direct naar inhoud van 4.2 Indeling van de planregels
Plan: Balkon Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01

4.2 Indeling van de planregels

In het plangebied komen verschillende functies voor. Voor het bepalen van de mogelijkheden voor de diverse gebruiksfuncties is het belangrijk dat er onderscheid wordt gemaakt tussen de diverse functies.

Het is van belang om een onderscheid te maken tussen de verschillende functies om de druk op het gebied te verdelen en een goede belangenafweging mogelijk te maken. Een punt van aandacht is dan ook de beslissing om functies te concentreren en verweven of juist van elkaar te scheiden. Aan de hand van de bestemmingen kan nagegaan worden wat het meest gewenst is voor dat gebied.

In dit bestemmingsplan Balkon Zuid zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

  • 1. Groen
  • 2. Verkeer
  • 3. Water
  • 4. Wonen

De bestemming Wonen is onderverdeeld in de categorieën A, B en C om de bouwregels te kunnen toespitsen op de verschillende woningtypes. Het karakter van de woningtypes is te vinden in paragraaf 2.2.3.2.

4.2.1 Inleidende regels (hoofdstuk 1)

Dit hoofdstuk bevat alle bepalingen die nodig zijn om de overige planregels goed te
kunnen hanteren:

  • de paragraaf begrippen bevat in het plan gebruikte begrippen die uitleg nodig hebben;
  • in de wijze van meten zijn de technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlaktes, percentages, hoogtes, dieptes, breedtes en dergelijke weergegeven. Hieronder valt tevens de manier van peilbepaling.
4.2.2 Bestemmingsregels (hoofdstuk 2)
4.2.2.1 Groen

De gronden met de bestemming Groen 1 zijn bestemd voor groenvoorzieningen en beplantingen, speelvoorzieningen, paden en extensieve recreatie. Gronden met de bestemming Groen 2 zijn gelegen langs het te ontwikkelen natuurgebied De Groene Grens. Om het zicht op het plangebied vanuit De Groene Grens en andersom zoveel mogelijk open te houden, zullen de gronden met de bestemming Groen 2 uitsluitend bestemd zijn voor groen, beplantingen en water. Binnen de bestemming Groen 2 zal geen bebouwing worden toegelaten.

4.2.2.2 Verkeer

In paragraaf 2.2.2 is de beoogde wijze van ontsluiting aangegeven. Het gebied wordt intern ontsloten door een slingerweg met een eenvoudig profiel: een rijbaan met aan weerszijden bomen. Aan één zijde is een continue berm aanwezig. Aan de andere zijde ligt een berm die ook ingericht is als parkeerstrook. Aan deze zijde ligt ook het voetpad.
Niet alle woningen liggen langs de openbare slingerweg. Er liggen ook woningen verder van de openbare weg af. Deze woningen hebben per groepje steeds één gemeenschappelijke ontsluiting vanaf de slingerweg.

4.2.2.3 Water

De bestemming Water laat uitsluitend gebruik toe voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, wateraan- en waterafvoer en waterberging toe. Ook voor langzaamverkeer zijn voorzieningen toegestaan.

Buiten bebouwing voor de bestemming, als bruggen en duikers en extensief recreatief medegebruik, is verdere bebouwing niet toegestaan.

4.2.2.4 Wonen
4.2.2.4.1 Algemeen

In paragraaf 2.2.1 is aangegeven waarom wij van oordeel zijn dat het plangebied Balkon Zuid wordt aangemerkt als een rustige woonwijk, rustig buitengebied.

Zoals bovenstaand onder paragraaf 2.2.3.2 is aangegeven, is het stedenbouwkundig streefbeeld van een groene inrichting van Balkon Zuid erg belangrijk. Dit streefbeeld heeft geleid tot een stedenbouwkundig plan. Deze stedenbouwkundige opzet heeft tot gevolg dat binnen de verschillende deelgebieden (A, B of C) verschillende typen woningen zijn toegelaten. In de planregels zijn de verschillende woningcategorieën aangeduid en zijn de bouwregels toegespitst op de betreffende woningcategorie.

Zo wordt binnen het Lint (A) uitgegaan van een bouwvolume van één laag met een forse kap: lage goot en hoge nok.

Voor Balkon binnen (B) is een hoger bouwvolume, bestaande uit twee bouwlagen met kap toegestaan. Voor de gronden in dit plandeel is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bouw van twee-onder-een-kapwoningen mogelijk te maken

Voor de Buitenrand (C) is er voor gekozen de woningen laag te houden om een te grote beperking van het zicht op en vanuit het naastgelegen natuurontwikkelingsgebied tegen te gaan. Hier is één bouwlaag met opbouw toegestaan.

De visie op de gewenste woningen is weergegeven in een stedenbouwkundig en beeldkwaliteitsplan. Dit plan wordt aan de Welstandsnota toegevoegd om een gewenst juridisch kader te garanderen. In de bouwregels van de verschillende woningcategorieën wordt de gewenste maatvoering vastgelegd.

Om de groene uitstraling van het woongebied te garanderen zijn bij geen van de woningcategorieën vergravingen voor een garage of een van buitenaf bereikbare kelder niet toegestaan. Dergelijke vergravingen leiden immers tot een groot verhard oppervlak van het perceel. Opgehoogde erven of terpen zijn evenmin toegestaan.

4.2.2.4.2 Mantelzorg

Mantelzorg betreft het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is, op het fysieke, psychologisch en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. In dit bestemmingsplan wordt het verlenen van mantelzorg mogelijk gemaakt door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels.

Voorwaarden voor het toepassen van de mogelijkheid zijn onder andere:

  • De mantelzorg wordt ondergebracht in of aan het hoofdgebouw (inwoning).
  • Er ontstaat bij voorkeur een situatie die niet ongedaan gemaakt hoeft te worden.
  • Gestreefd wordt naar hergebruik van bestaande bebouwing.
  • Er ontstaan geen twee volwaardige, zelfstandige woningen op een bouwvlak (er moet sprake zijn van afhankelijke woonruimte).
  • Mantelzorg wordt verleend aan hulpbehoevenden, waarmee de hoofdbewoners een familierelatie hebben. Het college zal hier in bijzondere gevallen van afwijken (hardheidsclausule).

Bij de toepassing van de mogelijkheid wordt ernaar gestreefd de mantelzorg via onderstaand stappenplan toe te laten, waarbij de nummering de voorkeur aangeeft voor de wijze waarop mantelzorg plaatsvindt:

  • 1. De mantelzorg wordt binnen het bestaande hoofdgebouw ondergebracht.
  • 2. De mantelzorg wordt ondergebracht in een bestaande aanbouw dan wel aangebouwd bijgebouw, waarbij het bijgebouw wordt omgebouwd naar een aanbouw.
  • 3. De mantelzorg wordt ondergebracht in een nieuw te bouwen aangebouwd bijgebouw.
  • 4. De mantelzorg wordt ondergebracht in een bestaand vrijstaand bijgebouw.

Ad 1: De eerste voorkeur gaat uit naar vergroting van de bestaande woning. Dit heeft stedenbouwkundig de minste gevolgen. Ook is daarmee de kans op het ontstaan van twee zelfstandige woningen gering. Deze vergroting hoeft daarom na beëindiging van de mantelzorg niet ongedaan gemaakt te worden, waardoor de ruimte op termijn door de hoofdgebruiker kan worden benut.

Ad 2: Mocht aanpassing van de woning niet mogelijk zijn, dan heeft gebruik van bestaande aanbouwen of niet-vrijstaande bijgebouwen de voorkeur. Ook hiervoor geldt dat dit stedenbouwkundig de minste gevolgen heeft en de kans op het ontstaan van twee zelfstandige woningen gering is. Deze vergroting hoeft daarom na beëindiging van de mantelzorg niet ongedaan gemaakt te worden. Er geldt een grootte tot maximum van 65 m2 met één bouwlaag (grootte aanleunwoning bij verzorgingstehuis). Binnen deze oppervlakte is voldoende ruimte voor de bouw van een woonkamer, slaapkamer, douche, keuken en toilet.
Deze situatie hoeft bij beëindiging van de mantelzorg niet ongedaan gemaakt te worden, waardoor deze ruimte na beëindiging van de mantelzorg door de hoofdgebruiker kan worden benut.

Ad 3: De volgende optie is de bouw van een nieuw, aangebouwd bijgebouw. Ook hiervoor geldt dat deze situatie niet ongedaan gemaakt hoeft te worden. Ook bij deze optie geldt een maximum oppervlakte van 65 m2 en één bouwlaag. De bouw van het bijgebouw moet wel passen binnen de bijgebouwenregeling van het bestemmingsplan, zodat het bijgebouw - na beëindiging van de mantelzorg - door de hoofdgebruiker kan worden benut.

Ad 4: De laatste optie, waaraan ook de meeste bezwaren kleven, is het gebruik van een bestaand vrijstaand bijgebouw. Ook hier geldt een maximum van 65 m2, één bouwlaag. Deze situatie moet bij beëindiging van de mantelzorg ongedaan gemaakt worden, in die zin het bijgebouw na wijziging niet meer voor bewoning geschikt is. Reden hiervoor is dat er anders twee zelfstandige woonruimten op het perceel blijven bestaan en de situatie op het perceel niet meer in overeenstemming met het bestemmingsplan is.

Het is niet gewenst om een mantelzorgsituatie in stand te houden als de noodzaak daartoe niet meer bestaat. Daarom zal in het bestemmingsplan worden opgenomen dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning voor het afwijken voor mantelzorg intrekken, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

4.2.2.4.3 Beroep/bedrijf aan huis

Binnen woongebieden kunnen aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven voorkomen. Deze activiteiten vinden meestal plaats in bijgebouwen bij burgerwoningen of binnen de woning zelf.

Een aan-huis-verbonden beroep betreft een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Deze activiteit moet worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning.

Een aan-huis-verbonden bedrijf betreft een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, uiitgeoefend door de bewoner(s) van de woning, gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

In het bestemmingsplan worden de aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven gedefinieerd.

Binnen de woonbestemming wordt via de bestemmingsomschrijving een beperkte oppervlakte aan-huis-verbonden beroep/bedrijf direct toegestaan. Het gaat dan om een oppervlakte van 30% tot een maximum van 50 m².

4.2.3 Algemene regels (hoofdstuk 3)

Hoofdstuk 3 bestaat achtereenvolgens uit de volgende artikelen:

  • Antidubbeltelregel
  • Algemene bouwregels
  • Algemene gebruiksregels
  • Algemene afwijkingsregels
  • Algemene wijzigingsregels
4.2.4 Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)

In dit hoofdstuk zijn de wettelijk voorgeschreven regels van overgangsrecht en de slotregel opgenomen.