direct naar inhoud van 5.6 Bodemkwaliteit
Plan: Groeneweg Midden
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPGROENEWEGMIDDEN-0601

5.6 Bodemkwaliteit

Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten:
- Bodembescherming
- Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat
moet de bodem direct worden gesaneerd. Dit speelt met name bij bedrijfsmatige activiteiten en/of
calamiteiten.

5.6.1 Bodemsanering

Ernstig verontreinigde locaties dienen te worden gesaneerd indien er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Bij immobiele verontreiniging in de bovengrond die zich niet kan verspreiden (zoals zware metalen en PAK) wordt uitgegaan van een zogenoemde functiegerichte benadering. Dit houdt in dat de kwaliteitseisen die aan de bodem worden gesteld afhankelijk zijn van de (toekomstige) bestemming van de locatie. Bij mobiele verontreiniging die zich via het grondwater kan verspreiden, wordt mede afhankelijk van de kosteneffectiviteit, zoveel mogelijk verwijdering van de verontreiniging nagestreefd. Een ander uitgangspunt is dat bij nieuw in te richten gebieden of terreinen hogere eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit dan bij milieuhygiënisch onvermijdbare saneringen in gebieden waar geen nieuwe inrichting plaats vindt. Bij nieuwe situaties ligt het criterium voor saneren bij ernstige verontreiniging.

5.6.2 Bodembeheer

Bij hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond wordt uitgegaan van het principe "wat schoon is moet schoon blijven" en "wat vies is mag niet viezer worden". Waar mogelijk wordt een verbetering van de kwaliteit nagestreefd, zodat de bodem duurzaam geschikt wordt voor elk gewenst gebruik.

Bij een aanvraag omgevingsvergunning, een functiewijziging of aan- dan wel verkoop dient een bodemonderzoek conform de NEN 5740 verricht te worden. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek of misschien zelfs een bodemsanering noodzakelijk is voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie.

De resultaten van het onderzoek dienen bij de in te dienen bouwaanvraag te worden overlegd voor deze in behandeling wordt genomen. Hierbij dient te worden aangetoond dat de grond ter plaatse geschikt is voor de uitoefening van de functie.

5.6.3 Plansituatie

Door verschillende bedrijfsactiviteiten in het verleden heeft op de planlocatie bodemverontreiniging plaats gevonden. Naar deze verontreinigingen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd en grote delen zijn ook gesaneerd.

Er zijn/waren enkele locaties met een ernstige bodemverontreiniging:
- Bij het tankstation aan de Groeneweg is de grond- en grondwatersanering afgerond. Met het behaalde
saneringsresultaat is op 19 november 2007 middels een beschikking ingestemd (DSO 07.099541).
- Bij de voormalige garage Trapman en het voormalige botenhuis is sprake van een ernstige
bodemverontreiniging met respectievelijk minerale olie en PAK. Voor de sanering van de verontreiniging onder voormalige garage Trapman ligt er een goedgekeurd saneringsplan (2006). Voor de PAK-verontreiniging dient een saneringsplan of een BUS-melding te worden verricht.
- Diffuus is asbest aangetroffen, maar de concentraties overschrijden de interventiewaarde niet.
Bij grondverzet dient echter wel rekening te worden gehouden met deze asbest.
- Na sloop van de bestaande opstallen moet er nog een bodemonderzoek worden verricht. Mogelijk komen
hierbij verontreinigingen aan het licht die alsnog gesaneerd moeten worden.

Wanneer na sloop van de opstallen inzicht bestaat in de bodemkwaliteit van de gronden die nog niet onderzocht zijn dient te zijner tijd een saneringsplan opgesteld te worden of een BUS-melding te worden ingediend en goedgekeurd.