direct naar inhoud van 3.6 Provinciaal Beleid - Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2025
Plan: Beekweide-plus
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0339.BPBeekweideplus-vg01

3.6 Provinciaal Beleid - Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2025

Op 20 maart 2012 is het Ontwerp vastgesteld van de Ruimtelijke Structuurvisie voor de periode 2013-2025 voor de Provincie Utrecht. De Ruimtelijke Structuurvisie bouwt voort op de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen zoals die zijn beschreven in de Kadernota Ruimte en de strategie voor Utrecht 2040 (zie afbeelding 8).

Uitgangspunt voor ruimtelijke ontwikkelingen is het feit dat Utrecht aantrekkelijk is als vestigingsgebied vanwege de volgende drie kwaliteiten:

  • 1. Utrecht ligt centraal is daarom een aantrekkelijke vestigingsplaats voor wonen en werken. Daarnaast is Utrecht een aantrekkelijk ontmoetingspunt;
  • 2. Utrecht heeft aantrekkelijke steden en landschappen;
  • 3. Utrecht is sterk in kennis en cultuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BPBeekweideplus-vg01_0012.jpg"

Afbeelding 8: uitsnede uit de (algemene) visiekaart bij de Voorontwerp Structuurvisie,

bron: Provincie Utrecht

De hoofdlijnen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling luidt als volgt:

  • 1. voldoende en divers woningaanbod en een goed voorzieningenniveau met inbegrip van het culturele aanbod;
  • 2. goede bereikbaarheid;
  • 3. concurrerend vestigingsmilieu voor kennis- en creatieve bedrijven;
  • 4. behoud van de aantrekkelijkheid en beleefbare natuur en landschappen;
  • 5. het bieden van een duurzame leefomgeving.

Voorgenomen ontwikkelingen steunen op drie pijlers die tevens zijn aangeduid als provinciaal ruimtelijk belang:

  • 1. een duurzame leefomgeving: de ontwikkeling van een robuust en duurzaam bodem en watersysteem en een waterveilige provincie;
  • 2. vitale dorpen en steden: het realiseren van voldoende en op de behoefte aansluitend woningaanbod met een accent op binnenstedelijke ontwikkeling, een vitale en innovatieve regionale economie met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden, optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte, een goede bereikbaarheid voor woon werk- en vrije tijdslocaties;
  • 3. landelijk gebied met kwaliteit: uitnodigende stadlandzones die stad en land verbinden en met een adequaat recreatie aanbod, behouden en ontwikkelen van een vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden, een economisch vitale en duurzame landbouwstructuur, behouden en ontwikkelen van de mogelijkheden voor vrije tijdsbesteding, behouden van gebieden waar rust en stilte kan worden ervaren.

Voor onderhavige plannen is met name het beleid ten aanzien van de vitale steden en dorpen van belang. Vitale en dorpen betekent dat de ontwikkeling van wonen en werken vooral in het bestaande stedelijke gebied moet plaatsvinden (zie afbeelding 9). Het contourenbeleid blijft daarmee een belangrijke rol spelen bij de beoordeling van ruimtelijke ontwikkelingen. In de provinciale verordening wordt echter niet langer het ontheffingscriterium opgenomen. In plaats daarvan wordt in de ruimtelijke verordening ruimte geboden voor ontwikkeling, mits de daarvoor opgenomen randvoorwaarden daarbij in acht worden genomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BPBeekweideplus-vg01_0013.jpg"

Afbeelding 9: uitsnede rode contourenkaart, Voorontwerp Structuurvisie,

bron: Provincie Utrecht

Daarnaast richt het beleid voor vitale dorpen en steden zich op het in stand houden van een vitale en innovatieve regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden. Het optimaal gebruiken van de binnenstedelijke ruimte en een goede bereikbaarheid voor woon-, werk- en vrijetijds verkeer. Binnenstedelijke ontwikkeling is mogelijk zonder de leefbaarheid en de sociale kwaliteit van de leefomgeving aan te tasten. De leefbaarheid in kleine kernen verdienen bijzondere aandacht. Vooral het verenigingsleven en ontmoetingspunten zoals een basisschool of dorpshuis zijn belangrijk voor de sociale cohesie in de kern. Door gezinsverdunning, vergrijzing en het wegtrekken van veel jongeren wordt het steeds moeilijker om deze voorzieningen in stand te houden en ontstaat behoefte aan andere typen voorzieningen. Uitbreiding met woningen biedt meestal geen structurele oplossing.