Plan: | Fietsbrug Amsterdam-Rijnkanaal |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPFIETSBRUGOOGINAL-0601 |
Kader
Bij het bestemmingsplan dient getoetst te worden of de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor de geplande functies. Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:
Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning dient een bodemonderzoek conform de NEN 5740 te worden verricht. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek en/of een bodemsanering noodzakelijk is, voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie. Als er voor de bouwwerkzaamheden een grondwater onttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabij gelegen grondwater verontreinigingen.
Plangebied
Tauw heeft in opdracht van de gemeente Utrecht een verkennend bodemonderzoek (inclusief vooronderzoek) Kenmerk R001-1211788RRX-kmi-V02-NL, uitgevoerd op de locatie aan het Victor Hugoplantsoen te Oog in Al. Het bodemonderzoek heeft tot doel de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater vast te stellen. Dit om te bepalen of er beperkingen zijn in het voorgenomen gebruik en aanvullende procedures nodig zijn. Het onderzoek inclusief de gemeentelijke beoordeling van het onderzoek zijn opgenomen in de Bijlage 7 Verkennend bodemonderzoek en Bijlage 8 Beoordeling Bodemonderzoek bij dit bestemmingsplan.
De resultaten van het onderzoek zijn hieronder samegevat:
De grond is in het algemeen licht verontreinigd met zware metalen, PAK, PCB's en minerale olie. De lichte verontreinigingen zijn deels te relateren aan het voorkomen van zeer lichte tot lichte bijmengingen van puin, baksteen en/of glas. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Nabij de ongesaneerde tank en de 2 gesaneerde tanks zijn geen verontreinigingen in grond en grondwater aangetroffen. Ter plaatse van 1 gedempte sloot is een boring gestaakt mogelijk op dempingsmateriaal.
De grond is licht verontreinigd met lood en PAK. De asfaltpaden in het park zijn grotendeels teerhoudend. Ter plaatse van de verontreiniging op de E. Meijsterlaan is alleen een lichte verontreiniging in het grondwater aangetroffen en geen verontreinigingen in de grond.
Conclusie
De aangetroffen verontreinigingen vormen geen ernstig geval van bodemverontreiniging. Bij herontwikkeling zal het hergebruik van de licht verontreinigde grond wel leiden tot meerkosten. Na sloop van de huidige schoolgebouwen en/of het woongebouw zal aanvullend onderzoek uitgevoerd moeten worden om ter plekke de bodemkwaliteit vast te stellen.
De ongesaneerde tank en met zand afgevulde tanks moeten verwijderd worden door een gecertificeerd tanksaneringsbedrijf. Tevens luidt het advies om nog één keer de verontreiniging aan de E. Meijsterlaan te verifiëren als ter plekke gegraven moet worden.