direct naar inhoud van 5.9 Water
Plan: Fietsbrug Amsterdam-Rijnkanaal
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPFIETSBRUGOOGINAL-0601

5.9 Water


Kader
In het algemeen is het beleid van het Rijk, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden (indien doelmatig) de waterkwaliteitstrits 'gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken' en de waterkwantiteitstrits 'water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren' gehanteerd. Dit beleid is per overheidsniveau in de onderstaande beleidsdocumenten verankerd:

  • Rijksbeleid: Vierde Nota Waterhuishouding, Vijfde Nota RO, WB21, NBW, Waterwet, etc;
  • Provinciaal beleid: Nota Planbeoordeling, Waterhuishoudingsplan, Beleidsplan Milieu en Water, Streekplan, etc;
  • Gemeentelijk beleid: Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2010[1];
  • Waterschapsbeleid: Waterbeheerplan 2010-2015, Beleidsregels 2010 Keur 2009, Keur[2].

[1] De gemeente heeft de zorgplicht voor de inzameling en het transport van afvalwater, het inzamelen en verwerken van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast. Het actuele beleid hiervoor is vastgelegd in het Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010 en binnenkort in het Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2011-2014. De ontwerpeisen zijn opgenomen in het Handboek Inrichting Openbare Ruimte, onderdeel riolen, rioolgemalen en drainage (versie juni 2005). Daarnaast stelt de gemeente eisen aan het ontwerp van watergangen waarvan zij eigenaar of beheerder is of wordt.

[2] Het waterschap het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) heeft de zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater in het plangebied. Het beleid en de regels van het waterschap zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. De belangrijkste verordening is de keur.

Plangebied

Waterkering

Ten westen van het plangebied ligt het Amsterdam-Rijnkanaal. Langs het Amsterdam-Rijnkanaal ligt een ‘primaire waterkering’. Hier is een beschermingszone van aan de waterzijde en aan de landzijde van toepassing. De beschermingszone valt grotendeels buiten het plangebied.

Infiltratie/compensatie

Het is in dit stadium nog onduidelijk of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een toename van verhard oppervlak van meer dan 500 m2. Indien dat wel het geval is dan dient een versnelde afvoer naar het oppervlaktewater voorkomen dan wel gecompenseerd te worden. Compensatie van verhard oppervlak kan plaatsvinden door uitbreiding van het oppervlaktewatersysteem met 15 % van de toename aan verhard oppervlak. Of door uitbreiding van het bestaande infiltratiesysteem of door eigen infiltratie te realiseren met 45 m3 per 1000 m2 oppervlakte toename.

Om infiltratievoorzieningen mogelijk te maken, adviseren wij om in de bestemmingsplanregels aan te geven dat de bestemming ook bedoeld is voor infiltratievoorzieningen. Een voorbeeld van het opnemen infiltratievoorzieningen in bestemmingsplanregels vindt u in bijlagen.

Watersysteem

Het plan ligt in het peilgebied met stadspeil van NAP + 0,58 m.

Riolering

Het gebied is gescheiden gerioleerd, het huishoudelijk afvalwater en hemelwater worden gescheiden ingezameld en afgevoerd. Het huishoudelijke afvalwater wordt onder vrij verval naar de zuivering afgevoerd. Het hemelwater wordt opgevangen in een infiltratieriool waar het hemelwater in eerste instantie zal infiltreren. Bij veel neerslag zal het regenwater afgevoerd worden naar het oppervlaktewater.

De nieuwbouw dient op dit systeem te worden aangesloten.

Om verontreiniging van bodem en oppervlaktewater te voorkomen wordt het toepassen van uitlogende materialen zoals, koper, lood en zink niet toegestaan.

Watervergunning

Mogelijk wordt er bij de uitvoering tijdelijk grondwater onttrokken. Hiervoor is een melding of watervergunning nodig in het kader van de Keur. Een toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m2 is watervergunningsplichtig.

Conclusie
Voor dit plan is de digitale watertoets doorlopen. Hieruit is gebleken dat het plan voldoet aan het belangrijkste minimale voorwaarde: “het standstill beginsel”. Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding ontstaat. Het wateradvies is opgenomen in Bijlage 13 Wateradvies