Plan: | Heukelomlob, Zuilen |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPHEUKELOMLOB-0601 |
In en direct om het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:
Het werken met, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico's voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd. De normen en richtlijnen zijn onder andere vastgelegd in:
De circulaire Rnvgs (2004) beschrijft de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. Daarbij wordt de huidige veiligheidssituatie in beeld gebracht en vergeleken met de toekomstige situatie, waarbij in principe wordt uitgegaan van een periode van 10 jaar.
Het Bevb is nog een zeer jong besluit en is gebaseerd op de systematiek van het Bevi. Het besluit regelt onder andere de afstand tussen kwetsbare objecten en een transportleiding voor gevaarlijke stoffen (meestal een aardgasleiding). Naast risiconormeringen kent het Bevb tevens een extra afstandsbepaling, de zogenaamde belemmeringenstrook. Binnen de belemmeringenstrook geldt vanuit operationele overwegingen een totaal bouwverbod, dus ook voor objecten waar geen mensen verblijven (schuren, tuinhuisjes etc.). Dit is nodig vanwege de bereikbaarheid voor onderhoud, bescherming van de omgeving bij lekkage, bescherming van de leiding tegen beschadiging en bereikbaarheid in noodgevallen.
In de circulaire Rnvgs en het Bevb staan twee soorten risico's beschreven waarop de normen en richtlijnen van toepassing zijn. Het betreft het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft aan hoe groot de overlijdenskans is indien een persoon zich permanent op een bepaalde plek bevindt. De wetgever beschouwt een overlijdenskans van eens in de miljoen jaar (aangeduid met 10-6) voor nieuwe situaties als acceptabel. Vertaald naar het bestemmingsplan (in dit geval de plankaart) kan het PR=10-6 worden weergegeven als een contour (10-6 - contour). Rondom een bedrijf is dat vaak een cirkel, langs een transportas zijn dat min of meer parallelle lijnen aan beide zijden. Alle punten op de cirkel of lijnen vertegenwoordigen een plaatsgebonden risico van één op de miljoen jaar. Het plaatsgebonden risico vertegenwoordigt dus een afstandsnorm. Voor de afstand tussen de risicoveroorzakende activiteiten en kwetsbare objecten is die norm een harde grenswaarde. Voor de afstand tot beperkt kwetsbare objecten is die norm een richtwaarde waarvan mag worden afgeweken als daar een gegronde reden voor is. Binnen de 10-6 - contour mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden bestemd of gebouwd. Voor bestaande situaties gelden overgangsregels.
Het groepsrisico geeft aan hoeveel mensen zouden overlijden tengevolge van een calamiteit.
De circulaire Rnvgs en het Bevb verplichten ertoe dat bij besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening het groepsrisico wordt beschreven en gemotiveerd. Voor het toetsen van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde oriëntatiewaarde. Dit is geen harde wettelijke norm maar een houvast om te toetsen of het groepsrisico acceptabel is al dan niet in combinatie met maatregelen voor de bestrijding van ongevallen. Volgens de circulaire Rnvgs en het Bevb moet het groepsrisico bepaald worden binnen het invloedsgebied, hetgeen bepaald wordt door de afstand waarbij voor 1 % van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt bij het grootst mogelijke ongeval.
Er zijn twee manieren om het groepsrisico te verlagen. Het is mogelijk maatregelen te nemen bij de risicoveroorzakende activiteit of het is mogelijk maatregelen te nemen in de omgeving daarvan. De mogelijkheid om maatregelen te nemen bij transportroutes over weg, spoor en water zijn op lokaal niveau niet of nauwelijks aanwezig; gemeenten kunnen niet sturen op aantallen vervoersbewegingen. Bij bedrijven, en in mindere mate bij transportleidingen, zijn er meer mogelijkheden via bijvoorbeeld de milieuvergunning.
Algemeen
Het veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is verwoord in de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS), vervolg en samenvatting van de nota RNVGS. De circulaire geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes en geeft de normering aan voor plaatsgebonden risico en groepsrisico.
De normhoogte voor plaatsgebonden risico bedraagt 10-6/jaar voor gevoelige bebouwing.
Voor het groepsrisico is een zg. oriëntatiewaarde vastgesteld. Voor transport bedraagt deze waarde 10-4/jaar bij 10 doden, 10-6/jaar bij 100 doden enz. Het is een oriëntatiewaarde omdat onder voorwaarden van deze waarde mag worden afgeweken.
Landelijk is een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in ontwikkeling. Het Basisnet beoogt meer zekerheid te geven over de te verwachten transportfrequenties en de daarbij behorende zonering. Voor wat betreft wegen heeft het Basisnet alleen gevolgen voor Rijkswegen.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Amsterdam Rijnkanaal
Er vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over het Amsterdam-Rijnkanaal. De oever ligt op circa 100 meter van het plangebied. In het kader van het Basisnet externe veiligheid is het Amsterdam-Rijnkanaal aangewezen als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De externe veiligheidsproblematiek van dat vervoer is in het kader van het Basisnet Water geïnventariseerd. Op basis van deze inventarisatie is vastgesteld dat voor plannen verder dan 25 meter van de oever geen risico's bestaan, en dus geen onderzoek hoeft te worden uitgevoerd, noch voor plaatsgebonden, noch voor groepsrisico.
Ligging tracé
Net buiten het plangebied loopt een hogedruk aardgastransportleiding aan de overzijde en in de oever van de Vecht; ter hoogte van het plangebied is dat de noordoever. De leiding volgt de loop van de Vecht en loopt daarmee parallel aan de grens van het plangebied die door het midden van de Vecht zelf loopt. De afstand van de leiding tot de grens van het plangebied is ca. 20 meter. De afstand van de leiding tot de dichtst bijgelegen kwetsbare objecten is 40 meter met betrekking tot de bestemming "Gemengd (feestzaal)", en 80 meter met betrekking tot de bestemming "Wonen". Overige objecten liggen allen op meer dan 200 meter afstand van de leiding.
Voor het gehele leidinggedeelte ligt het invloedsgebied (140 meter vanaf de leiding) voor een belangrijk deel over het plangebied.
Het gaat om een leiding met een diameter van 300 mm (of 12") met een aardgasdruk van 40 bar. De Gasunie hanteert een codering voor het aanduiden van een leiding. De hier bedoelde leiding wordt aangeduid met de codes W-500-01-KR-056.
Toetsing aan Bevb - Plaatsgebonden risico en belemmeringenstrook
Bij de Gasunie zijn gegevens gevraagd over de ligging van het plaatsgebonden risico over het beschreven traject. Uit die gegevens blijkt dat er voor het beschreven tracé geen PR=10-6 contour bestaat.
Overigens moet er een zone langs de leiding gereserveerd worden van 5 meter aan weerszijden, de zogenaamde belemmeringenstrook. In deze strook geldt een bouwverbod, behoudens een ontheffing van burgemeester en wethouders, en een aanlegvergunningstelsel. Deze strook heeft geen overlap met het plangebied. In de planregels hoeft daarover dus niets geregeld te worden.
Toetsing aan Bevb - Groepsrisico
Een berekening van het groepsrisico en een verantwoording van dat groepsrisico is achterwege gelaten, gelet op artikel 18 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Dat artikel regelt dat de verantwoording van het groepsrisico niet van toepassing is op een bestemmingsplan waarvan het ontwerp voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit ter inzage is gelegd.