Artikel 12 Buitenplaats
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Buitenplaats aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor:
-
a. de instandhouding en beheer van het Landhuis Linschoten met de daarbij behorende gebouwen, dienstwoning, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en erven;
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – ijskelder': tevens voor de instandhouding en beheer van de ijskelder;
-
c. de instandhouding en het beheer van een landgoed alsmede voor behoud en versterking van de landschappelijke en natuurwaarden;
-
d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (on)verharde paden, groen, water en nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
-
a. gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
-
b. de uitwendige hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door goothoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling van de gebouwen, dient zoals deze was op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan te worden gehandhaafd;
-
c. het aantal gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mag niet worden vergroot;
-
d. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
-
e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen en tuinmuren bedraagt ten hoogste 2,5 m;
-
f. de overige bouwhoogten van overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn weergegeven in artikel 37.2.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 12.2 onder c en d ten behoeve van de bouw van een bijgebouw met een goothoogte van ten hoogste 3,5 m en een inhoud van ten hoogste 200 m3.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Omgevingsvergunning
-
a. Het is verboden om in de gronden, die op de plankaart zijn aangewezen voor Buitenplaats zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
-
1. het afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
-
2. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
-
3. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
-
4. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
5. het bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
-
6. het aanleggen van gesloten drainagesystemen;
-
7. het vellen of rooien van houtgewassen.
-
b. Het verbod als bedoeld in 12.4.1 is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
-
1. normaal onderhoud of beheer betreffen;
-
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
-
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning aanleg werken of een ontgrondingvergunning.
-
c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in 12.4.1 onder a6 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover de belangen van de buitenplaats hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
12.4.2 Adviesprocedure omgevingsvergunningen
Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie met betrekking tot de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning de belangen van het landgoed niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.