direct naar inhoud van 4.4 Regionaal beleid
Plan: Herziening Valleipark 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0327.128-0401

4.4 Regionaal beleid

4.4.1 Natuurgebiedsplan Gelderse Vallei (2007)

In het Natuurgebiedsplan worden gebieden begrensd met een huidige hoofdfunctie 'natuur' (bestaande natuur) en landbouwgronden waar op termijn natuur wordt ontwikkeld (nieuwe natuur). In het Natuurgebiedsplan wordt aangegeven welke natuurdoelen in de begrensde natuurgebieden ontwikkeld kunnen worden. Door deze begrenzing biedt het plan de subsidiemogelijkheden van de Subsidieregeling Natuurbeheer (SN). De Vereniging Natuurmonumenten (NM), Stichting Het Utrechts Landschap (HUL) en particulieren kunnen op basis van de SN subsidie krijgen voor de ontwikkeling, de omvorming en het beheer van de natuurgebieden. Staatsbosbeheer maakt op basis van de Natuurgebiedsplannen afspraken met het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (LNV) over de te realiseren doelstellingen.
De ontwikkeling van het Valleipark als een woonwijk waarin de nadruk ligt op het aansluiten bij de natuurlijke omgeving door het integreren van beeldbepalende natuurlijke elementen als het Valleikanaal en de Liniedijk past in het beleid van het Natuurgebiedsplan Gelderse Vallei.

4.4.2 Watervisie 2020 (Waterschap Vallei & Eem)

De Watervisie geeft een lange termijn beeld voor duurzaam waterbeheer in de Gelderse Vallei en het Eemland. Een kaart geeft de mogelijke waterbergingsgebieden, de grenzen voor stedelijke uitbreiding, gebieden met extra kansen voor natuur en landschap en gebieden met extra aandacht voor de waterkwaliteit aan. In bepaalde gebieden stelt het Waterschap voorwaarden aan het gebruik en aan de inrichting. Het gebied is opgedeeld in negen deelstroomgebieden elk met hun eigen problematiek: Eemland, Arkemheen en Breede Beek, Barneveldse Beek, Heiligenbergerbeek, de Modder- en Moorsterbeek, de Lunterse Beek, Het Binnenveld, Zuid-Veluwse beken en het Valleikanaal.

4.4.3 Waterbeheersplan 2010 - 2015

In het waterbeheersplan 2010-2015 vertaalt het waterschap zijn taken in concrete doelen voor een periode van zes jaar, maatregelen om die doelen te realiseren en prestatie-indicatoren waaraan de resultaten kunnen worden afgemeten. Het periodiek opstellen of vernieuwen van het waterbeheersplan noodzaakt bestuur en medewerkers van het waterschap om zich voor elke nieuwe planperiode te bezinnen op bereikte resultaten en strategische doelen voor de middellange termijn. Het waterbeheersplan wordt gevoed door beleid dat in de achterliggende periode is ontwikkeld. In het waterbeheersplan beschrijven we hoe we onze taken willen vervullen die we hebben op grond van Europese, nationale en provinciale wet- en regelgeving, verordeningen en beleidsplannen en van gemaakte afspraken. Het waterschap houdt bij het opstellen van het waterbeheersplan rekening met de provinciale waterplannen.

De provincies hebben in hun provinciale waterplannen functies toegewezen aan gebieden en aan een aantal individuele wateren. Er zijn zes verschillende gebiedsfuncties onderscheiden, afhankelijk van het grondgebruik en de ruimtelijke ordening. Per gebiedsfunctie zijn algemene doelen geformuleerd voor de kwantitatieve en kwalitatieve toestand van het watersysteem. De waterfuncties hebben betrekking op een specifiek gebruik van individuele wateren, bijvoorbeeld ecologische verbindingszone of zwemwater. Ook voor deze functies zijn algemene doelen geformuleerd voor de kwantitatieve en kwalitatieve toestand. De functies uit het waterbeheersplan zijn gebaseerd op de systematiek die de provincies Utrecht en Gelderland in hun provinciale waterplannen hanteren. Het plangebied valt onder de functie "stedelijk gebied".

Functie stedelijk gebied
Het doel in deze gebieden is het voorkomen van wateroverlast en watertekort en het behouden en versterken van de belevingswaarde, de recreatieve waarde en de ecologische waarde van het water. Daarnaast wordt het beleid gericht op het voorkomen wateroverlast in omliggende gebieden en het verminderen van lozingen van verontreinigende stoffen.

De doelen zijn:

  • Het voorkomen van wateroverlast en watertekort.
  • Het zo goed mogelijk vasthouden van water.
  • Het verbeteren van de belevingswaarde en recreatieve waarde van het water.
  • Het behouden en ontwikkelen van waardevolle water- en oevervegetaties en biotopen en het behouden en verbeteren van de waterkwaliteit en ecologische waarden. Dit laatste wordt bereikt door het verminderen van (diffuse) lozingen en het verbeteren van het beheer.