Plan: | Overvecht-Noordelijke stadsrand |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPOVERVECHTNSR-0601 |
Doelstelling
Volgens de Wet luchtkwaliteit dient de gemeente als bevoegd gezag na te gaan in hoeverre de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt van invloed zijn op de luchtkwaliteit in de omgeving.
Het bestemmingsplan Overvecht – Noordelijke Stadsrand is een actualiseringplan met in beginsel een consoliderend karakter. Het bestemmingsplan richt zich hoofdzakelijk op beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de huidige functionele en ruimtelijke structuur.
De Kadernota Bestemmingsplan Overvecht - Noordelijke Stadsrand (april 2009) maakt onderscheid tussen 'concrete', 'mogelijke' en 'niet-concrete' ontwikkelingen.
De ontwikkelingen die aangemerkt kunnen worden als 'concrete ontwikkelingen' worden opgenomen in het bestemmingsplan. Als de bestemmingen niet veranderen ten opzichte van het oorspronkelijke bestemmingsplan heeft de afweging op luchtkwaliteit in een eerder stadium reeds plaatsgevonden of was nadere toetsing op luchtkwaliteit nog niet aan de orde vanwege het ontbreken van een wettelijk toetsingskader. Als de oorspronkelijke bestemmingen wel gewijzigd zijn, is het aspect luchtkwaliteit (indien nadere toetsing wettelijk was voorgeschreven) al in de desbetreffende Wro- wijzigingsprocedures onderzocht. In beide gevallen is er vanwege het actualiserende karakter van het bestemmingsplan echter geen sprake van nieuwe ontwikkelingen met extra verkeersaantrekkende werking met een daaraan gerelateerde verslechtering van de luchtkwaliteit.
Onder de 'concrete ontwikkelingen' vallen onder meer de voor het aspect luchtkwaliteit relevante ontwikkeling van woningen en appartementen, scholen en een zorg- en bejaardencentrum.
Locaties waar 'mogelijke ontwikkelingen' plaatsvinden zullen uitsluitend verwerkt worden in de toelichting van het bestemmingsplan als 'toekomstige ontwikkelingen', maar worden niet vastgelegd op de plankaart. Luchtkwaliteitsonderzoek met betrekking tot deze potentiële ontwikkelingslocaties is in deze fase van de bestemmingsplanprocedure niet aan de orde.
Locaties waarbij sprake is van "niet concrete ontwikkelingen" worden niet verwerkt in het bestemmingsplan. Ook voor deze ontwikkelingen geldt daarom dat luchtkwaliteitsonderzoek eventueel pas in een later stadium noodzakelijk is.
Beoordelingskader
Wet Luchtkwaliteit
Eind 2007 is de wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit gewijzigd en opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Deze wijziging wordt ook wel de 'Wet luchtkwaliteit' genoemd.
In de Wet milieubeheer (artikel 5.16 tweede lid ) is vastgelegd onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden, zoals het vaststellen of wijzigen van bestemmingsplannen, mogen uitoefenen. Eén van de voorwaarden waarbij luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor het uitoefenen van de bevoegdheid is:
Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen' legt vast wanneer een project (in dit geval het bestemmingsplan) niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Bij de NIBM toets gaat het om de toename van de luchtverontreiniging als gevolg van het project, afgezet tegen de autonome ontwikkeling.
Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht geworden. Vanaf deze datum geldt een project als NIBM indien aannemelijk is dat het een toename van de concentratie van de vervuilende stof veroorzaakt van maximaal 3% van de betreffende jaargemiddelde grenswaarde van die stof. De (N)IBM grens is alleen vastgesteld voor de stoffen NO2 en PM10. Als de toename voor één of beide stoffen hoger is, dan draagt het project wel 'in betekenende mate' bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het Besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof en stikstofdioxide, met name kinderen, ouderen en zieken. Het beoogt de realisering van gevoelige bestemmingen in de nabijheid van drukke provinciale en rijkswegen tegen te gaan, als op de locatie in kwestie sprake is van een (dreigende) overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit. Voor het begrip nabijheid wordt een zone van 300 meter vanaf de rand van een rijksweg en 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg gehanteerd. Het gaat dan onder meer om realisering van gebouwen die geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik zijn als school, kinderopvang, verzorgings-, verpleeg- of bejaardentehuis.
Conclusie
Het bestemmingsplan Overvecht heeft een consoliderend karakter. In dit actualiseringplan is daarom geen
sprake van ontwikkelingen die 'in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Daarmee wordt voldaan aan één van de voorwaarden die de Wet milieubeheer in artikel 5.16 tweede lid
stelt aan het mogen vaststellen van het bestemmingsplan.
Het Besluit gevoelige bestemmingen is niet van toepassing omdat het bestemmingsplan niet voorziet in de realisering van 'gevoelige bestemmingen' nabij provinciale en rijkswegen.
Luchtkwaliteit vormt voor het nieuwe bestemmingsplan geen belemmering.