijv. woningen) mogen liggen.
  • Het groepsrisico (GR) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de z.g. oriënterende waarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd, kan afwijken. Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden.

Elektromagnetische straling

Voor hoogspanningslijnen is het beleidskader beschreven in het 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (Min. VROM d.d. 5 oktober 2005). Hierin adviseert de Staatssecretaris van VROM het in acht nemen van een veiligheidszone, waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Voor zendmasten (omroep/GSM/UMTS) zijn in de EU-publicatie 1999/519/EG blootstellingslimieten aanbevolen voor personen die permanent in de nabijheid van zendmasten verblijven. Nederland heeft deze aanbeveling overgenomen en opgenomen in de Telecommunicatiewet.

5.6.2 Provinciaal beleid

De Provincie Utrecht heeft in het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008 voor verschillende gebiedstypen milieukwaliteitprofielen opgesteld. Per milieuthema zijn daarbij indicatoren gedefinieerd waaraan gewenste kwaliteitsniveaus en ambitiewaarden zijn verbonden. Voor externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico als indicatoren gekozen.

Aan het plangebied kan volgens de systematiek van het Provinciaal Milieubeleidsplan het gebiedstype “groen-stedelijk” worden toegekend. De daaraan verbonden kwaliteitsdoelen voor externe veiligheid zijn:

Indicator   Gewenste kwaliteit   Ambitiewaarde  
Plaatsgebonden risico (PR)   PR = 10-6 per jaar of beter   PR < 10-8 per jaar  
Groepsrisico (GR)   GR < 0,3 x oriënterende waarde   GR < 0,1 x oriënterende waarde  
5.6.3 Bestaande risicosituatie

Op onderstaande uitsnede van de Risicokaart (bron: Provincie Utrecht) toont de omgeving van het plangebied met de mogelijk relevante risicobronnen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0021.png"

Risicobedrijven:

De dichtstbijgelegen risicovolle inrichtingen zijn twee LPG-tankstations. De afstand tot het plangebied is echter zo groot dat de risicocontouren het plangebied niet beïnvloeden.

Transport van gevaarlijke stoffen:

De afstand van het plangebied tot de rijksweg A12 is minimaal 1150 meter. De afstand tot de Rondweg-Oost is minimaal 660 meter. Deze afstanden zijn zo groot, dat de risicocontouren vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze wegen het plangebied niet beïnvloeden.

Buisleidingen:

Ten westen van het plangebied ligt op een afstand van circa 1000 meter van het plangebied een regionale aardgasleiding. Deze afstand is zo groot dat de risicocontouren van deze leiding het plangebied niet beïnvloeden.

Hoogspanningslijnen:

Ten zuidwesten van het plangebied loopt een 150kV-hoogspanningslijn. Gezien de afstand tot het plangebied van circa 950 meter is de in acht te nemen veiligheidszone van 80 meter voor het plangebied niet van belang.

Zendmasten:

Uit de gegevens op de website www.antenneregister.nl blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen zendmasten aanwezig zijn waarvan de elektrische en magnetische veldsterkten de geldende blootstellingslimieten overschrijden.

5.6.4 Nieuwe risicosituatie

De nieuwe situatie zal niet leiden tot het ontstaan een plaatsgebonden risico of een groepsrisico.
Ook zijn er geen belemmeringen vanwege elektromagnetische straling.

5.6.5 Conclusie

Er is geen sprake van een plaatsgebonden risico of een groepsrisico. Er is geen nadere risicoanalyse nodig en er geldt ook geen verantwoordingsplicht groepsrisico. Er zijn geen belemmeringen vanwege elektromagnetische straling. Het aspect externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling. Er wordt tevens voldaan aan de voor externe veiligheid genoemde ambitiewaarden uit het Provinciaal Milieubeleidsplan.