direct naar inhoud van Regels
Plan: 1e Partiële herziening bestemmingsplan Balkon Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.1PHBalkonZuid-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 1e Partiële herziening bestemmingsplan Balkon Zuid met identificatienummer NL.IMRO.0345.1PHBalkonZuid-vg01 van de gemeente Veenendaal

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan 1e Partiële herziening bestemmingsplan Balkon Zuid, bestaande uit de kaart NL.IMRO.0345.1PHBalkonZuid-vg01, waarbij gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan GBKN-2014;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken;

1.7 bestaande oppervlakte:

oppervlakte die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan is, zal of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens een vergunning;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.17 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.18 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.19 hoofdontsluitingsweg

een weg die in hoofdzaak is gericht op enerzijds het verzamelen van verkeer van en anderzijds het verdelen van het verkeer over een aantal interne ontsluitingswegen in een bepaald gebied;

1.20 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.21 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.22 vlonder

een langs een oever gelegen bouwwerk dat bestaat uit een vloerconstructie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op het bouwperceel voorkomende of nog te bouwen gebouw, met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen zoals dakoverstekken en dakgoten van maximaal 30 cm niet worden meegerekend;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2a Van toepassing zijnde regels

2a.1 regels bestemmingsplan Balkon Zuid
De regels van het bestemmingsplan Balkon Zuid met identificatienummer NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid zijn onverminderd van toepassing op dit plan.

2a.2 herzieningsregels
In afwijking van het bepaalde onder a wordt het bestemmingsplan Balkon Zuid met identificatiecode NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid als volgt herzien:

2a.2.1 herziening hoofdstuk 2 Bestemmingsregels bestemmingsplan Balkon Zuid

  • A. Aan hoofdstuk 2 Bestemmingsregels bestemmingsplan Balkon Zuid wordt na artikel 9 Wonen - C het volgende artikel toegevoegd:

Artikel 10 Wonen - D

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Wonen - D" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat binnen het bestemmingsvlak maximaal het op de verbeelding aangegeven aantal woningen mag worden gebouwd;
  • b. beroep aan huis met dien verstande dat maximaal 45 m² van de oppervlakte van de bebouwing op het woonperceel ten behoeve van beroepsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;
  • c. parkeren;
  • d. tuin;
  • e. erf.

10.2 Bouwregels

10.2.1 Algemeen

  • 1. Op deze gronden mogen uitsluitend worden opgericht gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
  • 2. Ondergrondse en halfverdiepte ruimtes, zoals een kelder, zijn toegestaan onder de woning mits niet van buitenaf bereikbaar.
  • 3. Opgehoogde erven of terpen zijn niet toegestaan.
  • 4. Erfafscheidingen zijn niet toegestaan.

10.2.2 Gebouwen

a Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals dakoverstekken en dakgoten van maximaal 30 cm. ;
  • b. binnen het bouwvlak mag maximaal het op de verbeelding met een maatvoeringsaanduiding aangegeven aantal woningen worden gebouwd;
  • c. woningen moeten worden gebouwd met inachtneming van de ter plaatse aangegeven bouwaanduidingen;
  • d. de woningen moeten georiënteerd zijn op de openbare weg. Woningen gelegen aan de hoofdontsluitingsweg moeten georiënteerd zijn op de hoofdontsluitingsweg. En woningen gelegen aan de Dragonderweg moeten georiënteerd zijn op de Dragonderweg;
  • e. binnen bouwvlakken met de hierna aangegeven (specifieke) bouwaanduidingen mogen woningen uitsluitend worden gebouwd op de als volgt aangegeven wijze:
    Bouwaanduiding   Bouwwijze  
    [vrij]   vrijstaande woningen  
  • f. voor het bouwen van woningen gelden de volgende maatvoeringseisen:
Hoofdgebouwen   Eis  
goothoogte:
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - A"
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - B"
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - C"  

maximaal 3,5 m
maximaal 6 m
maximaal 4,5 m  
bouwhoogte:
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - A"
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - B"
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - C"  

minimaal 6,5 m, maximaal 10 m
maximaal 10 m
maximaal 7 m  
opbouw:
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - C  
- minimaal 1/3 van de oppervlakte van de begane grond
- maximaal 2/3 van de oppervlakte van de begane grond  
dakhelling:
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - A"
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - B"
van de tweede bouwlaag ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - C"  

minimaal 15° en maximaal 52°
minimaal 15° en maximaal 52°

minimaal 15° en maximaal 52°  
afstand tot de hoofdontsluitingsweg voor woningen gelegen aan de hoofdontsluitingsweg en afstand tot de Dragonderweg voor woningen gelegen aan de Dragonderweg:
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - A"
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - B"
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - C"  




maximaal 20 m
maximaal 10 m
maximaal 10 m  
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - A"
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - B"
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - C"  

minimaal 5 m
minimaal 3 m
minimaal 5 m  
afstand tot de achterste perceelsgrenzen:
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - A"
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - B"
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - C"

en de afstand tot De Groene Grens  

minimaal 5 m
minimaal 5 m
minimaal 5 m

minimaal 10 m  

b Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. met uitzondering van het bepaalde in sub b ten aanzien van 'aan- en uitbouwen aan de voorzijde' en ondergeschikte bouwdelen zoals dakoverstekken en dakgoten van maximaal 30 cm, mogen aan - en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende maatvoerings- en situeringseisen:
    Uitbreiding woning aan voorzijde   Eis  
    breedte   maximaal 60% van voorgevel  
    diepte   maximaal 1 m  
    bouwhoogte   maximaal 3,1 m  
    afstand tot voorste perceelsgrens   minimaal 2 m  
    Aan- en uitbouwen aan zijkant   Eis  
    afstand tot voorgevel   minimaal 5 m  
    goothoogte   maximaal 3,1 m  
    bouwhoogte   maximaal 4,5 m  
    afstand tot zijdelingse perceelsgrens:
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - A"
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - B"
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - C"  

    minimaal 5 m
    minimaal 3 m
    minimaal 5 m  
    afstand tot achterste perceelsgrens:
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - A"
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - B"
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - C"

    en de afstand tot de Groene grens  

    minimaal 5 m
    minimaal 5 m
    minimaal 5 m

    minimaal 10 m  
    Aan- en uitbouwen aan achterkant   Eis  
    goothoogte   maximaal 3,1 m  
    bouwhoogte   maximaal 4,5 m  
    afstand tot zijdelingse perceelsgrens:
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - A"
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - B"
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - C"  

    minimaal 5 m
    minimaal 3 m
    minimaal 5 m  
    afstand tot achterste perceelsgrens:
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - A"
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - B"
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - C"

    en de afstand tot de Groene grens  

    minimaal 5 m
    minimaal 5 m
    minimaal 5 m

    minimaal 10 m  
    Vrijstaand bijgebouw   Eis  
    afstand tot voorgevel   minimaal 5 m  
    goothoogte   maximaal 3,1 m  
    bouwhoogte   maximaal 4,5 m  
    afstand tot zijdelingse perceelsgrens:
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - A"
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - B"  

    minimaal 5 m
    minimaal 3 m  
    afstand tot achterste perceelsgrens   minimaal 5 m  
    Aangebouwd bijgebouw   Eis  
    afstand tot voorgevel   minimaal 5 m  
    goothoogte   maximaal 3,1 m  
    bouwhoogte   maximaal 4,5 m  
    afstand tot voorste perceelsgrens ter plaatse van de "specifieke bouwaanduidng- C"   minimaal 2 m  
    afstand tot zijdelingse perceelsgrens:
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - A"
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - B"
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - C"  

    minimaal 5 m
    minimaal 3 m
    minimaal 5 m  
    afstand tot achterste perceelsgrens:
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - A"
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - B"
    ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - C"

    en de afstand tot de Groene grens  

    minimaal 5 m
    minimaal 5 m
    minimaal 5 m

    minimaal 10 m  
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 50 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan 50 m2, dan geldt de bestaande oppervlakte.
  • d. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - C" zijn vrijstaande bijgebouwen niet toegestaan.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende maatvoeringseisen:
    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Eis  
    bouwhoogte pergola's   maximaal tot de eerste verdiepingsvloer  
    bouwhoogte overige bouwwerken, niet zijnde erfafscheidingen   maximaal 3 m  
    erfafscheidingen   niet toegestaan  
    vlonders   - uitsluitend toegestaan op eigen terrein
    - maximaal 2,5 m diep
    - maximaal 5 m lang
    - maximaal een oppervlakte van 15 m2 (inclusief de oppervlakte vlonder binnen de bestemming Water)
    - minimaal 50 cm hoogteverschil zit tussen onderkant vlonder en waterpeil (zomerpeil is maatgevend)  
  • b. Ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - C" is het realiseren van een verhard/halfverhard terras met een maximale oppervlakte van 100 m2 alleen toegestaan in de in sublid 10.2.2 onder a sub f bedoelde strook tot de achterste perceelsgrens of De Groene Grens.
  • c. Een verhard/halfverhard terras mag niet groter zijn dan 100 m2.
  • d. De vlonder als bedoeld onder a, mag zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gesitueerd.
  • e. Per woning mag maximaal één vlonder worden gerealiseerd.

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.3.1 Bouwen in afwijking bouwregels "specifieke bouwaanduiding -A"

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen binnen de "specifieke bouwaanduiding - A" in afwijking van de specifieke bouwregels zoals bepaald in sublid 10.2.2 onder a sub f en onder b sub b, met dien verstande dat de bouwregels geldend binnen de "specifieke bouwaanduiding - C" zoals bepaald in sublid 10.2.2 onder a sub f en onder b sub b en d en sublid 10.2.3 sub b of geldend binnen de "specifieke bouwaanduiding - B" zoals bepaald in sublid 10.2.2 onder a sub f en onder b sub b, onverkort van toepassing worden verklaard.

10.4 Specifieke gebruiksregels

10.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • b. detailhandel;
  • c. de uitoefening van een seksinrichting.

10.4.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er dient bij de aanvraag te worden aangetoond dat, indien de omvang en het beoogde gebruik van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte word aangebracht op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • 2. aan de in lid 1 bedoelde voorwaarde wordt voldaan indien de bedoelde aanvraag voor omgevingsvergunning voldoet aan het parkeernormenbeleid zoals geldend ten tijde van de indiening van de aanvraag.
  • 3. de in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,50 m bij 5,00 m bedragen bij haaksparkeren;
    • b. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,0 m bij 6,00 m bedragen bij langsparkeren;
    • c. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m¹ bedragen.
  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste en het derde lid:
    • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

10.5.1 Afhankelijke woonruimte in bijgebouwen

  • a. Van het bepaalde in artikel 10.4.1 sub a, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken om afhankelijke woonruimte mogelijk te maken in bijgebouwen, met dien verstande dat:
  • 1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
  • 2. op het perceel een woning aanwezig is;
  • 3. er geen milieuhygiënische belemmeringen vanwege percelen van derden bestaan c.q. bestaande belemmeringen vanwege percelen van derden zijn opgeheven;
  • 4. de afhankelijke woonruimte kadastraal niet afsplitsbaar is;
  • 5. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast.
  • b. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning als bedoeld onder a in, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

10.5.2 Afwijken voor bedrijf aan huis

Van het bepaalde in artikel 10.1 kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, hetgeen betekent dat:
  • 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van de Wet milieubeheer of andere wetgeving valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  • 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
  • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • 5. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • 6. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • 7. gezamenlijk maximaal 45 m² van de oppervlakte van de bebouwing op het woonperceel ten behoeve van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;
  • 8. in gevallen waarin het bedrijf in een bijgebouw wordt uitgeoefend: de activiteiten worden uitgevoerd binnen de bestaande bijgebouwenregeling.

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

10.6.1 Aanpassen aanduidingsvlak "specifieke bouwaanduiding - A, - B en - C"

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen, door het verplaatsen, samenvoegen, verwijderen, toevoegen, vergroten en/of verkleinen van één of meer aanduidingsvlakken "specifieke bouwaanduiding -A, - B en/of -C", met dien verstande dat sprake is van een goede ruimtelijk ordening, hetgeen wordt aangetoond in een ruimtelijke onderbouwing en waarbij in ieder geval de bouwregels zoals bepaald in sublid 10.2.2 onder a sub f en onder b sub b en d en sublid 10.2.3, onverkort van toepassing worden verklaard.

De artikelen 10 tot en met 16 worden vernummerd naar 11 tot en met 17.

  • c.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 3 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 4 Overgangsrecht

4.1 Overgangsrecht bouwwerken
4.1.1 algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

4.1.2 Vergroten inhoud

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 4.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 4.1.1 met maximaal 10%.

4.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 4.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

4.2 Overgangsrecht gebruik
4.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

4.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 4.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

4.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 4.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 4.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 1e Partiële herziening bestemmingsplan Balkon Zuid

Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Veenendaal

d.d. 26 november 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan 1e Partiële herziening bestemmingsplan Balkon Zuid

Mij bekend,

de griffier.