Plan: | Herziening Valleipark 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0327.128-0401 |
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie.
Bestaande situatie
De hoogteligging van het plangebied ten noorden van de Liniedijk is relatief laag (circa 2,00 m +NAP). Het volkstuinen- en sportcomplex werd ontwaterd middels drainagesystemen die afwateren op de sloot langs de Liniedijk. Deze sloot voert rechtstreeks af op het Valleikanaal, benedenstrooms van het Krakhorsterverlaat.
Toekomstige peilen
De hoogwaterstanden van het Valleikanaal zijn maatgevend voor de toekomstige hoogteligging van het Valleipark. Inundatie van de nieuwe woonwijk moet worden vermeden. Het waterschap heeft berekend dat in het Valleikanaal ter hoogte van het plangebied de waterstand kan oplopen tot 2,05 m +NAP (bij T=100 en het midden-scenario WB21). Daarom is een ophoging van het plangebied noodzakelijk. Het wegpeil moet daarom minimaal 0,30 à 0,50 m boven deze hoogwaterstand te worden aangelegd. De sloot langs de Liniedijk wordt vergraven tot een waterpartij ten behoeve van ontwatering, waterberging en afvoer. Uitgaande van een drooglegging van 1,20 m is een waterpeil van 1,15 à 1,35 m +NAP gewenst. In droge perioden kan de handhaving van een dergelijk peil een probleem vormen door een eventuele wegzijging naar het Valleikanaal, dat een normaal waterpeil heeft van 0,40 m +NAP. In overleg met het waterschap is er daarom voor gekozen de waterpartij te koppelen aan het stedelijk watersysteem bovenstrooms van de stuw 'Krakhorsterverlaat'. Deze verbinding wordt tot stand gebracht via de westelijke toegang naar het plangebied, die de Liniedijk kruist. Met deze oplossing wordt het streefpeil van het oppervlaktewater in het Valleipark 1,10 m +NAP, waardoor de drooglegging minimaal 1,25 m wordt.
Riolering
De riolering wordt uitgevoerd als een gescheiden stelsel. De verharde oppervlakken worden deels aangesloten op het regenwaterriool dat rechtstreeks naar het oppervlaktewater afvoert. Voor het overige wordt het regenwater voornamelijk bovengronds afgevoerd naar de lager gelegen terreingedeelten. Via bodempassage en drainage komt dat water vertraagd tot afvoer naar de afwateringssloot. Bij de afvoer van regenwater dient aandacht te worden geschonken aan het vermijden van diffuse verontreiniging van de bodem en het water. Het gemeentelijke 'Plan van aanpak diffuse bronnen' fungeert daarbij als leidraad.
Waterberging
Bij de ontwikkeling van het plan Valleipark 2009 is zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de waterbeheerder zoals die zijn vastgelegd in de notitie 'Normering en uitgangspunten voor stedelijk gebied' van het waterschap Vallei & Eem.
Voor de waterhuishouding in het Valleipark is een drietal elementen van belang. Allereerst de bestaande scheidingssloot langs de noordzijde van de Liniedijk, binnen onderhavig plangebied gelegen. Het profiel wordt vergroot en aangepast aan de toekomstige functie voor afwatering en waterberging. De oevers worden grotendeels natuurvriendelijk ingericht. Slechts op de grens met particulier eigendom wordt beschoeiing aangebracht. Het toekomstige onderhoud vanaf de kant is nagenoeg onmogelijk door aanliggende tuinen en de Liniedijk. Daarom wordt de waterpartij zodanig vormgegeven dat onderhoud met varend materieel mogelijk is, conform de eisen en wensen van het waterschap met betrekking tot doorvaarbaarheid, inlaat- en draaiplaatsen.
Belangrijke elementen in de waterhuishouding zijn ook de groene wiggen die een essentieel onderdeel vormen van het stedenbouwkundig ontwerp en die opnieuw in onderhavig plangebied zijn opgenomen. De wiggen worden 0,50 à 0,75 m lager aangelegd dan de wegen. Ze worden uitgevoerd als wadi's, waarmee ze een belangrijke functie krijgen in de tijdelijke opvang van het regenwater uit een groot deel van het gebied.
Ten slotte zijn er de lage delen aan de voet van het dijklichaam, grenzend aan de sloot maar gelegen buiten het plangebied. Bij grotere neerslaghoeveelheden krijgen ze een functie in de waterberging van het plangebied. De stroken zullen drassig worden bij het voorgestelde streefpeil van 1,10 m +NAP. De ecologische en culturele ontwikkeling van de Liniedijk is echter geen onderdeel van het Valleipark.
In berekeningen is aangetoond dat er voldoende capaciteit voor tijdelijke waterberging aanwezig is. Door de planopzet, waarbij een groot deel van de neerslag via de groenstroken vertraagd tot afvoer komt, blijven de peilstijgingen van het oppervlaktewater zeer beperkt. Dit gegeven biedt eventueel mogelijkheden tot een aanpassing in de verdeling tussen vertraagd en direct afvoerend oppervlak of tot een beperking van het bergend wateroppervlak.
Ten opzichte van het bestemmingsplan Valleipark 2009, wordt de berging in de wiggen aanzienlijk verkleind met de nieuwe opzet in dit plan, waardoor de vertraging in de afvoer ook afneemt. Het peil van het oppervlaktewater in de T=100 situatie stijgt daardoor met 26 cm in plaats van 10 cm in het vorige bestemmingsplan. Het peil blijft daarmee echter wel binnen de door het waterschap gestelde norm van 40 cm, zodat dit niet tot problemen leidt.
Drooglegging en ontwatering
De minimale drooglegging, dat is het verschil tussen wegpeil en het openwaterpeil, is vastgesteld op 1,25 m. Voor de bebouwing wordt een vloerpeil aangehouden van minimaal 0,30 m boven het peil van de wegen. De groene wiggen liggen gemiddeld 0,50 m lager dan het wegpeil. Het uitgangspunt voor de ontwateringdiepte van de wegen is 0,80 m beneden wegpeil en voor de woningen met kruipruimte 1,10 m beneden vloerpeil. Bij een opbolling van de grondwaterspiegel van 0,40 m is het gewenste niveau van de drainage 1,20 m beneden het wegniveau en 0,70 m onder de groene wiggen.
Conclusies
De inrichting van het plangebied met betrekking tot het waterbeheer leidt tot de volgende conclusies:
Achtergrond
Nederland is een waterrijk land. Water en ruimtelijke ordening hebben hierdoor veel met elkaar te maken. Het aanwezige watersysteem in ons land vormt dan ook een belangrijke randvoorwaarde voor wat in een gebied juist wel of niet mogelijk is en stelt daarmee eisen aan de inrichting van de beperkte ruimte. Steeds meer wordt dan ook uitgegaan van de opvatting dat water mede sturend dient te zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen. Een goede afstemming tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening is daarom noodzakelijk.
Deze afstemming tussen het waterbeleid en ruimtelijke ordening wordt weergegeven in de waterparagraaf. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan of besluit en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het besluit of plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen.
Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, sinds 1 november 2003 verankerd in het 'Besluit op de ruimtelijke ordening 1985'. De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.