5.7 Bodemkwaliteit
Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten:
- Bodembescherming
Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd. Dit speelt met name bij bedrijfsmatige activiteiten en calamiteiten op openbaar terrein.
- Bodemsanering
Gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten worden gesaneerd als er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Bij immobiele verontreiniging in de bovengrond die zich niet kan verspreiden (zoals zware metalen en PAK) wordt uitgegaan van een zogenoemde functiegerichte benadering. Dit houdt in dat de kwaliteitseisen die aan de bodem worden gesteld afhankelijk zijn van de toekomstige bestemming van de locatie. Bij mobiele verontreiniging die zich via het grondwater kan verspreiden, wordt mede afhankelijk van de kosteneffectiviteit, zoveel mogelijk verwijdering van de verontreiniging nagestreefd. Hiermee wordt een zo min mogelijke nazorg bereikt. Een ander uitgangspunt is dat bij nieuw in te richten gebieden of terreinen hogere eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit dan bij milieuhygiënisch onvermijdbare saneringen in gebieden waar geen nieuwe inrichting plaats vindt. Bij nieuwe situaties ligt het criterium voor saneren bij gevallen van ernstige verontreiniging. Voor ontgraving en onttrekking of verplaatsing van ernstig verontreinigde grond en grondwater in gemeente Utrecht is een saneringsplan of een melding volgens het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) noodzakelijk, die moeten worden goedgekeurd door gemeente Utrecht.
- Bodembeheer
Bij hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond wordt uitgegaan van het principe "wat schoon is moet schoon blijven" en "wat vies is mag niet viezer worden". Waar mogelijk wordt een verbetering van de kwaliteit nagestreefd, zodat de bodem duurzaam geschikt wordt voor elk gewenst gebruik. Hergebruik van licht verontreinigde grond bij onverdachte terreinen kan plaats vinden op basis van de bodemkwaliteitskaart (binnen de zone) en conform het bodembeheerplan.
In het plangebied is historisch gezien weinig bedrijvigheid aanwezig geweest (land- en tuinbouwbedrijven). Op de bodemkwaliteitskaart van 2011 is het gebied ingedeeld als weiland. De bodemkwaliteit is grotendeels schoon met plaatselijk lichte verontreinigingen met zware metalen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en/of minerale olie in de bovenste halve meter van de bodem door bedrijfsmatige activiteiten. In het plangebied bevinden zich ondergrondse tanks en gedempte sloten, met een mogelijke verontreiniging. Verspreid over het plangebied zijn de afgelopen jaren diverse bodemonderzoeken voor bouwvergunningen, grondtransacties en bestemmingswijzigingen uitgevoerd. Er is lokaal een geval van ernstige bodemverontreiniging bekend. Informatie over historische gegevens en uitgevoerde bodemonderzoeken is te raadplegen via de website www.utrecht.nl/milieu/bodem.
De bekende verontreinigingen zijn niet zodanig dat ze een belemmering vormen voor het agrarisch en recreatief gebruik. Bij een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten (voor bijvoorbeeld nieuwe bedrijven) is een bodemonderzoek noodzakelijk om te bepalen of er gebouwd mag worden of om de nulsituatie vast te leggen. Bij grondwateronttrekkingen voor bijvoorbeeld bouwactiviteiten is het verder van belang om te weten of er in de invloedssfeer van de onttrekking een verontreiniging in het grondwater aanwezig is.
Conclusie
Met in acht neming van bovenstaande voorwaarden voor onderzoek en indien nodig sanering bij bouwactiviteiten vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor het plan.