Plan: | Haarzuilens |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPHAARZUILENS-0401 |
Het Groenstructuurplan Utrecht (vastgesteld in april 2007) heeft tot doel het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. In het groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke stedelijke groenstructuren vastgelegd. Deze groenstructuren hebben zowel een landschappelijke, cultuurhistorische, recreatieve als ook ecologische functie. Het is de bedoeling dat de kwaliteit van het groen in deze zones steeds verder ontwikkelt en verbetert. Veranderen van functie is alleen mogelijk na een bestuurlijke afweging. Een afname van de oppervlakte van de stedelijke groenstructuur moet gecompenseerd te worden.
In de Flora en faunawet zijn verschillende verbodsbepalingen opgenomen om in het wild levende flora en fauna te beschermen. Het is verboden om dieren opzettelijk te verontrusten, te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren of te beschadigen. Ook is het verboden om beschermde planten te beschadigen of van hun groeiplaats te verwijderen. De Flora en Faunawet legt daarnaast een algemene zorgplicht op voor alle (wilde) dieren en planten en hun directe leefomgeving.
Ruimtelijke ontwikkelingen en uitvoering van projecten of (bestemmings-)plannen mogen niet in strijd zijn met de internationale richtlijnen of de Flora en faunawet. Indien er een besluit wordt genomen op grond van de Wet ruimtelijke ordening waarbij de uitvoering van het besluit gevolgen kan hebben voor beschermde soorten, moet getoetst worden of beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn. Ook dient te worden bekeken wat de eventuele effecten van de activiteiten op de soorten zijn. De centrale vraag daarbij is of er een vrijstelling of een ontheffing nodig is op grond van de Flora en faunawet. Dit is afhankelijk van de beschermingsgraad van de aangetroffen soort.
Bij het vaststellen van het bestemmingsplan dient van tevoren duidelijk te zijn dat de Flora en faunawet niet in de weg staat aan de uitvoering van het plan en dat eventuele ontheffing of vrijstelling zal worden verleend.
Voor de uitbreiding van de golfbaan is er een besluit van de Dienst Regelingen het Ministerie d.d. 4 maart 2011 (kenmerk FF/75C/2010/0363) dat er geen sprake is van een overtreding van de Flora en faunawet mits de in het besluit genoemde maatregelen worden getroffen.
Binnen de gemeentegrenzen van Utrecht liggen geen Natura 2000 gebieden. Er ligt binnen de gemeentegrenzen één beschermd Natuurmonument; de moerasterreinen langs de Bijleveld. Deze vallen binnen dit bestemmingsplan.
Het plangebied vormt een essentieel onderdeel van de groene rand rond de stad Utrecht. Een gedeelte van het plangebied valt onder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS, zie paragraaf 3.3.3) en de natuurgebieden van Bijleveld vallen onder de Natuurbeschermingswet.
Het kerngebied van het plangebied (rond kasteel Haarzuilens en de golfbaan) heeft een hoge ecologische waarde, evenals de genoemde onderdelen van de EHS en Natuurbeschermingswet. Deze worden ook apart bestemd. De gebieden daaromheen hebben zeker ook een natuurwaarden en middels de bestemming groen/recreatie worden deze ook beschermd. Via op de plankaart vast te leggen ecologische verbindingszones wordt de verbinding met omliggende natuurgebieden gewaarborgd. Het gaat dan met name om de aansluiting met de ecologische zone ten zuiden van de Haarrijnse plas, en de groengebieden ten zuiden en westen van het plangebied (RODS-gebieden).
Kaart ecologische zones
Quick-scan 2006
In 2006 is een uitgebreide quick-scan uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten in het gebied. Conclusie van dit onderzoek was:
De Bittervoorn en Kleine modderkruiper komen algemeen in het gebied voor. Zij zijn afhankelijk van een samenhangend stelsel van waterlopen en sloten van diverse afmetingen, een goede waterkwaliteit en plantengroei zowel onder water als in de oeverzone.. Het leefgebied van beide soorten zal veranderen c.q. verminderen bij eventueel dempen van sloten en/of aanleg van bos. Omdat beide soorten in het gebied algemeen voorkomen brengen de landschappelijke veranderingen de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar.
De Kamsalamander komt waarschijnlijk niet buiten het parkbos voor. Dit blijft onveranderd. Voor weidevogels neemt het oppervlak geschikt broedgebied af. Voor soorten van bos, struweel en ruigten wordt het gebied beter. Aangezien geen oude bomen worden verwijderd, zijn voor spechten en uilen geen effecten te verwachten. Werkzaamheden aan bomen en het planten van bomen dient buiten het broedseizoen te gebeuren.
Voor de aanwezige grondgebonden zoogdieren worden geen grote negatieve effecten verwacht. Veel soorten verblijven vooral in beplantingen langs weilanden en hieraan vinden nauwelijks ingrepen plaats. Voor de graslandsoorten gaat het areaal achteruit, maar de kwaliteit blijft minimaal gehandhaafd door het extensieve hooilandbeheer. Voor de soorten van opgaande beplanting en ruigten neemt het geschikt areaal toe.
Bij de inventarisatie zijn de volgende beschermde planten aangetroffen: de Moeraswespenorchis en de Rietorchis komen voor in het hooiland aan de Bijleveld en de Steenbreekvaren groeit op de muren van het kasteel die blijven staan. Het Waterdrieblad is waargenomen langs de Lagehaarsedijk. Echter dit is zeer waarschijnlijk een tuinplant en in dat geval zijn de plant en de groeiplaats niet beschermd. Voor de meeste bijzondere planten heeft de landinrichting geen (blijvend) negatief effect. De belangrijkste gebieden, het hooiland aan de Bijleveld en de bermen van de Joostenlaan, blijven ongemoeid.
Quick scan 2013
Vanaf 2006 zijn er in de verschillende deelgebieden specifieke soortgroepen geïnventariseerd of zijn losse waarnemingen verzameld. In 2013 zijn de verspreidingsgegevens aan de hand van een uitgebreid quick scan (veldonderzoek) geactualiseerd.
Geconcludeerd kan worden dat in Haarzuilens relatief veel strikt beschermde flora- en faunasoorten voorkomen, waaronder diverse vleermuissoorten, de rugstreeppad en de kamsalamander. Het bestemmingsplan onderscheidt bestaand gebied en wijzigingsgebieden.
In de wijzigingsgebieden dient met het oog op de Flora- en faunawet rekening gehouden te worden met de volgende soorten:
In de deelgebieden 'bestaand gebied' (zie kaart in het rapport bijlage 19) zijn geen nadelige effecten te verwachten, mits bij beheer rekening wordt gehouden met de mogelijke aanwezigheid van (strikt) beschermde soorten. Dat geldt ook voor werkzaamheden in sloten in het 'bestaand gebied'.
Afhankelijk van de aard van de ingreep kunnen verbodsbepalingen worden overtreden ten aanzien van één of meerdere van deze soorten. Met het toepassen van mitigerende maatregelen is het aanvragen van een ontheffing niet nodig.
Golfbaan
Voor aanleg van de golfbaan is in het kader van de m.e.r ( zie ook paragraaf 5.1) uitgebreid onderzoek gedaan naar het voorkomen van beschermde soorten. Het inrichtingsplan van de golfbaan is aangepast op het voorkomen van deze soorten. In het voorliggend plan voor de uitbreiding van de golfbaan zijn diverse mitigerende en compenserende maatregelen getroffen en worden deze beschermde soorten niet in hun leefgebied aangetast. De provincie heeft daarop een positief advies gegeven voor de herinrichting /uitbreiding van de golfbaan m.b.t. de EHS. In maart 2011 (besluit 4 maart 2011, kenmerk FF/75C/2010/0363.afw.mw) is ook door het ministerie van L&I geconstateerd dat er geen sprake is van overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora en Faunawet.
Inrichting recreatiegebieden
Bij de planvorming van het gedeelte Wielrevelt is een inventarisatie naar het voorkomen van beschermde flora en fauna uitgevoerd. Hierbij zijn de rugstreeppad, kleine modderkruiper en bittervoorn aangetroffen. Op basis hiervan zijn in het inrichtingsplan diverse maatregelen getroffen om de aantasting van de habitat van deze soorten te beperken. Daarmee is door LNV in mei 2009 een ontheffing Flora en faunawet verleend voor de inrichtingswerkzaamheden. Hierin zijn voorwaarden opgenomen voor het uitvoeren van de geplande werkzaamheden t.b.v. de inrichting van het gebied.
In het westelijk gedeelte van het plangebied wordt her recreatiegebied Parkbos aangelegd. Ten behoeve van deze planuitwerking is in 2010 een inventarisatie Flora en Fauna uitgevoerd. In het gebied blijken geen beschermde plantensoorten voor te komen, Wel zijn drie soorten vleermuizen waargenomen en is in de sloten de kleine modderkruiper en de bittervoorn aangetroffen. De gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis en de Laatvlieger zijn allemaal relatief algemene soorten die in heel Nederland voorkomen. Van zoogdieren, vogels en reptielen zijn geen soorten aangetroffen die vallen onder de bescherming van lijst 2 of 3. Wel zijn bij de inventarisatie de modderkruiper, bittervoorn en een grote populatie rugstreeppadden gevonden. De wijziging van agrarisch naar recreatiefunctie van dit gebied betekent niet dat de habitat van deze beschermde soorten onomkeerbaar aangetast zal worden. Bij het opstellen van de inrichtingsplannen t.b.v. de recreatiefunctie zal een mitigatieplan worden opgesteld.
In het overige gedeelte van het plangebied worden geen mogelijkheden voor wijzigingen van de bestemming opgenomen. Aantasting van de flora of fauna is hier dan ook niet te verwachten. Eventuele aanpassingen zullen middels de omgevingsvergunning worden getoetst op invloed op beschermde soorten.
Als er rekening wordt gehouden met het voorkomen van aantasting van beschermde soorten bij de inrichting van de recreatiegebieden is er geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.