Plan: | Overvecht-Noordelijke stadsrand |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPOVERVECHTNSR-0601 |
Historie
De ontwikkeling van het plangebied begon met de ontginningen vanaf de Vechtoevers in de twaalfde eeuw. Daarvoor werden diverse weteringen en bedijkingen gemaakt waarvan de Klopvaart en de Klopdijk nog altijd te zien zijn. Ook in het landschap van de noordelijke stadsrand zijn nog duidelijke sporen te vinden van de verschillende ontginningsfasen. Het doel van de ontginningen was om de woeste grond productief en begaanbaar te maken. De ontginningen begonnen vanaf de Vecht, waarbij loodrecht op de Vecht een aantal waterlopen en insteekwegen werden gemaakt. Vanaf een aantal secundaire ontginningsassen vond een vervolg ontginning en vervening plaats. De onderverdeling in blokken is te herkennen aan de verspringende bebouwingslinten en gerende verkaveling. Na ontwatering was het land geschikt voor akkerbouw. Door het gebruik als akkerland veraardde de veengrond en klonk langzamerhand in, waardoor het maaiveld lager kwam te liggen. Hierdoor werden de gronden steeds natter. Uiteindelijk waren deze niet meer geschikt voor akkerbouw en werden in gebruik genomen als weidegrond. Het eerste deel dat ten noorden van de Vecht werd ontgonnen, lag tussen de Hoevedijk of Hoofddijk en de Gageldijk. De Gageldijk werd vervolgens als basis voor de volgende ontginning (slag) gebruikt. De Gageldijk wordt op circa 1275 gedateerd. De kenmerkende slagenverkaveling is nog steeds beleefbaar vanaf de Gageldijk.
Tot de negentiende eeuw speelden de voornaamste ontwikkelingen in dit gebied zich langs het water af. In 1821 werd bij de monding van de Klopvaart Fort Aan de Klop gebouwd dat diende ter verdediging van de achtergelegen Klopdijk. Daarnaast zijn in dezelfde periode Fort Blauwkapel en Fort de Gagel gerealiseerd. De forten en de groepsschuilplaatsen van de Hollandse Waterlinie zijn nu nog belangrijke elementen in het landschap en duidelijk waarneembaar in het landschap. Verderop in de tekst worden deze apart beschreven. Tevens werd in deze periode, in 1860, aan de Vinkenkade tussen de Loevenhoutseweg en Hoogstraat een buurtje met arbeiderswoningen gesticht (Hoogstraat en omgeving). In 1948 kreeg dit een aanvulling met een afgesloten complex met kleine huisjes ten behoeve van de heropvoeding van onmaatschappelijke gezinnen.
In de periode na de Tweede Wereldoorlog kwam de verstedelijking echt op gang. De bebouwing van de stad Utrecht breidde uit en de Gageldijk werd de rand van het stedelijk gebied. Aan de Gageldijk zijn in die tijd veel kwekers en tuinders terecht gekomen. Deze bedrijven zijn als het ware verdreven naar de stadsrand. Een klein aantal kwekers en tuinders is nog gevestigd aan de Gageldijk. Het tuincentrum Overvecht is uit deze situatie voort gegroeid.
De woonwijk Overvecht is gerealiseerd in de jaren zestig. En de wijk is een typisch product van haar tijd. In de jaren zestig ontstond er een verandering in de manier van denken over de stad. Het idee was om herkenbare buurten te bouwen, die als hechte gemeenschappen werkten. Bewoners konden in deze buurten alle functies vinden die ze nodig hadden. Naast een ruime woning en buurtwinkels waren dat scholen, groenvoorzieningen, kerken en gezondheidszorg. Cruciaal voor deze menselijke stad was de geleding, van woning, naar buurt, naar wijk naar stad. Een tweede aspect dat zorgde voor een verandering van de manier waarop wijken werden gebouwd was dat er in deze naoorlogse periode grote aantallen woningen gerealiseerd dienden te worden. Oude bouwmethoden waren hiervoor niet geschikt. De industrialisatie van de bouw kwam in de jaren zestig goed op gang. Er werden bouwsystemen ontwikkeld met grote van te voren gefabriceerde elementen die op de bouw in elkaar werden gezet. Dit zorgde voor de herhaling van bebouwing en stempels die in Overvecht zijn toegepast.
Overvecht is de grootste naoorlogse stadsuitbreiding van Utrecht en de ideeën over de ideale stad konden hier (in vergelijking tot bijvoorbeeld Kanaleneiland) het zuiverst worden gerealiseerd. De wijk werd ontworpen als een volwaardig stadsdeel met een mix van wonen en voorzieningen (scholen, winkelcentra, ziekenhuis, dienstverlening), werk (kantoren, industrie) en recreatie (zwembad, sportvoorzieningen, parken, groen en begraafplaats). Dit stadsdeel, gemaakt voor 45.000 inwoners, werd opgedeeld in verschillende buurten in het groen. Het groene raamwerk zorgde voor de samenhangende structuur. In dit groene raamwerk was naast groene en recreatieve voorzieningen ook plaats voor veel verschillende maatschappelijke voorzieningen zoals scholen en kerken. Belangrijkste onderdelen van dit raamwerk zijn de twee centrale parken (Park de Watertoren en Park de Gagel) en de centrale as hiertussen (Carnegiedreef/Zamenhofdreef). Overvecht-Zuid en Overvecht-Noord zijn door verschillende ontwerpers opgezet en dit is ook terug te zien in verschillen in de opzet van de buurten. Overvecht-Zuid is ontworpen door architect Wim Wissing en heeft een fijnmazige indeling van zeven buurten. Deze buurten worden stempels genoemd en hebben allemaal min of meer dezelfde opbouw. De stempels worden gescheiden door groene voegen. Overvecht-Noord is ontworpen door stedenbouwkundige Constant Hanekroot en bestaat uit drie grotere buurten rond Park de Gagel. Kenmerkend voor Overvecht is dat alle bebouwing in dezelfde richting staat. Dit komt voort uit de wens om de bebouwing op de zon te oriënteren.
Na de bouw van Overvecht is op allerlei plekken bebouwing toegevoegd. In het groene raamwerk is in de jaren zeventig en tachtig op verschillende plekken bebouwing toegevoegd. Deze bebouwing bestaat voornamelijk uit kleinschalige woonbuurtjes in het groen. In de loop der jaren is, net zoals in veel andere naoorlogse woonwijken, de bevolkingssamenstelling in Overvecht veranderd. Overvecht is een wijk geworden met een grote mix van culturen, inmiddels is circa 50% van de bevolking allochtoon. Er wonen Marokkanen, Turken en in mindere mate mensen van Surinaamse en Antilliaanse komaf. De laatste jaren is er extra aandacht voor de problemen in de wijken. Overvecht, is samen met veertig andere wijken in Nederland, aangewezen als "aandachtswijk" om de leefbaarheid te verbeteren. Hierbij ligt de nadruk op het gebied van wonen, werken, leren, integreren en veiligheid. Dit heeft gezorgd voor zeer veel plannen en projecten, zowel van sociale als fysieke aard.
In het landelijk gebied ten noorden van de Gageldijk hebben recentelijk twee ontwikkelingen plaats gevonden. In het kader van de landinrichting is in 2009 het recreatiegebied Ruigenhoekse Polder aangelegd ten oosten van de Sint Anthoniedijk. In het westen van het plangebied is het Gagelbos uitgebreid met recreatieve voorzieningen.
Monumenten
Binnen Overvecht, als naoorlogse wijk, zijn weinig elementen uit het verleden behouden gebleven. In de wijk bevindt zich een aantal monumenten en een aantal cultuurhistorische waarden en beeldbepalende elementen. De monumenten bevinden zich voornamelijk langs de oude bebouwingslinten en de forten.
In figuur 3.1 en 3.2 is een overzicht opgenomen van de monumenten in het plangebied.
Rijksmonumenten | Gemeentelijke monumenten | |
Gageldijk 161 - Fort de Gagel | Gageldijk 90 | |
Sluisje bij het fort aan de Gageldijk | Gageldijk 91 | |
Blauwkapel – fortdorp | Gageldijk 92 | |
Fort Blauwkapel | Gageldijk 93 | |
1e Polderweg - Fort de Klop | Gageldijk 94 a | |
Jagerskade ongnr. brugwachtershuisje | Gageldijk 95 | |
Jagerskade 13 | Gageldijk 96 | |
Klopdijk 2 | Jagerskade 4,6 | |
Neckardreef 40 - Watertoren | 1e Polderweg 2 | |
Vechtdijk Hek Rozendael | Vechtdijk 132 | |
Vechtdijk 146 | Vechtdijk 134 | |
Zandpad 2 | Vechtdijk 140 | |
Vechtdijk theekoepel Rozendael |
Figuur 3.1 Monumenten
Figuur 3.2 monumenten
Nieuwe Hollandse Waterlinie
Het plangebied is deels gesitueerd in de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Deze verdedigingslinie is ontstaan vanaf 1815 en diende om de Randstad (inclusief Utrecht) te beschermen tegen vijandelijke aanvallen. Verdedigingslinies vormden tot in de 20e eeuw belangrijke onderdelen van het defensiebeleid. In Nederland bevond zich een twintigtal kleinere en grotere linies. De meeste daarvan zijn in de loop van de tijd geheel of gedeeltelijk verdwenen. Enkele linies, waaronder de Nieuwe Hollandse Waterlinie, zijn nog grotendeels intact. Dit vormt de militair en historisch belangrijkste verdedigingslinie met een lengte van 85 km, die zich uitstrekt van het IJsselmeer tot aan de Biesbosch. Het systeem kenmerkte zich door uitgebreide onderwaterzettingen (inundaties). Om deze inundaties mogelijk te maken, werd een ingenieus waterbouwkundig stelsel aangelegd, bestaande uit inundatiekommen, kanalen, sluizen, duikers, etc. De provincie Utrecht vormde het hart van deze verdedigingslinie. De stad Utrecht nam in de Nieuwe Hollandse Waterlinie op haar beurt weer een centrale positie in.
Om de inundaties goed uit te kunnen voeren en de artillerie een vrij schootsveld te kunnen geven, werd in 1853 de Kringenwet ingevoerd. Rond elk verdedigingswerk werden drie kringen vastgesteld: 300, 600 en 1.000 m. Binnen deze kringen golden strenge regels ten aanzien van bouwwerken, beplanting en dergelijke. Na toestemming mochten wel houten huizen en schuren gebouwd worden. Aan de Gageldijk staan nog twee van deze houten huizen.
Voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt het volgende provinciale beleid gehanteerd (provincie Utrecht, 2002):
De Nieuwe Hollandse Waterlinie is voorgedragen voor de UNESCO Werelderfgoedlijst.
Binnen het plangebied ligt een aantal inundatiekanalen, een aantal groepsschuilplaatsen en een aantal forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De Forten zijn de belangrijkste beeldbepalende en cultuurhistorische elementen van de linie. Het betreft de forten Blauwkapel, de Klop en de Gagel. Hiernaast ligt in de nabijheid van het plangebied Fort Ruigenhoek. Hieronder worden de forten besproken die in het plangebied liggen.
Figuur 3.3 Nieuwe Hollandse Waterlinie
Fort Blauwkapel
Fort Blauwkapel is in 1818-1821 gebouwd en is één van de grootste forten van de linie. Het fort is gebouwd rondom het dorpje Blauwkapel en is hiernaar vernoemd. In eerste instantie bestond het fort alleen uit aarden wallen en grachten. Pas later kwamen er militaire gebouwen. In 1960 verloor het fort zijn functie als verdedigingswerk. In de laatste jaren is het gebied als woonbestemming ontwikkeld met een groen en recreatief karakter. Er is een scoutinggroep gevestigd in de reduit van het fort.
Bij besluit van 4 augustus 1966 is Fort Blauwkapel aangewezen als beschermd dorpsgezicht met als motivatie dat het in 1818 in het kader van de Nieuwe Hollandse Waterlinie tot fortificatie gemaakte dorpje onder de versterkte plaatsen een bijzonder plaats inneemt, aangezien de militaire bestemming de dorpskern in vrijwel ongerepte toestand bewaard heeft'. De grenzen van het beschermde dorpsgezicht werden gelegd aan de buitenrand van de fortgracht. Uit de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht vloeit voort dat het moet worden beschermd in een bestemmingsplan.
Verder is Blauwkapel in 1967 in zijn geheel aangewezen als Rijksmonument. Ook drie gebouwen binnen het Fort hebben een status als rijksmonument.
Fort De Gagel
Fort De Gagel maakt deel uit van de eerste linie van forten uit de Nieuw Hollandse Waterlinie. Het fort dateert uit 1819. Het oorspronkelijk sobere fort kreeg in 1851 een (vierkant) stenen wachthuis, en in 1878 een grote bomvrije kazerne van twee verdiepingen en een munitiebergplaats. In de 20e eeuw is tijdens de mobilisatieperiode 1914-1918 een stelsel van loopgraven en schuilplaatsen buiten het fort aangelegd. De loopgraven zijn naderhand opgeruimd, maar de reeks groepsschuilplaatsen (schuilbunkers) is nog in het landschap aanwezig. In de mobilisatieperiode 1939-1940 zijn opnieuw tientallen betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd, waarvan er enkele in het plangebied zijn gesitueerd. Op Fort De Gagel zijn bijvoorbeeld drie betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. In 1960 is het fort (evenals de andere forten) als verdedigingswerk opgeheven.
Fort de Gagel zal de komende jaren worden ontwikkeld. Het fort moet een toegangspoort gaan vormen voor het Noorderpark.
Fort Aan de Klop
Fort Aan de Klop is een verdedigingswerk aan de rivier de Vecht en werd aangelegd in 1819. Het fort werd gebouwd op een bijzondere strategische ligging ter bescherming van de stad Utrecht. Het fort bestond aanvankelijk uit niet meer dan een eenvoudige rechthoekige aarden wal, omringd door een natte gracht. In 1848 tot 1849 werd het fort aanzienlijk vergroot en kreeg het de vorm van een onregelmatige rechthoek met aan de noordzijde inspringende fronten. De gracht rondom het fort staat via een sluisje in verbinding met de Vecht. Indirect is er ook een verbinding met de Klopvaart, het oorspronkelijke inundatiekanaal. Dit kanaal moest er voor zorgen dat het Vechtwater, tijdens een mobilisatieperiode, in de 'kommen' van het veenweidenlandschap achter Fort De Gagel kon komen.
Op het fort zijn inmiddels diverse recreatieve functies ontwikkeld (camping, een theehuis en een herberg).
Geschiedenis Klopvaart
De Klopvaart en de daarnaast liggende dijk (westzijde) zijn in de 12e eeuw gegraven voor de veenontginning van het gebied. Vanaf 1815 kreeg de Klopvaart er naast zijn civiele functie ook een militaire functie bij. De vaart ging namelijk dienen als inundatiekanaal. In de militaire genieregisters wordt dan ook geschreven over het "Inundatiekanaal de Klopvaart (genieregister: HUA, toegangsnummer 563
inventarisnummer 3). Zodoende werd in 1815 de weg langs de Klopdijk verhoogd tot een inundatiekade. Zestig jaar later in 1875 werd de Klopvaart verdiept en de inundatiekade of Klopdijk verhoogd. Bovendien werd er toen een uitlozingskanaal gegraven dat via een doorlaatsluis in verbinding stond met de Vecht. Dit alles gebeurde onder het toeziend oog van kolonel Vaillants en de civiel ingenieur Brants. In het genieregister is het volgende geschreven bij het jaar 1885. 'De Klopvaart strekt als uitwatering van de Achttienhovense polder uit de Singelgracht van het Fort de Gagel waardoor zij in verbinding staat met de Gagelwetering en Kerkeindse Vaart naar de Vecht en is van dien boezem als polderwetering afgesloten door een schutsluis gesticht in 1885, ter vervanging van het vroeger bestaande polderschut door de Heemraadschappen van Achttienhoven en Westbroek.
Aanleg schutsluis
In 1885 werd een schutsluit aangelegd. In het archief van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht is een bericht bewaard gebleven dat handelt over de aanleg van deze sluis. De aanleg is problematisch geweest. Ten eerste waren er enige problemen tussen de verschillende waterschappen en de Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht. Ten tweede waren er bezwaren vanuit het Ministerie van Oorlog. Allereerst wenste de Waterschappen Achttienhoven en Westbroek een schutsluis te bouwen in de kleine kring van Fort aan Klop. Dit was alleen toegestaan wanneer het Ministerie van hiervoor toestemming verleende, zie ook in de bijlagen onder de kop Kringwet 1853. Uit de verschillende brieven tussen beide partijen blijkt dat de het verlenen van de vergunning nogal wat tijd kostte. Uiteindelijk, na enkele maanden, verleende het Ministerie van Oorlog de vergunning om te mogen bouwen. Maar, dan moest de schutsluis wel worden voorzien van sponningen om schotbalken in te laten zakken. Overigens werden deze betaald door het Ministerie van Oorlog.
Schutsluis en NHW
Aangezien het Ministerie van Oorlog nogal betrokken werd bij de aanleg van de schutsluis, noodzakelijkerwijs, is het interessant om de rol van deze sluis in relatie te brengen tot de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Zoals eerder werd geschreven, lag de schutsluis in het Inundatiekanaal de Klopvaart. Via dit kanaal was het mogelijk om de derde kom te inunderen. Voor het inunderen was de schutsluis van groot belang, ondanks de aanwezigheid van de doorlaatsluis iets verder in de Vechtdijk die eigendom was van het Ministerie van Oorlog. Duidelijk is dat de schutsluis naast een civiele functie ook van groot militair belang was. Het Ministerie van Oorlog was dan ook gemachtigd in geval van oorlog of dreiging tot oorlog gebouwen te vorderen en dus ook sluizen. Dit laatste gebeurde in de maanden november 1939 en april en mei van het jaar 1940. Op last van het Ministerie van Oorlog moest de sluiswachter, in dienst van de waterschappen, meewerken aan de inundatie van de derde kom. Overigens ontving de sluiswachter hier een vergoeding voor!
Een bijzonder detail in deze is dat in geval van oefening door het Ministerie van Oorlog de eigenaar van de schutsluis toestemming moest geven. In relatie tot de Nieuwe Hollanse Waterlinie wordt het volgende opgemerkt. Allereerst is er Fort aan de Klop en een tweede element is het waterwerk iets verder in de Vechtdijk, dat gebouwd werd door het Ministerie van Oorlog.
Fort aan de Klop werd rond 1820 aangelegd. Toen bestond het fort uit niet meer dan een eenvoudige rechthoekige aarden wal, omringd door een natte gracht. Halverwege de 19de eeuw wordt het fort aanzienlijk vergroot. Fort Aan de Klop krijgt de vorm van een onregelmatige veelhoek met aan de noordzijde inspringende fronten. Volgens het genieregister had Fort aan de Klop de volgende taken: "diende het fort om het Fort de Gagel te flankeren, de Klopvaart met hare inlaatmiddelen uit de Vecht en de
kade er langs te beschermen, eventueel vuur te brengen op het aanvankelijke niet geïnundeerde terrein
ten oosten van de Klopvaart en voor het geval dat de vijand benoorden het fort, b.v bij de Maarsseveense
droogmakerij mocht zijn doorgebroken, den Groeneweg, den rechter Vechtdijk en het daartusschen achter
het inundatie gelegen terrein te bestrijken en zoo den toegang naar Utrecht te verdedigen.".
Het tweede element was de doorlaatsluis A. Volgens het op 28 mei 1875 goedgekeurde contract onder 51 G werden de Klopdijk verhoogd, de Klopvaart verdiept, een uitlozingskanaal van die vaart naar de Vechtdijk gegraven en de doorlaatsluis in de rechter Vechtdijk en de Brug B in de Klopdijk gemaakt. Al dit werk werd in april 1876 opgeleverd.. In de archieven zijn nog de tekeningen en bijbehorende beschrijving bewaard gebleven, maar wij weten helaas nog niet wat de precieze taak was van het uitlozingskanaal en de doorlaatsluis. Vermoedelijk diende het uitlozingskanaal om de inundatie op peil te houden en het teveel aan water kon dan via de doorlaatsluis geloosd worden in de Vecht.
Conclusie
In het bestemmingsplan wordt geen aanvullende regeling opgenomen ten aanzien van Rijksmonumenten
en gemeentelijke monumenten. Deze gebouwen worden beschermd via het spoor van de Monumentenwet
en de gemeentelijke monumentenverordening.
Wat betreft de Nieuwe Hollandse Waterlinie is het uitgangspunt om deze waardevolle structuur te handhaven. Aangezien de grens van de Nieuwe Hollandse Waterlinie ruwweg overeenkomt met de stadsgrenzen (de rode contour), kan gesteld worden dat deze waarde reeds is beschermd. Voor forten Blauwkapel en de Klop zijn recent actuele bestemmingsplannen opgesteld. Uitgangspunt van onderhavig bestemmingsplan is dat de bestaande beschermende regeling voor onderhavig bestemmingsplan wordt overgenomen uit deze nog zeer actuele vigerende regelingen. Hierbij geldt als aandachtspunt dat het Fort Blauwkapel binnen de regeling voor een beschermd stadsgezicht valt. In de beschermde stadsgezichten is de regeling met name gericht op het behoud van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende, structuur en ruimtelijke kwaliteit. In onderhavig bestemmingsplan is op het fort een dubbelbestemming gelegd ter bescherming van de cultuurhistorische waarde.
Een belangrijke waarde in de noordelijke stadsrand is de openheid van het landschap als gevolg van de
voor dit landschap kenmerkende slagenverkaveling. Daarnaast is ook het bebouwingslint aan de Gageldijk
als oude ontginningsbasis en als onderdeel van de hoofdweerstandslijn (NHW) van belang. Uitgangspunt
in dit bestemmingsplan is om deze landschappelijke en cultuurhistorische waarden zo veel mogelijk te
beschermen.
Een procedure voor het beschermen van de totale Nieuwe Hollandse Waterlinie is in voorbereiding bij de
Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Inleiding
De woonwijk Overvecht is opgezet als een moderne tuinstad volgens het principe van de open stedenbouw. Dit betekent dat de woonwijk niet zoals grote delen van Utrecht bestaat uit bouwblokken met woningen gescheiden door woonstraten en duidelijk afgebakende parken. In Overvecht bestaat de bebouwing uit stroken bebouwing die op allerlei manieren in de ruimte is geplaatst. Het groen is niet beperkt tot parken maar omringt de bebouwing. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat de manier waarop de traditionele woonwijken van Utrecht worden bestemd, niet altijd goed is toe te passen in Overvecht. Een gebouw kan bijvoorbeeld meer dan één voorkant hebben doordat het midden in de ruimte staat. Deze verregaande vermenging van groen en bebouwing en de confrontaties tussen achterzijden van woningen en het openbaar gebied vraagt om een specifieke manier van bestemmen. Voor dit bestemmingsplan is daarom uitvoerig onderzocht wat de bestaande kwaliteiten van Overvecht zijn en worden een aantal onderzoeksvragen benoemd. In hoofdstuk 4 wordt het stedenbouwkundig onderzoek dat voor deze specifieke opgaven is gedaan beschreven.
Raamwerk
Binnen de woonwijk Overvecht wordt een onderscheid gemaakt tussen het (groene) raamwerk en de buurten. Het raamwerk is de belangrijkste hoofdstructuur van Overvecht. Dit raamwerk bestaat niet alleen uit groene functies zoals parken en plantsoenen, maar ook hoofdwegen en voorzieningenclusters maken onderdeel uit van het raamwerk. Deze wegen en voorzieningen worden omgeven door groen en geven daarmee Overvecht een eigen identiteit. Het raamwerk is de belangrijkste publieke ruimte van de wijk. Dit is de plaats waar mensen elkaar ontmoeten tijdens het recreëren, het winkelen en het bezoeken van verschillende voorzieningen. Het raamwerk zorgt voor de samenhang binnen de wijk. Het is een fijnmazig netwerk dat zich over de gehele wijk vertakt. Het groen is daardoor nooit ver weg. Doordat in het groen ook hoofdwegen en voorzieningen liggen is de afbakening van het raamwerk niet zo helder als bij een traditioneel stadspark met een hek eromheen. Ook de begrenzing tussen het raamwerk en de buurten is geen harde lijn, maar een rustige overgang van park, naar buurtplantsoen, naar achtertuin.
Het raamwerk is niet alleen voor Overvecht belangrijk, maar takt ook aan op de hoofdstructuur van de stad. In het zuidwesten sluit het raamwerk aan op de Vechtzoom en in het noordoosten op het Noorderpark. Fysieke verbindingen naar deze groene gebieden zijn voor deze relaties zeer belangrijk. Met name de noordelijke randweg vormt een barrière voor recreanten. Het raamwerk heeft niet één beeldmerk, maar bestaat uit verschillende onderdelen. Deze onderdelen worden hieronder benoemd en kort beschreven.
Parken
Park de Gagel en Park de Watertoren zijn de belangrijkste groengebieden van de wijk. De parken liggen centraal in de wijk en de uitlopers verbinden de parken met de rest van het raamwerk. Beide parken bieden ruimte voor verschillende functies zoals speelplaatsen en kinderboerderij. Park de Gagel wordt gekenmerkt door een slingerende padenstructuur, besloten beplanting en een heuvel. Park de Watertoren wordt gedomineerd door een singelstructuur, met grote waterpartijen. De watertoren is hierin een belangrijke blikvanger. Het park bestaat voor een groot deel uit grote velden omgeven door bomen. Een deel van het park heeft een meer landschappelijke inrichting.
Figuur 3.4: Onderdelen raamwerk
Figuur 3.5 Park de Watertoren
Figuur 3.6 Park de Gagel
Einsteindreef en Carnegiedreef/Zamenhofdreef
De Einsteindreef en de Carnegiedreef/Zamenhofdreef zijn belangrijke verkeersverbindingen, die een heel groen uiterlijk hebben (zogenaamde parkways). De Einsteindreef maakt deel uit van het stedelijke wegensysteem en is dus een drukke weg. De ligging van het winkelcentrum Overvecht aan deze weg is een belangrijk gezicht voor de wijk naar buiten. De groene uitstraling van de middenbermen en plantsoenen langs de woningen zorgen voor het specifieke karakter van de Einsteindreef.
De Carnegiedreef/Zamenhofdreef vormt de centrale as in Overvecht en maakt de verbinding tussen de twee parken. Deze weg heeft (deels) een functie voor de auto, maar is daarnaast een belangrijke verbinding binnen de wijk voor voetgangers en fietsers. De weg wordt gekenmerkt door een imposante laanbeplanting en een doorgaande groene middenberm.
Klopvaart en Spoorzone
De Klopvaart en de Spoorzone zijn groene verbindingen met een rustig karakter. De groene gebieden hebben een rol als uitloopgebied vanuit de buurten en vormen een verbinding van de stad naar buiten. De Klopvaart is een inundatiekanaal van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De groene oevers van het kanaal hebben een parkachtige inrichting. Aan de noordwestzijde ligt een doorgaand fietspad met een bomenrij.
De Spoorzone bestaat uit groengebieden tussen de spoorlijn Utrecht-Amersfoort en de bebouwing van Overvecht. De groenzone bestaat voor een groot deel uit water en wordt doorbroken ter plaatse van station Overvecht.
Groene voegen
De groene voegen zijn kleine groene verbindingen in Overvecht-Zuid tussen verschillende onderdelen van het raamwerk. Deze groene voegen liggen tussen de buurtjes/stempels van Overvecht-Zuid. De groene voegen hebben voornamelijk een verbindingsfunctie voor wandelaars en fietsers. De inrichting bestaat uit plantsoenen met bomen.
Vechtzoompark
Het Vechtzoompark ligt tussen de Vecht en Overvecht. Aan de zijde van de Vecht ligt de oude lintbebouwing langs de Vecht. Aan de zijde van Overvecht staat een reeks grote gebouwen (zorgcomplexen). Het park wordt gekenmerkt door slingerende padenstructuur en veel beplanting.
Groenzone langs noordelijke rondweg
Aan de noordoostzijde ligt, op de meeste plekken, een groenzone tussen Overvecht en de noordelijke rondweg. Deze groenzone zorgt ervoor dat de wijk op afstand van de weg ligt en heeft daarmee een belangrijke afschermende werking. Daarnaast is deze zone een route voor fietsers en wandelaars.
Bebouwing in het raamwerk
In het raamwerk verspreid liggen verschillende voorzieningenclusters. Het zijn vooral maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, kerken en recreatieve voorzieningen. Deze functies zorgen voor levendigheid in het raamwerk. In het verleden is daarnaast op verschillende plaatsen in het raamwerk bebouwing toegevoegd die de verbindende functie van het raamwerk doorbreekt en die geen publieke functie heeft. Deze bebouwing verstoort het functioneren van het raamwerk.
Winkelcentrum Overvecht
Het winkelcentrum neemt een centrale plaats in het raamwerk in. Door de centrale locatie en de grote aantrekkingskracht op mensen uit zowel Overvecht als omliggende gebieden vormt het een belangrijke publieke plek in het raamwerk. Er zijn plannen om de relatie van het winkelcentrum op de omgeving te verbeteren en het winkelcentrum uit te breiden.
Conclusie
Het raamwerk vormt de belangrijkste hoofdstructuur van Overvecht en biedt ruimte aan groen, verkeer en
voorzieningen. Een vitaal raamwerk, met ruimte voor recreëren, natuur, winkelen en ontmoeten is
belangrijk voor Overvecht. Om het raamwerk goed te laten functioneren en te beschermen is het nodig het
raamwerk te begrenzen en te onderzoeken welke functies binnen de bestaande bebouwing wenselijk zijn.
Ook moet onderzocht worden welke bebouwing storend is en hoe hier in het kader van het
bestemmingsplan mee om moet worden gegaan.
Buurten
De buurten liggen in het raamwerk. Wonen is de hoofdfunctie binnen de buurten. In Overvecht is het wonen opgedeeld volgens het principe laagbouw, middelhoog en hoogbouw. De laagbouw woningen bestaan uit eengezinswoningen en de middel- en hoogbouw bestaat uit appartementen. De opzet van de buurten is verschillend in de verschillende onderdelen van Overvecht. Er is een onderscheid te maken tussen Overvecht-Zuid, Overvecht-Noord en de Klopvaartbuurt. Deze gebieden hebben allen een samenhangende structuur en worden hierna toegelicht.
Twee buurten binnen het plangebied hebben een geheel eigen opzet en structuur (mede door een andere ontstaansgeschiedenis). Aangezien deze buurten een heel andere ruimtelijke opzet kennen dan Overvecht worden deze buurten apart beschreven aan het einde van deze paragraaf.
Figuur 3.7: Ligging buurten
Overvecht-Zuid
Overvecht-Zuid bestaat uit zeven buurten rond Park de Watertoren. Onderling worden de buurten van elkaar gescheiden door brede parkstroken (groene voegen). De buurten van Overvecht-Zuid hebben allemaal eenzelfde opbouw en zijn als “stempels” herhaald. Elk woonbuurtje is als het ware een “stempel”, die ligt in het groene raamwerk. De hoofdopzet is steeds hetzelfde, maar de invulling varieert per stempel. Elke stempel heeft de volgende deelgebieden:
De hoeksteen, die telkens in de noordelijke hoek ligt, is het hoogste deel. Deze hoeksteen is van veraf te zien en als het ware het gezicht van de stempel naar buiten. De hoeksteen bestaat uit hoogbouw appartementen rond een groen binnenhof. De velden zijn kleine buurtjes met een samenhangende structuur. De velden bestaan ofwel uit appartementen (middelhoogbouw) ofwel uit laagbouw. Samen omsluiten velden en hoeksteen het centraal gelegen plein. Het plein is (over het algemeen) gereserveerd voor bijzondere functies. De molenwiek tenslotte bestaat uit de straten die tussen de verschillende deelgebieden lopen. Deze straten hebben samen de vorm van de wieken van een molen en zijn de toegangen tot de buurt. De bebouwing van Overvecht-Zuid staat (vrijwel) allemaal in dezelfde richting.
Figuur 3.8: Overvecht-Zuid
Overvecht-Noord
Overvecht-Noord bestaat uit drie relatief grote buurten rond Park de Gagel. De bebouwing in Overvecht-Noord is gesitueerd langs belangrijke structuren in de buurt. Hierbij is de ringweg een belangrijke weg die alle buurten aan elkaar rijgt. Deze ringweg loopt dwars door de rechtlijnige structuur van de buurten heen waardoor hier specifieke ruimtes ontstaan. Langs de ringweg bevindt zich veel middelhoogbouw en verschillende voorzieningen zoals winkelcentra De Klop en Gagelhof. Ook de hoogbouw is gesitueerd langs lijnen (in dit geval op wijkniveau), zoals bijvoorbeeld de twee zorgcomplexen langs het Vechtzoompark. Verder hebben de drie buurten een eigen opzet. Het deel ten zuiden van de Carnegiedreef kent een opbouw waarbij de woningen rond een serie hoven is gesitueerd. De bebouwing is in tegenstelling tot Overvecht-Zuid minder duidelijk verdeeld over aparte buurtjes. De bebouwing van Overvecht-Noord staat wel (vrijwel allemaal) in dezelfde richting als Overvecht-Zuid.
Figuur 3.9: Overvecht-Noord
Klopvaartbuurt
De Klopvaartbuurt maakt officieel geen deel uit van Overvecht en is ook pas later gerealiseerd. De relatief smalle strook tussen de Klopvaart en de Franciscusdreef is op een eenduidige wijze opgezet. De bebouwing staat in tegenstelling tot Overvecht-Zuid en –Noord in de richting van de Klopvaart (en deels de Franciscusdreef). De langgerekte structuur van de buurt heeft er ook voor gezorgd dat de onderdelen van de buurten een langgerekte structuur hebben. Langs de Franciscusdreef ligt de hogere bebouwing.
Bebouwingsopzet buurten
In bovenstaande buurten is een duidelijk onderscheid te zien tussen de laag-, middel- en hoogbouw. De belangrijkste kenmerken gelden voor de drie buurten en worden hieronder beschreven.
Hoogbouw
De hoogbouw in Overvecht is gesitueerd langs lange lijnen op de schaal van de wijk. Deze lijnen zijn bijvoorbeeld de randen van de wijk, de hoofdontsluitingswegen en langs het raamwerk. De lijnen worden hieronder beschreven.
De hoogbouw in Overvecht bestaat voor het grootste deel uit schijfvormige woongebouwen. Deze woongebouwen zijn vrijwel allemaal portieketageflats van tien lagen hoog. De meeste flats hebben een half verdiepte eerste laag ten behoeve van bergingen. Karakteristiek aan deze gebouwen is dat zij ruimtes kunnen vormen die fungeren als een soort binnenhof. Daarnaast vormt de reeks aan de noordzijde van de Carnegiedreef/Zamenhofdreef een markant beeld voor Overvecht, waarbij de hoogbouw haaks op de weg staat.
De "experimentele woningbouw" vormt een heel specifiek hoogbouwtype dat als losse bebouwing in Park de Gagel is gesitueerd.
Figuur 3.10: Hoogbouw
Middelhoogbouw
De middelhoogbouw vormt in bouwhoogte de verbinding tussen de hoogbouw en de laagbouw. De middelhoogbouw is met name belangrijk voor de samenhang binnen Overvecht en de oriëntatie aangezien veel middelhoogbouw is gesitueerd langs buurtontsluitingswegen. De middelhoogbouw bestaat uit appartementen en heeft over het algemeen vier lagen. De begane grond is een combinatie van entreehallen, woningen, bergingen en garageboxen. De woningen op de begane grond hebben veelal een tuin grenzend aan de openbare ruimte. Deze voortuinen worden door bewoners vaak als achtertuin gezien en met schuttingen omheind. Dit heeft grote impact op de kwaliteit van de openbare ruimte. Binnen de middelhoogbouw zijn twee categorieën te onderscheiden, namelijk middelhoogbouw die vrij staat in de ruimte (alzijdige oriëntatie) en middelhoogbouw rond een bouwblok (éénzijdige oriëntatie). Bij middelhoogbouw rond een bouwblok is wel een duidelijk onderscheid tussen voortuinen en achtertuinen.
Figuur 3.11: Middelhoogbouw
Laagbouw
Overvecht heeft voor een naoorlogse wijk een grote hoeveelheid laagbouw woningen. Deze vormen een aantrekkelijk woonmilieu en een belangrijke kwaliteit voor Overvecht. De laagbouwwoningen bestaan uit eengezinswoningen met over het algemeen een voor- en een achtertuin. De woningen zijn zowel in particulier als in coöperatie bezit. Oorspronkelijk had de laagbouw een collectief bebouwingsbeeld (alle woningen zagen er hetzelfde uit). Doordat bewoners in de loop der tijd aanpassingen hebben aangebracht krijgen de laagbouw woningen steeds meer een individueel uiterlijk. De open verkavelingen zorgen voor kwetsbare aansluitingen op plaatsen waar openbaar gebied en privé-tuinen samenkomen (zie voor voorbeelden paragraaf 4.1).
Figuur 3.12: Laagbouw
Overige bebouwing in de buurten
De buurtvoorzieningen (scholen, kerken e.d.) liggen verspreid over de buurten. Het gaat veelal om kleinschalige gebouwen van één of twee lagen met buitenruimte rondom. De kwaliteit van de scholen is dusdanig slecht dat alle scholen de komende jaren vervangen zullen moeten worden door nieuwbouw. De zorgcomplexen zijn over het algemeen grote complexen, veelal met een hoogbouw deel. Deze liggen allemaal aan de rand van de buurten en grenzen aan het raamwerk.
De ligging van veel van de voorzieningen op centrale plaatsen in de buurten maakt dat deze bebouwing zeer belangrijk is voor Overvecht.
Conclusie
Overvecht heeft een zeer specifieke opbouw van buurten. Binnen die buurten is een onderscheid te maken
tussen hoogbouw, middelhoogbouw, laagbouw en overige bebouwing. Deze verschillende types hebben
elk hun eigen kwaliteiten en vragen om een specifieke regelgeving. Er zal onderzocht moeten worden hoe
de kwaliteiten kunnen worden beschermd. Het gaat dan met name om aspecten die samenhangen met de
open stedenbouw die hier is toegepast, zoals het waarborgen van de groene woonomgeving bij tuin- en
erfregelingen en de mogelijkheden voor uitbreidingen.
Overige buurten
Hoogstraat en omgeving
De Hoogstraat en omgeving hoort wat bebouwingsstructuur bij de meer traditionele wijken aan de overzijde van het spoor. De buurt kent in tegenstelling tot de rest van Overvecht wel een structuur van gesloten bouwblokken. Waarbij het stratenpatroon min of meer is gebaseerd op de historische verkaveling. De buurt kent een tweedeling, met aan de Vechtzijde bebouwing uit het tweede deel van de negentiende eeuw en ten noorden hiervan bebouwing uit het tweede deel van de twintigste eeuw. Het zuidelijke deel bestaat uit gesloten bouwblokken die zijn bebouwd met individuele panden. Hier is een grote variatie aanwezig van bouwhoogte, kapvormen en architectuur. Het noordelijke deel is projectmatig van opzet en bestaat uit rijtjes met steeds dezelfde woningen.
Conclusie
Aangezien de Hoogstraat en omgeving een traditionele opzet heeft kan worden aangesloten bij de wijze
van bestemmen in recent vastgestelde bestemmingsplannen.
Bebouwing langs de Vecht
De Vecht is al van oudsher een bebouwingslint met veel cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Langs de oever zijn vooral vrijstaande woningen te vinden op grote kavels. Op een aantal plekken bevinden zich langs de Vecht bijzondere functies, zoals een Joodse begraafplaats en een partycentrum.
De kwaliteit van de bebouwing langs de Vecht wordt naast de historisch waardevolle bebouwing met name bepaald door de landschappelijke inrichting. Waardevol in dit geval is het groen in het park, de sloten die de kavels afschermen van het park en het vele groen in privé-tuinen. De bebouwing is in hoge mate ondergeschikt aan het groen.
In het water liggen vrijwel langs de gehele oever woonboten en prostitutie boten. Voor de woonboten is het Woonbotenbeleid opgesteld, met randvoorwaarden voor boten en oevergebruik. De tuinen van de woonboten liggen vrijwel tot aan de weg en zijn op een aantal plaatsen omheind met hoge erfafscheidingen. Dit zorgt ervoor dat er minder goed doorzicht is over de weg en dat de schrikstrook langs de weg is verdwenen.
Conclusie
Langs de Vecht bevindt zich veel cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, behoud van de
cultuurhistorische waarden is uitgangspunt. Daarnaast is het groen (zowel privaat als publiek) een
belangrijke kwaliteit. In de tuin- en erfregelingen zullen specifieke regels worden opgenomen om dit te
behouden.
Voor de bestemming van de woonboten (en het oevergebruik) wordt aangesloten op het Woonbotenbeleid. De prostitutieboten worden positief bestemd.
Binnen de noordelijke stadsrand is onderscheid te maken tussen het bebouwingslint van de Gageldijk en het landelijk gebied ten noorden van de Gageldijk.
Landelijk gebied
De noordelijke stadsrand maakt deel uit van het Noorderpark, wat de overgang vormt van de Utrechtse Heuvelrug en het Gooi naar de Vecht en het Vechtplassen gebied. Het landelijk gebied van de noordelijke stadsrand behoort tot een grootschalig weidegebied met opstrekkende verkaveling. De verkaveling en een aantal belangrijke ontsluitingswegen staan haaks op de Vecht. In dit gebied is de openheid kenmerkend. De zichten van de stadrand van Utrecht richting bosranden en Hilversum zijn uniek. Het plangebied beslaat het meest zuidelijke deel van het open weidelandschap. Door de aanwezigheid van recreatievoorzieningen, forten en moerasbossen heeft het gebied een minder grootschalig karakter dan het weidegebied richting het noorden.
Het huidige gebruik van de noordelijke stadsrand is voor een deel agrarisch en voor een deel voor recreatie. Voor recreatie zijn het noordwesten en het oosten van het landelijk gebied in gebruik. Het gebied daar tussen in is vooral agrarisch van aard. De landbouwkundige situatie, het watersysteem en de wijze van ontginnen zijn bepalend geweest voor de ontwikkeling van natuurwaarden. Denk bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van natte bossen (veenweidebos) en de waarde van het gebied voor weidevogels.
Bebouwingslint
Het oude ontginningslint de Gageldijk loopt vanaf het R. Kochplein in het oosten tot aan fort De Gagel in het noordwesten. De Gageldijk is een typische stadsrand zone. De agrarische functie neemt steeds meer af, om plaats te maken voor wonen en daarnaast allerlei stadsrandfuncties (zoals garagebedrijven, hovenier, manege en volkstuinen). Het lint bestaat uit grote kavels die worden ontsloten vanaf de Gageldijk. De bebouwing langs het lint heeft een heel gemengd karakter. Er staan voormalige boerderijen (waarvan enkele een monumentale status hebben) met vrijstaande bijbehorende bouwwerken en karakteristieke erfbeplanting. Daarnaast staan er ook een aantal kleinere woonhuizen op kleinere erven.
Uitgangspunt is dat het lint enerzijds zijn landschappelijke kwaliteiten behoud en anderzijds ruimte is voor verdere transformatie.
Belangrijke landschappelijke kwaliteiten zijn:
De ligging aan de Noordelijke randweg maakt dat vanwege geluidhinder van de weg geen nieuwe woningen mogelijk zijn langs de Gageldijk. Daarnaast is het vanwege de landschappelijke kwaliteiten ook niet wenselijk om het lint te verdichten. Aangezien de woningen op zeer grote percelen zijn gesitueerd zijn ruime mogelijkheden voor erfbebouwing wel wenselijk. Bij de regelgeving zijn hierbij de landschappelijke kwaliteiten het uitgangspunt.
Conclusie
Uitgangspunt voor het landelijk gebied is het zo veel mogelijk behouden van de openheid van het
landschap en van de smalle en van oorsprong lange percelen begrensd door sloten en de daarmee
samenhangende verkavelingsrichting. Om de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het
bebouwingslint langs de Gageldijk te beschermen is het uitgangspunt om het dwarsprofiel van de
Gageldijk zo veel mogelijk in stand te houden. Daarnaast worden ook de doorzichten naar het
achterliggende landschap en belangrijke elementen zoals de groepsschuilplaatsen van de Hollandse
Waterlinie zo veel mogelijk beschermd.
Voor een deel kan het bestemmingsplan inspelen op deze kenmerken, voor een deel zal ook met behulp
van andere instrumenten, zoals het welstands- en groenbeleid, hiermee rekening moeten worden
gehouden.
De ligging aan de Noordelijke randweg maakt dat vanwege geluidhinder van de weg geen nieuwe
woningen mogelijk zijn langs de Gageldijk. Daarnaast is het vanwege de landschappelijke kwaliteiten ook
niet wenselijk om het lint te verdichten. Aangezien de woningen op zeer grote percelen zijn gesitueerd zijn
ruime mogelijkheden voor erfbebouwing wel wenselijk. Bij de regelgeving zijn hierbij de landschappelijke
kwaliteiten het uitgangspunt.