direct naar inhoud van 4.9 Water
Plan: Overvecht-Noordelijke stadsrand
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPOVERVECHTNSR-0601

4.9 Water

Beleidskader
In het algemeen is het beleid van het Rijk, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden (indien doelmatig) de waterkwaliteitstrits 'gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken' en de waterkwantiteitstrits 'water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren' gehanteerd. Dit beleid is per overheidsniveau in de onderstaande beleidsdocumenten verankerd:

  • Rijksbeleid: Vierde Nota Waterhuishouding, Vijfde Nota RO, WB21, NBW, Waterwet, etc;
  • Provinciaal beleid: Nota Planbeoordeling, Waterhuishoudingsplan, Beleidsplan Milieu en Water, Streekplan, etc;
  • Gemeentelijk beleid: Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010 [1];
  • Waterschapsbeleid: Europese Kaderrichtlijn Water, Waterbeheerplan AGV 2010-2015, Waterbeheerplan HDSR 2010-2015, Beleidsregels 2010 Keur 2009, Keur [2].

1] De gemeente heeft de zorgplicht voor de inzameling en het transport van afvalwater, het inzamelen en verwerken van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast. Het actuele beleid hiervoor is vastgelegd in het Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010 en binnenkort in het Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2011-2014. De ontwerpeisen zijn opgenomen in het Handboek Inrichting Openbare Ruimte, onderdeel riolen, rioolgemalen en drainage (versie juni 2005). Daarnaast stelt de gemeente eisen aan het ontwerp van watergangen waarvan zij eigenaar of beheerder is of wordt.

2] Het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) heeft de zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater in het plangebied. Het beleid en de regels van het waterschap zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. De belangrijkste verordening is de keur.

Betrokken partijen

In dit watertoetsproces participeren de volgende partijen:

  • Aanvrager: Gemeente Utrecht, Stadsontwikkeling - Stedenbouw en Monumenten
  • Opsteller: Gemeente Utrecht, Stadswerken - IBU Stadsingenieurs
  • Toetser: Waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (beheerder oppervlaktewater) Gemeente Utrecht, Stadswerken – Stedelijk Beheer (beheerder riolering, oppervlaktewater)

Oppervlaktewater

Structuur
Door de grootschalige aanleg van de wijk Overvecht in het Noorden van Utrecht in de jaren 60 is de volledige oorspronkelijke slagenstructuur (zo kenmerkend voor een veenweide- of polderlandschap) verloren gegaan. Omdat het stramien van het stedenbouwkundige plan niet overeenkwam met de structuur van het oorspronkelijke oppervlaktewater, zijn bij het bouwrijpmaken alle poldersloten gedempd en is een nieuwe singel aangelegd voor de waterverbinding tussen de polder Overvecht en de rivier de Vecht.

Globaal bevinden zich in Overvecht 3 belangrijke watergangen (zie figuur 1): de Klopvaart langs de Klopdijk in het noordwesten van Overvecht, de singels Overvecht langs de Moldaudreef-Moezeldreef-Zamenhofdreef-Brailledreef-Einsteindreef in het zuidmidden van Overvecht (primaire watergang) en de spoorsingel langs de Vestadreef-Winterboeidreef bij het spoor Utrecht-Amersfoort (tertiaire watergang).

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPOVERVECHTNSR-0601_0035.jpg"

Figuur 4.6 – overzicht oppervlaktewater en grondwater (bron: gemeente Utrecht)


Peilgebieden
Het overgrote deel van het oppervlaktewatersysteem in Overvecht maakt deel uit van één peilgebied met een vastpeil van NAP +0.20 m. Alleen het oppervlaktewater in het gebied van park Vechtzoom, langs de spoorsingel en rondom het sportpark Loevenhoutsedijk heeft een lager vastpeil van NAP -0.10 m. Bij hevige neerslaggebeurtenissen mag het waterbezwaar leiden tot een peilstijging van 0,3 m.

Beheer
Het bevoegd gezag van het oppervlaktewater in Overvecht ligt bij verschillende overheidsinstanties (zie figuur 2). Heel Overvecht ligt in het beheergebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR), dit waterschap is verantwoordelijk voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer (functioneel) van het oppervlaktewater en heeft de 'Singels Overvecht' in beheer (paarse arcering). Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) heeft de zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer voor de Vecht, de Klopvaart en de watergang Gageldijk (rode arcering). De spoorsingel en de watergangen in park De Gagel, de Vechtzoom, de Watertoren en rondom fort Blauwkapel zijn in beheer bij de gemeente Utrecht (gele arcering).

De status van de watergangen is van belang voor de breedte van de beschermingszone. In de keur wordt uitgegaan van een systeem van kernzones en beschermingszones (zie paragraaf Waterkering). Een beschermingszone beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd (benodigde schouwstrook). De breedte van de beschermingszone aan weerszijden van watergangen is vastgelegd in de legger en bedraagt 5 meter voor primaire en secundaire watergangen en 2 meter voor tertiaire watergangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPOVERVECHTNSR-0601_0036.jpg"

Figuur 4.7 – beheerderskaart watergangen Overvecht (bron: gemeente Utrecht – juni 2010)

Om het goed functioneren van de waterhuishouding te kunnen waarborgen, voert het waterschap onderhoudstaken uit en toetst of bij de aanleg van werken ter plaatse van oppervlaktewatergangen en in beschermingszones voldaan is aan algemene en specifieke criteria (zie paragraaf Keur).

Waterkwaliteit
De belasting van het oppervlaktewater dient te voldoen aan de eisen die HDSR in de Keurverordening heeft vastgelegd. Om onnodige vervuiling van afstromend hemelwater te voorkomen, stelt HDSR eisen aan de kwaliteit en de behandeling van het afstromend oppervlak:

  • minimale toepassing van uitloogbare materialen zoals zink, koper en lood;
  • geen gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen;
  • geen directe lozing van verontreinigd hemelwater (aansluiten conform het vigerende beleid van HDSR).

Ruimtelijke consequenties
Het functioneren van ondergrondse èn bovengrondse voorzieningen ten behoeve van de inzameling en het transport van afvalwater, de inzameling en verwerking van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast, dient te zijn gewaarborgd. De mate van functioneren is afhankelijk van de conditie èn de dimensies van de voorzieningen. Het huidige ruimtebeslag en afmetingen van bv. riolering, rioolgemalen en watergangen is essentieel voor een goede systeemwerking. Verkleining of aanpassing hiervan heeft directe consequenties voor het functioneren van de voorzieningen en is niet toegestaan zonder compenserende maatregelen.

Bij toename van verhard, afvoerend oppervlak in het plangebied ten gevolge van ruimtelijke ontwikkelingen dient conform het beleid van gemeente en waterschap extra berging (zie paragraaf 'Wateropgave') worden gerealiseerd als compensatie voor de toegenomen belasting van het oppervlaktewater.

Waterbeheerplan / Kaderrichtlijn Water
Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden de komende zes jaar wil bereiken en uitvoeren: de zorg voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. In het waterbeheerplan zijn ook de maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgelegd waarvoor een resultaatsverplichting voor eind 2015 geldt.

Sinds 22 december 2000 is de KRW van kracht. Met deze richtlijn wil Europa het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en ecologisch beschermen en verbeteren en een duurzaam gebruik van water bevorderen. De Europese Kaderrichtlijn water stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlaktewater en het grondwater. Voor de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water binnen Nederland heeft de afgelopen jaren een intensieve samenwerking op het niveau van (deel)stroomgebieden en gebiedsprocessen plaatsgevonden.

Volgens de gestelde definitie in de Kader Richtlijn Water zijn de “Singels Overvecht” (NL 14-09) en de Vecht (NL-11-1-2) als waterlichaam aangemerkt (zie figuur 3). Deze waterlichamen voldoen op dit moment aan de gestelde ecologische doelen. Om de huidige waterkwaliteit te handhaven zal voor 2015 gebaggerd moeten worden. Verder is er een aantal ruimtevragende maatregelen voor deze watergang opgenomen zoals het verbreden van de watergang en het ontwikkelen van paaiplaatsen en natuurvriendelijke oevers. In figuur 3 is een maatregelenoverzicht opgenomen van de periode 2010-2015 voor het gehele waterlichaam.

Om de waterkwaliteit te verbeteren en om toename van verharding in toekomstige ruimtelijke plannen te kunnen compenseren, is het van belang om in het bestemmingplan rekening te houden met een verbreding van de ‘Singels Overvecht-Zuid’. Ook is er onder andere sprake van een mogelijke peilverlaging in deze watergangen, verbreding van het profiel zal dan noodzakelijk zijn om de omvang aan wateroppervlak te handhaven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPOVERVECHTNSR-0601_0037.png"

Figuur 4.8 – overzicht KRW waterlichamen Overvecht (bron: waterschap HDSR – oktober 2009)


Waterkeringen

Status
In het plangebied Overvecht bevinden zich langs de Vecht (Vechtkade Oost) en de Klopvaart (Kerkeindsche vaartkade oost / west) waterkeringen met de status 'overige waterkeringen' (niet genormeerd, zie figuur 4). Deze waterkeringen dienen in het bestemmingsplan als 'waterstaatswerk' te worden aangemerkt met een kernzone van 20 m (dubbelbestemming) uit de damwand of insteek talud en een beschermingszone van 15 m. Werken binnen beide zones zijn conform de keur vergunningplichtig.

Begripsbepaling
Een waterstaatswerk is een waterkering die als zodanig in de legger is aangegeven. In de beleidsregels wordt het waterstaatswerk onderscheiden in het dijklichaam en de aangrenzende vlakke zones (zie figuur 4). Het dijklichaam is gedefinieerd als “de kruin en de wederzijdse taluds van de waterkering met inbegrip van de bermen tot aan de teen van de waterkering of tot aan de bodem van de naastliggende watergangen en de daarin of daaraan aangebrachte werken”. Wanneer geen sprake is van een talud is het dijklichaam gelijk aan het waterstaatswerk. Het leggerprofiel is het minimale profiel waaraan een waterkering in elk geval dient te voldoen en dat in de legger is vastgelegd. Waterkeringen zijn kunstmatige hoogten en natuurlijke hoogten (hoge gronden), die een waterkerende functie hebben, met inbegrip van daarin of daaraan aangebrachte werken. De waterkeringen zijn van waterhuishoudkundig belang. Zij beschermen lager gelegen gronden in het gebied tegen overstroming door (boezem)wateren met een hoger peilniveau. Werkzaamheden op, in of nabij waterkeringen kunnen aan restricties onderheving zijn, en mogelijk zijn deze watervergunningsplichtig. Middels een watervergunning kan ontheffing worden verkregen voor bepaalde werkzaamheden in de kern-, beschermings- en buitenbeschermingszone. Hierover kan in voorkomende gevallen contact worden opgenomen met het Hoogheemraadschap. Hierbij kan gedacht worden aan werkzaamheden in de ondergrond zoals graven, funderingsconstructies, kelders, heien en grondwateronttrekkingen.



In de keur wordt uitgegaan van een systeem van kernzones en beschermingzones: een aan een waterstaatswerk grenzende zone (die als zodanig in de legger is opgenomen) waarin ter bescherming van dat waterstaatswerk voorschriften krachtens de Keur van toepassing zijn. De kernzone (zie figuur 4) is de zone waarin de waterkering of watergang zelf ligt, de beschermingszone (zie figuur 4) is in de omgeving van de waterkering. Werken binnen beide zones zijn vergunningsplichtig om te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPOVERVECHTNSR-0601_0038.png"

Figuur 4.9 – principeprofiel beschermingszone waterstaatswerk (bron: HDSR- april 2011)

Beleid
Voor werken ter plaatse van primaire, regionale en overige waterkeringen gelden de volgende algemene toetsingscriteria ten aanzien van onderhoud en inspectie: De activiteit mag geen hinder veroorzaken voor het efficiënt kunnen uitvoeren van onderhoud en inspectie aan de waterkering. Daarnaast dient een eventuele onderhoudsstrook vrijgehouden te worden en toegankelijk te zijn voor onderhoud en inspectie. Een vergund object moet in goede staat van onderhoud worden gehouden. De vergunninghouder is onderhoudsplichtig voor de waterkerende onderdelen van het object.

Tussen 1 oktober en 1 april van ieder jaar mogen er geen werkzaamheden plaatsvinden die mogelijk het waterkerend vermogen van een waterkering negatief beïnvloeden. Het betreft met name werkzaamheden waarbij in of naast de waterkering wordt gegraven of waarbij de bekleding van het dijklichaam wordt veranderd of verwijderd. Bij voorgenomen activiteiten in de beschermingszone van de waterkering dient een Watervergunning te worden aangevraagd bij het waterschap. Ook voor het aanvragen van een ontheffing van de Keur dient contact op te worden genomen met het waterschap.

Grondwater

Zorgplicht
De gemeente heeft per 1 januari 2008, voortkomend uit de nieuwe wet 'Verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken', de zorgplicht om in openbaar gemeentelijk gebied maatregelen te treffen om "structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of beperken". Dit is alleen zo als het nemen van maatregelen doelmatig is en het niet onder de verantwoordelijkheid van het waterschap of de provincie valt. De nieuwe gemeentelijke grondwaterzorgplicht stelt de gemeente Utrecht beter in staat een bijdrage te leveren aan de aanpak van grondwaterproblemen in het bebouwd gebied.

Verantwoordelijkheden
De zorgplicht heeft het karakter van een inspanningsplicht. Dat wil zeggen dat de gemeente niet verantwoordelijk is voor handhaving van het grondwaterpeil in bebouwd gebied. De wetgeving geeft aan dat de burger met grondwateroverlast bij de gemeente met zijn probleem terecht moet kunnen: de gemeente is het eerste aanspreekpunt voor de burger.

De perceelseigenaar is op eigen terrein zelf verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen tegen grondwateroverlast. Deze verantwoordelijkheid geldt ook voor de gemeente als eigenaar van de openbare ruimte. De perceelseigenaar is verantwoordelijk voor de staat van zijn woning en perceel, voor zover deze problemen niet aantoonbaar worden veroorzaakt door onrechtmatig handelen of nalaten van de buur (overheid of particulier). Bij grondwaterproblemen mag dus in de eerste plaats van de perceelseigenaar worden verwacht, dat hij de vereiste waterhuishoudkundige en/of bouwkundige maatregelen neemt.

Criterium
Grondwater wordt als overtollig beschouwd indien het ontwateringscriterium van 0,7 meter beneden de as van de weg gedurende meerdere jaren langer dan vijf aaneengesloten dagen per jaar wordt overschreden. Voor grootschalig openbaar groen en parken wordt gestreefd naar een ontwateringsdiepte van tenminste 0,5 m beneden maaiveld.

Grondwaterregime
De gemeente Utrecht beschikt sinds 1962 over een peilbuizenmeetnet. Het meetnet is in de loop van de tijd uitgebreid en momenteel staan verspreid over de gemeente 175 peilbuizen, waarin de grondwaterstand regelmatig wordt gemeten. De meeste peilbuizen staan met het meetfilter in het eerste watervoerend pakket op circa 7 meter beneden maaiveld. Sinds 2002 worden de grondwaterstanden automatisch opgeslagen door dataloggers die tweemaal per dag het grondwaterpeil registreren. Het doel van het meetnet is om informatie over de stijghoogten en de stromingsrichting van het grondwater te verkrijgen.

Ook het langjarig grondwaterregime in het plangebied is dankzij dit meetnet bekend. De grondwaterstand in het eerste watervoerend pakket (1WVP) is afgeleid uit de dichtstbijzijnde peilbuizen en vastgelegd in de Grondwatercontourkaart Utrecht (Wareco, 26-03-2008). Op basis van deze kaart blijkt dat het gemiddelde grondwaterpeil in Overvecht verloopt van circa NAP 0.00 m in het zuidoosten naar NAP -0.70 m in het noordwesten. Tijdens het bouwrijpmaken van Overvecht is de ondergrond met circa 1 m zand opgehoogd tot ca. NAP +1.50 m zodat ruimschoots aan de ontwateringseis wordt voldaan.

In figuur 1 zijn de (statistische) stijghoogtes van het grondwater weergegeven tijdens natte perioden. Een maatgevende natte periode in relatie tot een representatief hoge stijghoogte in stedelijk gebied is gedefinieerd als: een periode in de maanden november tot en met februari waarin in een aaneengesloten periode van negen dagen circa 58 mm bruto neerslag valt.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient de ontwateringsdiepte (hoogteverschil tussen maaiveld en hoogste grondwaterstand) minimaal 0.7 m te bedragen (t.o.v. peil wegas), indien noodzakelijk dient het maaiveld opgehoogd te worden. De ontwateringsdiepte is met name een aandachtspunt voor de noordelijke stadsrand en het noordelijke deel van Overvecht-Noord.

Onttrekkingen
De provincie Utrecht stelt met het strategisch grondwaterbeleid de kaders vast voor de uitvoering van het grondwaterbeheer door de waterschappen. Het waterschap is bevoegd gezag voor het verstrekken van vergunningen of het behandelen van meldingen ten behoeve van grondwateronttrekkingen (afhankelijk van hoeveelheden).

Een deel van Overvecht ligt in een grondwaterbeschermingsgebied en nabij een waterwingebied (zie figuur 1). Het waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied (oranje zone) vormen, samen met de boringsvrije zone, een milieubeschermingsgebied. De gele arcering betreft de 100 jaar zone. Hier gelden regels uit de Provinciale Milieuverordening (PMV). Het grondwaterbeschermingsgebied is gekwalificeerd als een 'niet kwetsbaar' gebied (art 5.1.2. lid 4 van de PMV). Dit houdt in dat er een beperkt aantal regels zijn voor dit gebied:

  • risicovolle bedrijven mogen zich niet in een grondwaterbeschermingsgebied vestigen;
  • in alle grondwaterbeschermingsgebieden is het verboden nieuwe buisleidingen aan te leggen. Dit betreft de grotere, veelal bovenlokale netwerken van buisleidingen en is niet van toepassing op het voor een woning benodigde leidingenstelsel;
  • ook geldt het 'Besluit boringen en funderingen'. Dit besluit maakt onderscheid in vier soorten activiteiten: aanleg van boorputten, bouw van ondergrondse bouwwerken, funderingswerken en andere grondwerken zoals damwanden. Voor alle gevallen geldt dat vooraf een melding moet plaatsvinden bij de provincie.

Riolering

Principe
Plangebied Overvecht ligt in bemalingsgebied 'Overvecht' (district 1), het gebied tussen de Klopvaart en de Franciscusdreef maakt deel uit van bemalingsgebied 'Overvecht-Noord' (district 13). Het rioleringssysteem is van het type 'gemengd': regenwater en huishoudelijk afvalwater wordt met één stelsel onder vrijverval (gemengd) getransporteerd naar de rioolwaterzuivering Overvecht aan het Zandpad. Om wateroverlast te voorkomen, treden bij hevige neerslag de overstorten naar de Vecht in werking.

Afvoerend oppervlak
Conform het bovengenoemde gemeentelijk en waterschapsbeleid moet het hemelwater bij sloop-nieuwbouwontwikkelingen lokaal worden verwerkt waarbij aan de kwantiteits- en kwaliteitstrits wordt voldaan. Het doel van dit beleid is om de oorspronkelijke, voorstedelijke waterhuishouding zoveel mogelijk te benaderen en de bestaande riolering en zuivering zo min mogelijk te belasten met schoon hemelwater.

Wateropgave
In de bestaande situatie is er is geen sprake van een wateropgave in of rondom het plangebied. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is de benodigde watercompensatie afhankelijk van de toename aan verhard, afvoerend oppervlak. Om de waterhuishouding op orde te houden en wateroverlast te voorkomen, zijn bij een verhardingstoename van meer dan 500 m2 (de ondergrens voor watercompensatie binnen de bebouwde kom) maatregelen vereist. De kosten voor de compensatie zijn voor rekening van de ontwikkelaar.

De gemeente Utrecht wil ruimtelijke ontwikkeling benutten om te komen tot een duurzame omgang met het hemelwater. Hieronder zijn enkele oplossingsrichtingen beschreven die de toename aan verhard oppervlak (deels) kunnen voorkomen of als compensatie ervan kunnen fungeren.

Afkoppelen
De omgang met hemelwater krijgt een steeds belangrijkere rol in het landelijke en gemeentelijke beleid. Het beleid van de gemeente Utrecht is gericht op het lokaal verwerken (infiltreren, bergen, vertraagd afvoeren) van regenwater zodat er minder schoon hemelwater naar het riool en de zuivering wordt afgevoerd en er bij hevige neerslag minder vuilwater via de overstorten op het oppervlaktewater wordt geloosd.

Ontwikkelingen in Overvecht worden door de omvang van het verhard oppervlak (en de ligging nabij oppervlaktewater) als een kansrijke en doelmatige afkoppellocatie beschouwd.

Groene daken
Groene daken geven Utrecht een groener aanzien, vormen een buffer bij regenafvoer en zorgen voor een langere levensduur van een dak. De gemeente Utrecht stimuleert de aanleg van groene daken in Utrecht. Een groen dak is een dak dat bedekt is met vegetatie en begroeiing. Er zijn verschillende typen groene daken, van extensieve tot intensieve groene daken.

Wanneer groene daken op grote schaal worden toegepast dragen ze bij aan een duurzame en gezonde stad. Groene daken vangen regenwater op en voeren het vertraagd af. Hierdoor wordt het riool minder belast als het hard regent. Groene daken nemen stofdeeltjes op uit de atmosfeer en vormen zo een buffer tegen luchtvervuiling. Daarmee leveren groene daken een bijdrage aan de vermindering van CO2-uitstoot. Een beplant dak isoleert het pand eronder. Daardoor blijft het vooral in de zomer koeler in huis. Bovendien stralen groene daken bij hogere temperaturen minder warmte uit waardoor het ook een gunstige invloed heeft op de omgevingstemperatuur. En natuurlijk wordt de stad groener, waardoor er meer kansen komen voor flora en fauna en de leefbaarheid verbetert. Kortom:

* Groene daken bufferen regenwater

  • langer vasthouden water in de winter (bergingscapaciteit afhankelijk van initieel vochtgehalte);
  • kleinere afvoerpieken, minder wateroverlast, minder overstromingen;
  • langer vasthouden water in de zomer (bergingscapaciteit afhankelijk van initieel vochtgehalte);
  • minder droogte, gezonder microklimaat, koelere daken.

* Groene daken verbeteren het stadsklimaat:

  • thermische buffer: wegnemen temperatuurextremen;
  • verdamping: koeling en verhogen luchtvochtigheid in de stad;
  • absorptie van stof en gassen: verbeteren luchtkwaliteit;

* Begroeide daken besparen energie:

  • buffer voor extremen tussen binnen en buiten;
  • minder transmissieverliezen van binnen _ buiten;
  • extra isolatielaag in droge perioden;
  • minder warmte van buiten-binnen en van binnen-buiten;
  • afremmer van windstromen langs daken minder warmteoverdracht aan de oppervlakte.

Het waterschap HDSR en de gemeente Utrecht beschouwen vegetatiedaken voor 60% als afvoerend oppervlak. Bij maatgevende piekafvoer (T=10 jaar) draagt dit type oppervlak voor 60% bij aan de hydraulische belasting van de riolering. 40% van het groene dakoppervlak kan hierdoor als niet-aangesloten worden beschouwd en behoeft niet te worden gecompenseerd in het oppervlaktewatersysteem.

Waterpasserende verharding
Het waterschap HDSR en de gemeente Utrecht beschouwen waterpasserende verharding zonder kolken voor 0% als afvoerend oppervlak. Bij maatgevende piekafvoer (T=10 jaar) draagt dit type oppervlak, mits kolken ontbreken, voor 0% bij aan de hydraulische belasting van de riolering. 100% van dit type oppervlak kan hierdoor als niet-aangesloten worden beschouwd en behoeft niet te worden gecompenseerd in het oppervlaktewatersysteem.

Bij toepassing van kolken is het huidige standpunt en uitgangspunt van het waterschap HDSR en de gemeente Utrecht dat waterpasserende verharding met een overloop op het gemengd stelsel voor 25% bijdragen aan de hydraulische belasting van de riolering. 75% van dit type oppervlak kan hierdoor als niet-aangesloten worden beschouwd en behoeft niet te worden gecompenseerd in het oppervlaktewatersysteem.

Nieuw oppervlaktewater
Met het realiseren van nieuw oppervlaktewater wordt extra berging gecreëerd waarmee een toename van verhard oppervlak kan worden gecompenseerd. HDSR stelt als norm dat 15% van een toename aan verhard oppervlak met extra open water moet worden gecompenseerd, bij een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,3 m komt dit overeen met 450 m3 berging per hectare afvoerend oppervlak.

Infiltratievoorziening
Lokale verwerking van ingezameld hemelwater middels ondergrondse (bv. IT-riool) of bovengrondse (bv. wadi) infiltratievoorzieningen is over het algemeen kansrijk en doelmatig. Het groen in de wijk biedt voldoende ruimte voor eventuele vrijliggende boven- en ondergrondse infiltratievoorzieningen.

Minder compenseren
Infiltratievoorzieningen met een overloop naar oppervlaktewater en een berging van 45 mm of meer kunnen beschouwd worden als volledige compensatie. De hydraulische belasting bij een piekafvoer (T=10 jaar) kan bij dit principe van bergen en vertraagd afvoeren als minimaal / niet maatgevend beschouwd. Bij een kleinere berging dan 45 mm dient de werkelijke belasting van het oppervlaktewater met een berekening worden aangetoond.

Algemeen
Bovenstaande uitgangspunten gelden als er geen berekening wordt gemaakt. Via berekeningen kan er altijd onderbouwd van afgeweken worden.

Voorkeur gemeente Utrecht
In het streven naar een duurzame omgang met het hemelwater, heeft de gemeente Utrecht in verband met het duurzame karakter sterke voorkeur voor de combinatie van 'Groene daken' en afkoppelen / 'Waterpasserende verharding' (zie bovenstaande oplossingsrichtingen).

Een keuze voor de oplossingsrichting 'Nieuw oppervlaktewater' of 'Infiltratievoorziening' heeft forse ruimtelijke consequenties. Bij compensatie in het oppervlaktewatersysteem dient per 100 m2 extra verharding 15 m2 nieuw oppervlaktewater te worden gegraven. Ook bij de aanleg van een wadi of een ander type infiltratievoorziening dient een deel van het plangebied gereserveerd te worden voor de verwerking van hemelwater. Het is van groot belang dat deze ruimtelijke consequenties in het bestemmingsplan worden verankerd. Concreet betekend dit dat bij compensatie in het plangebied specifieke groenstroken in het bestemmingsplan met de dubbelfunctie groen-water moeten worden bestemd.

Rioleringsopgave
Er is sprake van een opgave in het plangebied ten aanzien van de riolering. Om aan de basisinspanning te voldoen (einddatum 01-01-2013), dient het afvoerend oppervlak dat op de riolering afstroomt te worden vermindert (afkoppelen) of de berging in de riolering te worden vergroot (aanleg BBB's) met als doel de vuilemissie van de overstorten naar het oppervlaktewater te reduceren.

De gemeente Utrecht heeft ingezet op het afkoppelen van (grootschalige) dakoppervlakken van bedrijven in het plangebied. De uitvoering van deze afkoppelinspanning is erg lastig vanwege allerlei praktische randvoorwaarden. Momenteel wordt een herberekening uitgevoerd om de actuele stand van zaken met betrekking tot de basisinspanning te kunnen bepalen. Afhankelijk van de resultaten is duidelijk welke maatregelen waar in het plangebied moeten worden uitgevoerd om de basisinspanning te behalen.

Om het rioolsysteem in Overvecht te verbeteren, is een aantal maatregelen gepland. Met het inrichten van drie bestaande overstortriolen/ lozingsleidingen als bergbezinkleidingen (Fransiscusdreef, Columbiadreef en Pampadreef) wil de gemeente Utrecht de hoeveelheid en de vuilconcentratie van riooloverstorten op de Vecht terugbrengen (reduceren emissie). Ook heeft de gemeente als doel zoveel mogelijk regenwater van het bestaande gemengde rioolstelsel af te koppelen om het aantal overstortingen te verminderen en de waterkwaliteit te verbeteren.

Aansluitingen
Het huishoudelijk afvalwater van nieuwe voorzieningen en woningen dient onder vrijverval op het bestaand gemengd stelsel te worden geloosd. Alle nieuwe woningen / appartementen dienen een aparte huisaansluiting te krijgen. Voor de aansluiting van de woningen op de openbare riolering is een aansluitvergunning vereist van de dienst Stadswerken.

RWZI Zandpad
In 2010 is onderzoek uitgevoerd naar het industrielawaai in het kader van een aanpassing van de geluidzone van de RWZI aan het Zandpad (DSO, kenmerk IL09-276, mei 2010). Omdat de geluidscontouren van de RWZI ruimtelijke consequenties heeft, is onderstaande de relevante tekst uit het gelijknamige rapport opgenomen:

"De Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) aan het Zandpad valt onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (IVB) en is daarmee bestempeld als zogeheten "grote lawaaimaker". Conform de regels van de Wet geluidhinder is er daarom rond het terrein een zone vastgelegd. De RWZI wordt bij vergunningverlening getoetst aan bepaalde grenswaarden buiten de zone en bij de binnen de zone gelegen bestaande en nieuwe (Loevenhoutsedijk) woningen. De zone fungeert verder als aandachtsgebied voor ontwikkelingen met betrekking tot geluidsgevoelige bestemmingen. Deze moeten steeds worden getoetst aan de regels van de Wet geluidhinder.

In de afgelopen jaren zijn maatregelen uitgevoerd om de geluidsemissie van de RWZI te verminderen. De huidige geluidssituatie is vastgelegd door geluidsgrenswaarden in de milieuvergunning van het bedrijf. Daaruit blijkt dat de RWZI een stuk minder geluid voortbrengt dan ten tijde van de zonevaststelling. Bovendien wordt de beschikbare geluidsruimte van de RWZI in het westen en zuiden bepaald door de grenswaarden bij de nabijgelegen woningen en niet door de grenswaarde buiten de zone. Met andere woorden: de huidige geluidzone is nu onnodig ruim.

Een aanpassing van de zone is wenselijk aangezien het bij bouwplannen in de toekomst onnodige onderzoeken en procedures kan voorkomen. Een aanpassing van een geluidszone kan alleen plaatsvinden binnen een ruimtelijke procedure. In dit geval is dat de herziening van het bestemmingsplan Overvecht.

Op basis van de fictief berekende contour is een nieuwe zonegrens bepaald. Figuur 5 laat de nieuwe (dunne roze lijn) en oude zonegrens zien. Zoals eerder aangegeven, moet de nieuwe zonegrens in ieder geval buiten de actuele 50 dB(A)-contour om lopen. De nieuwe grens volgt net als voorheen zoveel mogelijk het stratenpatroon en kavelgrenzen. Een nieuwe zonegrens voor het gezoneerde industrieterrein RWZI Zandpad haalt onnodige geluidsruimte weg maar zal geen beperking opleveren voor eventuele toekomstige uitbreidingen van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. De nieuwe zonegrens doet meer recht aan de huidige stand van zaken en voorkomt onnodige juridische procedures in de toekomst."

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPOVERVECHTNSR-0601_0039.png"

Figuur 4.10 – nieuwe zonegrens geluidscontour RWZI Zandpad (bron: DSO - mei 2010)

Keur
Het beleid en de regels van het waterschap zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. Aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem moeten door het Hoogheemraadschap worden vergund. Er geldt een vergunningsplicht op grond van de belangrijkste verordening, de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet).

In de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009 staan verboden en geboden die betrekking hebben op oppervlaktewatergangen, waterkeringen en grondwater. De verboden betreffen die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van oppervlaktewatergangen, waterkeringen of grondwatergangen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. Een gebod kan bijvoorbeeld betrekking hebben op een onderhoudsverplichting.

Eventuele vergunningen worden alleen verleend als waterstaatkundige belangen niet in het gedrang komen. Bij het verlenen van een vergunning worden deze belangen altijd afgewogen. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de verbrede doelstellingen van de Waterwet te weten de samenhang met chemische en ecologische aspecten en de vervulling van maatschappelijke functies van watersystemen.

Aanpassingen aan het watersysteem moeten door het Hoogheemraadschap worden vergund. Er geldt een vergunningsplicht op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). In de Keur is daarnaast bepaald dat "beschermingszones" voor watergangen en waterkeringen in acht dienen te worden genomen. Het komt erop neer dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Waterschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Watervergunning
Ten behoeve van het dempen en graven, aanleggen van vlonders en steigers en bouwen in en langs water is een Watervergunning van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden noodzakelijk. Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is een Keurontheffing vereist. Alle wateraspecten (inclusief de Keur-aspecten) worden in de watervergunning geregeld.

Ook tijdelijke grondwateronttrekkingen tijdens bouwwerkzaamheden zijn vergunningsplichtig, evenals de tijdelijke lozing van bemalingswater op de gemeentelijke riolering of oppervlaktewater.

Ook rechtstreekse afvoer van hemelwater naar oppervlaktewater is vergunning- of meldingplichtig in het kader van de Waterwet. Voor nieuwbouw (indien niet-omvangrijk) kan volstaan worden met een melding. Het toepassen van uitlogende materialen (lood, koper, zink en bitumen) zonder KOMO-keurmerk is niet toegestaan.