direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Streefoordlaan, Eemnes
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0317.EMSStreefoordlaan-Va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de gronden Streefoordlaan 12-18 staan in de huidige situatie meerdere verouderde panden. De hervormde gemeente Eemnes is eigendom van de gronden. De hervormde gemeente is voornemens de gronden te herontwikkelen voor 11 woningen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan Streefoordlaan in Eemnes. Het plangebied is kadastraal bekend als een deel van perceelnummer 874, 2229, 3847, 3848 en 3849 sectie G gemeente Eemnes. Het plangebied wordt begrensd door de Streefoordlaan in het oosten en zuiden. In het westen wordt het plangebied begrensd door woningen die liggen aan het Vierkante Bosje en aan de noordzijde door het perceel behorende bij Streefoordlaan 10.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.EMSStreefoordlaan-Va01_0001.jpg"

Afbeelding ligging plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

In het vigerende bestemmingsplan ''Kern Eemnes'' (2013), is het plangebied bestemd voor 'Wonen' en 'Tuin'. Binnen de enkelbestemming 'Wonen' zijn de functieaanduidingen 'vrijstaand' en 'twee-aaneen'.

De huidige bestemmingen en bouwvlakken sluiten niet aan op de geplande ontwikkeling.

De functie wonen is niet toegestaan binnen de geldende bestemming 'Tuin'. Daarnaast worden de nieuwe woningen deels buiten het aangewezen bouwvlak gebouwd. Het plan is daarmee op onderdelen in strijd met de geldende bouwregels. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om het plan voor de herontwikkeling van de locatie planologisch mogelijk te maken.

Ter plaatse van het plangebied gelden ook de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' & 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting'. De met deze bestemmingen aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Archeologisch onderzoek is nodig indien de werkzaamheden een oppervlakte van meer dan 200 m2 (hoge verwachting) of 500 m2 (middelhoge verwachting) beslaan en graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm (hoge verwachting) of 50 cm (middelhoge verwachting) moeten plaatsvinden. Een archeologisch onderzoek is uitgevoerd, dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.EMSStreefoordlaan-Va01_0002.jpg"

Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan

Op de woning Streefoordlaan 14 is de aanduiding 'karakteristiek' opgenomen, wat inhoudt dat waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen beschermd, hersteld of in stand moeten worden gehouden. Onderbouwing voor dit onderdeel staat in paragraaf 4.8 Cultuurhistorie.

1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 wordt het planvoornemen toegelicht. In Hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid behandeld. In Hoofdstuk 4 worden de resultaten van de onderzoeken en beoordelingen van verscheidene milieuaspecten toegelicht. In Hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Tot slot wordt in Hoofdstuk 6 de juridische planvorm beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

De Streefoordlaan is een zijweg van het historische lint Laarderweg. De Streefoordlaan is door de jaren heen bebouwd met een variatie aan woningen, voornamelijk tweekappers, vrijstaand en enkele korte rijen.

De locatie bestaat in de huidige situatie uit enkele percelen voor vier woningen, twee vrijstaande en een tweekapper, en meerdere vrijstaande bijgebouwen. De bebouwing is verouderd en daarmee geen duurzame woonomgeving.

Aansluitend aan de locatie ligt de buurt 'Het vierkante bosje', een ontwikkeling uit de 2006. Dit is een buurtje met een variatie aan korte rijen, tweekappers en enkele vrijstaande woningen en een basisschool.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.EMSStreefoordlaan-Va01_0003.jpg"

Afbeelding bestaande situatie

2.2 Toekomstige situatie

Het planvoornemen voor de locatie is om hier 11 woningen te ontwikkelen, twee korte rijen en één vrijstaande woning. De ontwikkeling sluit aan op de ontwikkeling van Het vierkante bosje, maar sluit in structuur aan op de Streefoordlaan.

De twee korte rijen richten zich met de voorkanten op de Streefoordlaan. De woningen worden uitgevoerd als één laag met kap en passen daarmee qua maat en schaal goed bij de omliggende bestaande woningen. Ook in architectuur sluiten de woningen aan op de omliggende traditionele architectuur van woningen aan de Streefoordlaan en Laarderweg. De vrijstaande woning voegt zich in een hoek van Het vierkante bosje en heeft de voordeur ook aan deze zijde.

Alle woningen worden voor de auto ontsloten via de Streefoordlaan. Voor de nieuwe woningen wordt een parkeerkoffer gerealiseerd achter de woningen. Hierdoor is er geen extra parkeren in de Streefoordlaan benodigd. Voor het laden & lossen wordt een parkeerhaven aan de Streefoordlaan gerealiseerd, dit was een behoefte vanuit de bestaande woningen, vanwege het smalle profiel van de Streefoordlaan. De vrijstaande woning wordt ontsloten vanaf de toegang tot de parkeerkoffer.

Tussen de ontwikkeling en Streefoordlaan 10 wordt een groenstrook aangelegd en ingericht op basis van de uitkomsten van de participatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.EMSStreefoordlaan-Va01_0004.jpg"

Afbeelding Stedenbouwkundig plan

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vastgesteld op 11 september 2020, is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

Specifiek beleid ten aanzien van het planvoornemen is niet opgenomen, daarom wordt de Nationale Omgevingsvisie niet nader toegelicht.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. Op 1 december 2020 is de geconsolideerde versie van het Barro in werking getreden. In het Barro zijn onder meer Rijksvaarwegen, grote rivieren en ecologische hoofdstructuur opgenomen. In het besluit is aangeven op welke wijze ruimtelijke plannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht.

Het plangebied ligt niet binnen een invloedssfeer van het Barro.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) / ladder van duurzame verstedelijking

In het Bro is met ingang van 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.1.6). De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro luidt als volgt:

De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Ladderonderbouwing

De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing bij stedelijke ontwikkelingen. Een plan wordt gezien als stedelijke ontwikkeling vanaf 12 woningen. Bij voorliggend plan worden er 11 nieuwe woningen gerealiseerd, dit telt dus niet als stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in de Bro.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie provincie Utrecht

Op 10 maart 2021 is de Omgevingsvisie provincie Utrecht vastgesteld. In deze omgevingsvisie legt de provincie haar integrale lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving van de provincie Utrecht vast. Dat is inclusief sociale aspecten die fysiek neerslaan, zoals toegankelijkheid en inclusiviteit. De omgevingsvisie is een samenvoeging van onder andere de ruimtelijke structuurvisie, mobiliteitsvisie, natuurvisie en het bodem-, water- en milieuplan.

De provincie wil dat de provincie Utrecht het groene, gezonde en slimme middelpunt van Nederland blijft, ook in 2050. Daarbij staat zij voor een flinke uitdaging: het aantal inwoners, woningen, banen en verplaatsingen groeit fors. Het grondgebied is te klein om al deze ruimtevragers los van elkaar een plek te bieden. De grootste opgave is daarmee de vraag hoe wij de verschillende functies ruimtelijk met elkaar kunnen combineren. Ook zal het nodig zijn om prioriteiten te stellen en keuzes te maken. Met zeven beleidsthema’s geeft de provincie richting aan de ontwikkeling en de bescherming van de gezonde en veilige leefomgeving. In 2050 is er een inclusieve en circulaire provincie Utrecht:

  • 1. waarin Stad en land gezond zijn;
  • 2. die Klimaatbestendig en waterrobuust is;
  • 3. waarin Duurzame energie een plek heeft;
  • 4. met Vitale steden en dorpen;
  • 5. die Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar is;
  • 6. met een Levend landschap, erfgoed en cultuur;
  • 7. die een Toekomstbestendige natuur en landbouw heeft.

Het planvoornemen sluit aan op het vierde beleidsthema, vitale steden en dorpen.

Vitale steden en dorpen

Mensen vinden de provincie Utrecht aantrekkelijk om in te wonen en te werken. De regio U16 en de regio Amersfoort behoren tot de meest gespannen woningmarktregio's in Nederland. De grote steden Utrecht en Amersfoort, en ook de andere steden en dorpen in de provincie Utrecht, zijn een populaire vestigingsplaats voor zowel inwoners als bedrijven en groeien snel. De behoefte aan wonen en werken is fors. Door het toenemend aantal huishoudens houdt de druk op de woningmarkt aan. Tot 2050 zijn 170.000 tot 202.000 extra woningen nodig om aan de volledige behoefte te voldoen (bron: Primos 2020). Voor de periode tot 2040 (de scope voor programmeren in de Ontwerp Omgevingsvisie) is de opgave 133.200 tot 165.700 woningen. De provincie kiest er in algemene zin voor om de ruimtevraag voor wonen en werken op een duurzame wijze te accommoderen via binnenstedelijke en binnendorpse ontwikkeling. Naast de omvangrijke opgave, krijgen kleinere steden en dorpen zo mogelijk passende ontwikkelruimte om te bouwen ten behoeve van lokale vitaliteit.

De voorgenomen ontwikkeling draagt positief bij aan de invulling van de woningbehoefte binnen de provincie en regio door extra woningen te ontwikkelen binnen bestaand stedelijk gebied.

3.2.2 Interim omgevingsverordening

Op 10 maart 2021 is de Interim omgevingsverordening vastgesteld. De Interim omgevingsverordening bevat regels voor gemeenten. De regels zijn nodig om het provinciale ruimtelijke beleid te kunnen realiseren.

Voor het planvoornemen is artikel 9.15 Instructieregel verstedelijking van toepassing.

Artikel 9.15 Instructieregel verstedelijking

  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Stedelijk gebied kan bestemmingen en regels bevatten voor verstedelijking.
  • 2. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Stedelijk gebied kan bestemmingen en regels bevatten voor woningbouw mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • a. de woningbouw past in het door gedeputeerde staten vastgestelde programma Wonen en werken;
    • b. de woningbouw leidt niet tot extra bodemdaling;
  • 3. Een motivering van een bestemmingsplan bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.

Onderbouwing artikel 9.15

Het planvoornemen is om woningbouw te realiseren. Er is sprake van verstedelijking, omdat met dit plan meer woningbouwmogelijkheden worden geboden dan in het vigerende bestemmingsplan is toegestaan. De realisatie van woningen in dit plangebied past binnen de omgevingsvisie en Interim omgevingsverordening. Verder is in paragraaf 3.1.3 de ladderonderbouwing toegelicht. Uit deze onderbouwing volgt dat het planvoornemen geen stedelijke ontwikkeling betreft.

3.3 Regionaal beleid

De gemeente Eemnes valt binnen de regio Gooi en Vechtstreek. Voor de regio is een ‘Regionale Woonvisie 2016 – 2030’ vastgesteld. De regio richt zich op een passend woningaanbod voor jong en oud, rijk en arm, kleine of grote huishoudens en goed of slecht ter been. De regio ontleent haar identiteit voor een groot deel aan de diversiteit aan landschappen en woonmilieus en is daardoor een aantrekkelijk vestigingsgebied voor al deze groepen. Het behouden en, waar mogelijk, versterken van deze diversiteit aan woonmilieus waarborgt de vitaliteit van de regio ook in de toekomst.

Zeker tot 2040 wordt nog een groei van de bevolking voorzien. Het passend faciliteren van deze groei, in combinatie met het behoud van de natuur- en cultuurhistorische waarden, vormt de komende jaren één van de belangrijkste uitdagingen voor de regio. Nieuwbouw zal nodig blijven en voorziet niet alleen in een directe woningbehoefte, maar wordt ook ingezet als strategisch instrument om de doorstroming in wijken op gang te brengen. De focus zal daarbij moeten liggen op binnenstedelijk bouwen en transformatie. Het behoud van de hoge ruimtelijke kwaliteit in de bebouwde omgeving is daarbij kaderstellend.

De realisatie van 11 woningen in dit plangebied vindt plaats binnen de bestaande bebouwingscontour (binnenstedelijk). Met de realisatie van deze woningen wordt een bijdrage geleverd aan het behoud van de hoge ruimtelijke kwaliteit van de bebouwde woonomgeving. De kwaliteit van het plan is nader toegelicht in paragraaf 2.2.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurplan Eemnes 2015

Op 28 juni 2004 is door de gemeenteraad van Eemnes het ‘Structuurplan Eemnes 2015 – Behoud door ontwikkeling’ vastgesteld en hiernaast is in 2011 een partiële herziening Structuurvisie opgesteld. Het structuurplan/de structuurvisie dient als toetsings- en ontwikkelingskader voor de gemeente Eemnes. Het structuurplan is opgedeeld in een structuurplan voor de periode tot 2015 en is aangevuld met een doorkijk naar 2030. Het structuurplan ziet de ruimtelijke ordening als een doorlopend proces, waarbij wordt uitgegaan dat behoud van het bestaande karakter alleen mogelijk is door gericht en actief actie te ondernemen. Daarom is ‘ontwikkeling’ het uitgangspunt van dit structuurplan. De veranderingsprocessen die door ontwikkelingen op gang worden gebracht worden in het structuurplan middels de lagenbenadering verkend. Binnen de lagenbenadering worden drie lagen onderscheiden, namelijk de ondergrond (groen en water), de netwerken (verkeer) en de occupatie (o.a. werken en wonen). Deze drie lagen zijn sturend voor de ruimtelijke ordening en de inrichting van het landschap.

De structuurplankaart fungeert als toetsingskader voor alle initiatieven die worden genomen voor ruimtelijke ontwikkelingen. Hierin is Eemnes opgedeeld in verschillende gebieden, waarvoor opgaven en uitgangspunten voor ontwikkeling zijn geformuleerd. Voor de Kern wordt beoogd: ‘de ontwikkeling van het nieuwe dorpscentrum, versterking van de aanwezige groenstructuur, ontwikkeling van (ouderen)woningen op vrijkomende locaties, reallocatie van voorzieningen, revitalisering van het bedrijventerrein Zuidbuurt en herinrichting van de Laarderweg tot verblijfsstraat’.

Het planvoornemen voorziet in de ontwikkeling van nieuwe woningen, onder andere voor ouderen. Het plan sluit daarmee aan op het structuurplan.

3.4.2 Toekomstvisie Eemnes 2030

De gemeente Eemnes heeft in 2008 een toekomstvisie opgesteld voor de periode tot 2020, waarbij er ook een doorkijk is gemaakt naar 2030. In de visie worden ontwikkelingen op het terrein van wonen, werken en voorzieningen onder de loep genomen en waar nodig bijgestuurd.

De toekomstvisie gaat uit van ‘behoud met ruimte voor dynamiek’. Hierbij wordt uitgegaan van de volgende hoofdlijnen:

  • 1. het landelijke karakter, gemeenschapszin, groenvoorzieningen en de leefomgeving van het huidige Eemnes behouden;
  • 2. tegelijkertijd binnen dat kader ruimte bieden voor dynamiek op het gebied van wonen, voorzieningenniveau (vooral door vergrijzing), bedrijvigheid en infrastructuur.

Voor wat betreft woningbouw heeft de toekomstvisie voor ogen dat bij de kwantitatieve bouwproductie gericht wordt op een uitbreiding van de woningvoorraad met gemiddeld 50 woningen per jaar (eigen behoefte – plus). Hierbij wordt gestuurd op een gestage bouwproductie, waarbij getracht wordt te voorkomen dat pieken en dalen ontstaan in de productie.

Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 11 woningen, 10 kleinere woningen voor ouderen of starters en 1 vrijstaande woning. Hiermee wordt voorzien in de toevoeging van woningen aan de lokale woningvoorraad. Deze ontwikkeling levert daarmee een bijdrage aan de toekomstvisie. Er wordt rekening gehouden met het karakter van de omgeving van het plangebied door het inpassen van woningen in maat, schaal en architectuur die aansluiten op de omgeving.

3.4.3 Woonvisie Eemnes 2019-2023

Het woonbeleid van de gemeente Eemnes is opgenomen in de woonvisie. De belangrijkste doelstelling van het woonbeleid is om de woningvoorraad, nu en in de toekomst, zo goed mogelijk af te stemmen op de woonwensen van de inwoners van de gemeente Eemnes. De samenstelling van onze bevolking verandert, net als hun woonwensen. Daarom is het nodig om continue te werken aan het zo goed mogelijk laten aansluiten van vraag een aanbod op de lokale woningmarkt. Een passende woning voor iedere Eemnesser dat is het gemeentelijk doel.

Eemnes heeft een groen en dorps karakter. Een dorp waar mensen elkaar kennen en helpen als dat nodig is. De gemeente biedt extra ondersteuning aan mensen die wat extra ondersteuning kunnen gebruiken, bijvoorbeeld bij het vinden van een passende woning.

De gemeente vindt het belangrijk dat de inwoners in iedere levensfase een passende woning kunnen vinden. Voor mensen die een eerste of volgende stap in hun wooncarrière willen zetten zullen voldoende passende woningen beschikbaar moeten zijn. Dit wil de gemeente bereiken door enerzijds doorstroming te stimuleren, waarbij de mensen die het hardst nodig hebben ook het eerst worden helpen. Daarnaast zal de gemeente de komende jaren nog de nodige woningen bijbouwen in Eemnes.

Het planvoornemen voorziet in 10 woningen in de huursector voornamelijk voor ouderen en starters. Binnen Eemnes is het aanbod van deze woningen beperkt, daarmee vormt de planontwikkeling een toevoeging aan de bestaande woningvoorraad. De woningen voor ouderen zorgen voor doorstroming en de woningen voor starters bieden een woning die binnen Eemnes maar beperkt beschikbaar is. De woningen zijn toekomstbestendig en worden op een zo duurzaam en kwalitatief mogelijke manier gerealiseerd.

De vrijstaande woning zal als woning of vrije kavel verkocht worden.

3.4.4 Doelgroepenverordening 2020

Op 22 juni 2020 is de Doelgroepenverordening 2020 vastgesteld. De doelgroepenverordening heeft tot doel om de gemeente in staat te stellen invloed uit te oefenen op woningbouwprogramma's in nieuwbouwprojecten en vormt de wettelijke basis voor het doorvoeren van gemeentelijk woonbeleid in bestemmingsplannen. De doelgroepenverordening kan alleen worden toegepast (voor huur en koop) als het in het bestemmingsplan is vastgelegd

Een bestemmingsplan kan regels bevatten met betrekking tot sociale huurwoningen, geliberaliseerde woningen voor middenhuur, sociale koopwoningen of particulier opdrachtgeverschap op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening. Op grond van art. 3.1 Wro mogen er in de regels van het bestemmingsplan voor woningbouwcategorieën alleen percentages gerelateerd aan het plangebied opgenomen worden.

In het plangebied worden een 4 sociale huurwoningen gerealiseerd. Hierdoor is het op grond van de Doelgroepenverordening mogelijk om regels in het bestemmingsplan te stellen ten aanzien van woningbouwcategorieën. Echter betreft het een klein aantal woningen, daarom zijn er hiervoor geen regels opgenomen in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of er ter plaatse van gevoelige functies, zoals wonen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen milieu-hinderlijke functies en gevoelige functies. Stantec heeft voor het planvoornemen een Memo - Quickscan bedrijven en milieuzonering uitgevoerd, de memo is toegevoegd als Bijlage 1.

4.1.1 Onderzoek

Het gehanteerde omgevingstype is een rustige omgeving. Dit omgevingstype wordt gehanteerd ondanks dat er in de buurt van de ruimtelijke ontwikkeling enkele niet-woonfuncties aanwezig zijn. Het is over het algemeen een rustige woonwijk. In de omgeving van de locatie zijn verschillende milieubelastende functies aanwezig. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de aanwezige functies.

Tabel: overzicht omliggende milieubelastende functies

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.EMSStreefoordlaan-Va01_0005.jpg"

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de VNG-richtafstand die behoort bij de functie van Kinderopvang Gastouder Bommeltje over de woonbestemming ligt van de geplande woningen. De conclusie is dat een nader akoestisch onderzoek naar het stemgeluid van kinderopvang Bommeltje noodzakelijk is.

Akoestisch onderzoek

Voor het nadere akoestische onderzoek dient er in het beginsel voldaan te worden aan stap 2 van de VNG-systematiek. Dit houdt in dat er voldaan moet worden aan de volgende richtlijnen:

  • Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) op de gevel van woningen:
    • 1. 45 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur (dagperiode);
    • 2. 40 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur (avondperiode);
    • 3. 35 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur (nachtperiode).
  • Maximaal geluidniveau (LAmax) op de gevel van woningen:
    • 1. 65 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur (dagperiode);
    • 2. 60 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur (avondperiode);
    • 3. 55 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur (nachtperiode).
  • Equivalent geluidniveau ten gevolge van verkeersaantrekkende werking:
    • 1. 50 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur (dagperiode);
    • 2. 45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur (avondperiode);
    • 3. 40 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur (nachtperiode).

In de omgeving van de ontwikkeling is alleen het terrein behorende bij kinderopvang Bommeltje van belang voor stemgeluid. De kinderopvang is geopend voor kinderen van alle leeftijden en is geopend op maandag en dinsdag van 08.00 - 18.00 uur en op donderdag van 7.30 - 17.30 uur. Het uitgangspunt is dat er maximaal 5 kinderen zijn, die gemiddeld 3 uur per dag buiten spelen. Ze gebruiken het gedeelte van het perceel tot de garage vanaf de voorzijde. Aangenomen is dat alle ouders hun kinderen zelf komen brengen en ophalen in een auto. Dit wordt beschouwd als worst-case. Dit levert een verkeersaantrekkende werking van 20 voertuigbewegingen per etmaal op (5 auto’s, brengen en halen, beide kanten op).

De toetspunten zijn geprojecteerd op de bouwvlakken die mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan. In onderstaande afbeeldingen zijn de bouwvlakken genummerd weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.EMSStreefoordlaan-Va01_0006.jpg"

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau

De openingstijden van kinderopvang Bommeltje bevindt zich in de dagperiode. In onderstaande tabel zijn de berekende langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus (LAr,LT) voor de dagperiode weergegeven ter plaatse van de beoordelingspunten als gevolg van de spelende kinderen op het buitenterrein van kinderopvang Bommeltje. Uit de rekenresultaten blijkt dat de richtwaarde van 45 dB(A) in de dagperiode (stap 2) niet wordt overschreden. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau vormt derhalve geen belemmering.

Tabel: Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in dB(A) voor de dagperiode

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.EMSStreefoordlaan-Va01_0007.jpg"

Maximaal geluidsniveau

In de onderstaande tabel is het maximaal geluidniveau (LAmax) voor de dagperiode ter plaatse van de beoordelingspunten als gevolg van de spelende kinderen, alsmede het dichtslaan van portieren van ouders die hun kinderen komen ophalen, gegeven voor de representatieve bedrijfssituatie.

Tabel Maximaal geluidniveau in de dagperiode in dB(A).

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.EMSStreefoordlaan-Va01_0008.jpg"

Uit de rekenresultaten blijkt dat de richtwaarde van 65 dB(A) in de dagperiode (stap 2) op een aantal toetspunten wordt overschreden tot maximaal 2 dB. De maximale geluidbelasting van 70 dB(A) (stap 3) wordt nergens overschreden. Het bevoegd gezag dient te beoordelen of de overschrijding van de richtwaarde aanvaardbaar wordt geacht in deze concrete situatie.

Een overweging van het bevoegd gezag kan zijn dat vanuit het Activiteitenbesluit (conform tabel 2.17a) een binnenniveau van 55 dB(A) in de dagperiode dient aangehouden te worden. Op basis van de maximale geluidbelasting van 67 dB(A) bedraagt de benodigde geluidwering 12 dB (67-55) om het binnenniveau van 55 dB(A) te kunnen garanderen. Met bouwkundige voorzieningen is het technisch haalbaar om een dergelijke geluidwering te behalen, zodat een goed woon- en leefklimaat in de woningen wordt gegarandeerd.

Indirecte hinder

In de voorliggende situatie is sprake van een verkeersaantrekkende werking door ouders die kinderen brengen en ophalen van kinderopvang Bommeltje. De ontsluiting van dit verkeer zal via de Laarderweg gaan. Aangezien de Streefoordlaan een doodlopende weg is, zullen ouders op een van de nabijgelegen parkeerplaatsen parkeren dan wel op een van de opritten draaien en terugrijden. In onderstaande tabel zijn de equivalente geluidsniveaus ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking gegeven.

Tabel Equivalent geluidsniveau t.b.v. indirecte hinder in dB(A) voor de dagperiode.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.EMSStreefoordlaan-Va01_0009.jpg"

Uit de tabel wordt duidelijk dat de toetsingswaarde van 50 dB(A) in de dagperiode (stap 2) als gevolg van de verkeersaantrekkende werking door het brengen en ophalen van kinderen op geen van de toetspunten wordt overschreden. Indirecte geluidhinder vormt geen belemmering voor dit plan.

4.1.2 Conclusie

Uit de rekenresultaten voor zowel het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, het maximale geluidsniveau en de equivalente geluidsbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking, blijkt dat de relevante maximale geluidbelastingen (stap 3) ter plaatse van de verschillende woonblokken niet wordt overschreden. Wel dient het bevoegd gezag te beoordelen of de overschrijding van de richtwaarde (stap 2 voor maximaal geluidsniveau) aanvaardbaar wordt geacht in deze concrete situatie. Hiermee vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor het planvoornemen.

4.2 Geluid

Stantec heeft de geluidsbelastingen op de nieuwe woningen als het gevolg van wegverkeer onderzocht. Het rapport is als Bijlage 2 bijgevoegd aan de toelichting.

4.2.1 Onderzoek

De woningen zijn gelegen in een geluidzone van meerdere wegen, het bedraagt de volgende wegen: Rijksweg A27, Verlengde Laarderweg, Zuidersingel, Noordersingel, Laarderweg, Streefoordlaan en Vierkante Bosje. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de berekende geluidbelastingen vanwege het wegverkeer op de onderzochte wegen. Uit de berekeningen blijkt dat de hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 dB nergens wordt overschreden ter plaatse van de bouwblokken A, B en C (zie paragraaf 4.1.1 voor de bouwblok verdeling). Het vaststellen van hogere waarden is dan ook niet benodigd.

Tabel: Overzicht berekende geluidbelastingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.EMSStreefoordlaan-Va01_0010.jpg"

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ook het cumulatieve geluidniveau berekend vanwege het verkeer op zowel de gezoneerde als de omliggende 30 km/uur-wegen en het stemgeluid vanwege de naastgelegen kinderopvang Bommeltje. Uit de cumulatie berekening blijkt dat de cumulatieve geluidbelastingen variëren van 41 dB tot maximaal 50 dB. Dit betekent dat de MKM Lden geclassificeerd is als “Goed”, waardoor ter plaatse van de nieuwe woningen sprake is van een akoestisch goed woon- en leefklimaat.

4.2.2 Conclusie

Geluid vormt geen belemmeringen voor het planvoornemen.

4.3 Externe veiligheid

Stantec heeft voor het planvoornemen een onderzoek uitgevoerd naar het aspect externe veiligheid. Het rapport is als Bijlage 3 bijgevoegd aan de toelichting.

4.3.1 Onderzoek

Uit de risicokaart blijkt dat in de wijde omgeving van het plan verschillende risicobronnen aanwezig zijn. In onderstaande afbeelding is de ligging van deze risicobronnen weergegeven ten opzichte van de globale ligging van het bouwplan (rood vlak).

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.EMSStreefoordlaan-Va01_0011.jpg"

Afbeelding Overzicht relevante risicobronnen t.o.v. bouwplan Streefoordlaan te Eemnes (rood vlak). De blauwe cirkels tonen de invloedsgebieden behorende bij BP servicestation Koot BV.

De meest van belang zijnde risicobronnen zijn de Rijksweg A27 (1) en BP servicestation Koot BV (2).

In de Regeling Basisnet wordt voor alle Rijkswegen een risicoplafond - dat wil zeggen hoeveel risico er maximaal mag zijn - vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast wordt beschreven welke ruimtelijke ontwikkelingen wel en niet zijn toegestaan in het gebied tot 200 meter vanaf de infrastructuur.

Rijksweg A27

Uit de risicokaart blijkt dat de Rijksweg A27 op 320 meter van het plangebied is gelegen. Het plangebied bevindt zich langs wegvak F43 (Afrit 36 – Knp. Eemnes).

Het bouwplan is niet gelegen binnen 200 meter van een spoorweg, waardoor een onderzoek naar de hoogte en toename van het groepsrisico voor deze transportroute niet benodigd is. Uit het onderzoek blijkt dat de invloedsgebieden van zowel brandbare (stofgroep GF3) als toxische stoffen (stofgroep LT2) wel over het bouwplan is gelegen. Op basis van artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) dient inzicht te worden gegeven in de aspecten van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De onderbouwing met betrekking bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid zijn opgenomen in Bijlage 3 hoofdstuk 3. Uit deze onderbouwing blijkt dat er geen belemmeringen te verwachten zijn voor bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

BP servicestation Koot BV

Bij het BP servicestation Koop BV kan LPG worden getankt, wat een risicovolle activiteit betreft. Deze inrichting bevindt zich 420 meter ten zuidwesten van het bouwplan. Zoals in bovenstaande afbeelding kan worden gezien, ligt het invloedsgebied van deze inrichting niet over het bouwplan. Het uitvoeren van een QRA en een verantwoording van het groepsrisico is niet benodigd.

4.3.2 Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor het planvoornemen.

4.4 Verkeer en parkeren

4.4.1 Verkeer

Verkeersgeneratie

In de plansituatie worden 11 nieuwe woningen toegevoegd. Hiervoor is, op basis van kencijfers van het CROW publicatie 381, de verkeersgeneratie bepaald voor de beoogde situatie ten opzichte van de huidige situatie. De gemeente Eemnes valt qua normering in de categorie ‘weinig stedelijk’ en de locatie ligt in de rest bebouwde kom:

Huidige situatie

  • 2 vrijstaande woningen * 8,6 verkeersbewegingen = 17,2 verkeersbewegingen
  • 2 twee-onder-een kapwoningen * 8,2 verkeersbewegingen = 16,4 verkeersbewegingen
  • Totaal: 33,6 verkeersbewegingen

Beoogde situatie

  • 4 sociale huurwoningen * 6.0 verkeersbewegingen = 24 verkeersbewegingen
  • 1 vrijstaande woning * 8,6 verkeersbewegingen = 8,6 verkeersbewegingen
  • 6 tussen-/hoekwoningen * 7,8 verkeersbewegingen = 46,8 verkeersbewegingen
  • Totaal: 79,4 verkeersbewegingen

Daarmee gaat het om een toename van 45,8 verkeersbewegingen per dag.

Voor de ontwikkeling wordt een parkeerkoffer gerealiseerd aan de noordzijde van de locatie. Daarmee is de belasting van extra verkeersbewegingen op de Streefoordlaan minimaal en wordt alleen het eerste/noordelijke deel vanaf de Laarderweg gebruikt voor de ontsluiting. Het noordelijk deel van de Streefoordlaan heeft voldoende breedte om de extra verkeersbewegingen te verwerken.

4.4.2 Parkeren

Voor de 11 woningen is de parkeerbehoefte bepaald op basis van de CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren). De parkeerbehoefte is als volgt:

4 sociale huurwoningen * norm 1,3 : 5,2

1 vrijstaande woning * norm 1,8 : 1,8

6 tussen-/ hoekwoningen * norm 1,5 : 9

Totaal : 16 parkeerplaatsen

Het piekmoment in de parkeerbehoefte is de avond. Dan is volgens genoemde publicatie 90% van de bewoners thuis en 80% van de bezoekers van de bewoners. Bij elke norm is het bezoekersdeel 0,3 parkeerplaats. Dat komt dus neer op een piekbehoefte van (12,7 * 0,9) + (3,3 * 0,8) = (afgerond) 14 parkeerplaatsen.

In het plan wordt een parkeerkoffer met 15 parkeerplaatsen gerealiseerd en daarmee wordt voldaan aan de parkeervraag van 14 parkeerplaatsen.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Onderzoek

Nsl Monitoringstool

Uit de monitoringstool (2021) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) ter plaatse van de dichtstbij gelegen doorgaande wegen, Rijksweg A27, Laarderweg en Wakkerendijk, nergens meer bedragen dan grenswaarden 40 ug/m3. De concentratie NO2 bedraagt maximaal 18,5 ug/m3 en concentratie PM10 bedraagt maximaal 16,9 ug/m3. De fijnstof (PM2,5) concentraties zijn nergens hoger dan 9,2 ug/m3 (grenswaarde 25 ug/m3). Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 6,0 waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.

Het is de verwachting dat door het schoner worden van de auto's de concentratie van met name stikstofoxide in de lucht in de toekomst nog lager is.

NIMB-tool

Voor projecten waarvan duidelijk is dat deze niet in betekende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. Dit is geregeld in het Besluit niet in betekende mate bijdragen (NIBM). In de bij het NIBM behorende Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die in niet betekende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die ingeval van één ontsluitingsweg niet meer dan 1.500 nieuwe woningen mogen omvatten. Bij twee ontsluitingswegen mogen uitbreidingslocaties niet meer dan 3.000 woningen bevatten. Het planvoornemen voldoet niet aan de grenswaarden die gesteld worden om een NIBM-tool berekening uit te voeren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt het NIBM-tool toch ingevuld.

Voor de planlocatie is voor het totale aantal gegenereerde ritten in de plansituatie uitgegaan van de gestelde verkeersgeneratie uit paragraaf 4.4.1. Met behulp van de NIMB-tool is op globale wijze beoordeeld of er hiermee sprake is van een al dan niet in betekende mate bijdrage van het plan aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het resultaat van de berekening geeft aan dat het plan hiermee niet in betekende mate bijdraagt. De uitkomst is opgenomen in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.EMSStreefoordlaan-Va01_0012.jpg"

Afbeelding: berekening NIBM-tool

De extra bijdrage door het aan de woningen verbonden verkeer draagt niet in betekende mate bij en is derhalve minder dan 1,2 ug/m³ (de NIMB-grens). Bij de invulling van de NIMB-tool is uitgegaan van een worst-case benadering. Hierdoor is het realisatie jaar op 2024 geplaatst en een 5,0% aandeel in vrachtverkeer van en naar het plangebied. Hiermee wordt voldaan aan de ambities voor luchtkwaliteit.

4.5.2 Conclusie

Luchtkwaliteit vormt geen belemmeringen voor het planvoornemen.

4.6 Flora en fauna

Stantec heeft een Quickscan beschermde planten- en diersoorten uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 4 bijgevoegd.

4.6.1 Onderzoek

Uit het onderzoek blijkt dat er een biotoop is aangetroffen die geschikt is voor beschermde soorten (Wnb) waarvoor geen algemene vrijstelling geldt. Het gaat om soorten uit de volgende soortgroepen: algemene broedvogels, vogels met jaarrond beschermde nesten, amfibieën en vleermuizen. In onderstaande tabel is per soortgroep aangegeven of er nader onderzoek nodig is en mogelijk een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming, of dat men volstaat met het werken middels een ecologisch werkprotocol.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.EMSStreefoordlaan-Va01_0013.jpg"

Uit bovenstaande tabel blijkt dat er nader onderzoek nodig is naar de verblijfplaatsen van vleermuizen, huismus en gierzwaluw in de aanwezige bebouwing. Nader onderzoek naar de overige soortgroepen is niet benodigd, mits de maatregelen zoals in bovenstaande tabel omschreven opgevolgd worden. Dit wordt geborgd in een voorwaardelijke verplichting in de regels.

4.6.2 Stikstofdepositie

Stantec heeft een stikstofdepositieberekening uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 5 bijgevoegd aan de toelichting. Uit de berekening blijkt dat de bouwfase en de toekomstige gebruiksfase van de nieuwe woningen niet leiden tot stikstofdepositie ter plaatse van de stikstofgevoelige habitattypen in de omliggende Natura 2000-gebieden. De Wet natuurbescherming vormt dan ook geen belemmering.

Deze berekening wordt geactualiseerd voor vaststelling van het bestemmingsplan op basis van het dan geldige Aeriusmodel.

4.6.3 Conclusie

Er is nader onderzoek benodigd naar de verblijfplaatsen van vleermuizen, huismus en gierzwaluw in de bebouwing.

Voor het onderdeel gebiedsbescherming is een stikstofberekening uitgevoerd waaruit blijkt dat er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar zijn.

4.7 Archeologie

Transect heeft een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor het planvoornemen. Het rapport is opgenomen als Bijlage 6.

4.7.1 Onderzoek

Op basis van het bureauonderzoek ligt het plangebied in een zone waarbinnen gordeldekzandwelvingen voorkomen. Deze hebben zich ontwikkeld aan de voet van de stuwwallen van het Gooi en kunnen vanaf het maaiveld voorkomen. Op grond van de ouderdom en karakteristieken van de verwachte afzettingen in het gebied, het dekzand, kunnen in het plangebied theoretisch gezien vindplaatsen uit de periode Laat-Paleolithicum - Neolithicum aanwezig zijn. Het voorkomen van dergelijke vindplaatsen zal hier met name samenhangen met de aanwezigheid van voormalig, intact gordeldekzandreliëf, waarbij de hoger gelegen flanken en welvingen de voorkeur verdienden voor nederzetting en landgebruik. De verwachting op de aanwezigheid van dergelijke resten is hoog. Voor wat betreft de periode Bronstijd - Vroege Middeleeuwen is de verwachting laag, aangezien het plangebied in deze periode in een veengebied gelegen heeft, dat weinig tot geen mogelijkheden tot bewoning bood. Voor wat betreft de Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd is de verwachting eveneens laag. Het gebied bevindt zich in een voorheen woest gebied tussen Noord-Holland en Utrecht in. Op historische kaarten is het plangebied vanaf de 18e eeuw onbebouwd geweest. Hierom is het niet waarschijnlijk dat in het plangebied van de Nieuwe tijd (en waarschijnlijk ook de Late Middeleeuwen) nederzettingsresten te verwachten zijn. Zodoende geldt voor deze periode een lage archeologische verwachting. Het is echter niet uitgesloten dat sporen van landgebruik aanwezig kunnen zijn, bijvoorbeeld te relateren aan perceelgreppels die in het plangebied liggen.

Op basis van het veldonderzoek ligt het plangebied op dekzand wat is afgedekt door een bouwlanddek. Het dekzand is aangetroffen vanaf 45-65 cm -Mv (0,72-0,37 m +NAP). In het oosten en zuiden van het plangebied zijn sporen van bodemvorming aangetroffen in het dekzand, in de vorm van een B-horizont (boring 5) en BC-horizonten (boring 3 en 6). De aanwezigheid van een B-horizont bevestigt de verwachting op de aanwezigheid van een laarpodzolgrond in het gebied. De B-horizont in boring 5 is aangetroffen vanaf 45 cm -Mv (0,72 m +NAP). In de rest van de boringen is het dekzand aangetroffen binnen 65 cm -Mv (0,37 m +NAP). Hieruit kan worden afgeleid dat niet meer dan 20 cm van het dekzand ontbreekt. Het is mogelijk dat diepe grondsporen nog zichtbaar zullen zijn in het dekzand. Met deze resultaten is de hoge verwachting op archeologische resten uit het Neolithicum bevestigd. Archeologische resten uit de periode Laat-Paleolithicum - Mesolithicum typeren zich door ondiepe grondsporen en een dunne vondstlaag op de top van het dekzand. De top van het dekzand is niet meer intact aanwezig, getuige het ontbreken van een E-horizont. Zodoende is de hoge verwachting op archeologische resten uit de periode Laat- Paleolithicum - Mesolithicum bij te stellen naar laag. Ter hoogte van boring 2 bleek het dekzand tot 100 cm -Mv verstoord. Het gaat hier echter mogelijk om een lokale verstoring.

Advies

Voor het plangebied bestaat het voornemen het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de sloop van de huidige bebouwing (460 m2) en de realisatie van rijtjeswoningen (1040 m2) en een vrijstaande woning (85 m2) in het gebied. In het plangebied geldt een hoge archeologische verwachting voor het Neolithicum en een lage verwachting voor de periode Laat-Paleolithicum –Mesolithicum en de periode Bronstijd – Nieuwe Tijd. Transect adviseert deze verwachting uit te werken in het bestemmingsplan. Het archeologische niveau is aangetroffen vanaf 45 cm -Mv. Wanneer voor de toekomstige plannen werkzaamheden plaatsvinden beneden 15 cm -Mv (buffer van 30 cm boven het archeologische niveau) adviseren wij om een vervolgonderzoek uit te voeren (karterende en waarderende fase) en een oppervlakte van 200m2. Gezien de verwachting op vindplaatsen die zich kenmerken door grondsporen kan dit het beste plaatsvinden door middel van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Transect adviseert daarnaast om de sloop van de bestaande bebouwing beneden maaiveld onder archeologische begeleiding te laten plaatsvinden. Voor gravend onderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk dat door het bevoegd gezag is goedgekeurd (gemeente Eemnes).

4.7.2 Conclusie

Uit het onderzoekt blijkt dat voor het hele plangebied een hoge verwachting geldt. Hierdoor wordt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoge verwachting opgenomen voor het gehele plangebied.

 

4.8 Cultuurhistorie

De woning aan Streefoordlaan 14 is in het huidige bestemmingsplan aangeduid als 'karakteristiek'. Deze aanduiding houdt in dat waarvolle bebouwingskenmerken en -elementen in stand moeten worden gehouden of moeten worden beschermd of hersteld.

De woning aan de Streefoordlaan is in slechte staat en biedt daarmee niet langer een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Daarom is ervoor gekozen om de woning te slopen en ruimte te maken voor kleinere en goedkopere woningen die aansluiten op de huidige woningvraag (woonvisie). De architectuur van de nieuwe woningen is geïnspireerd op de traditionele architectuur van Eemnes, daarmee vervangt het niet de aanduiding 'karakteristiek', maar zorgt wel voor een passende invulling op deze plek, met karakteristieke bebouwingskenmerken en -elementen. De woningen zijn zowel qua volume als materialisering passend in de omgeving en in het dorp Eemnes.

4.9 Bodem

Stantec heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is toegevoegd als Bijlage 7.

4.9.1 Onderzoek

Uit het onderzoek blijkt dat de bovengrond en grotendeels de ondergrond licht verontreinigd is met zware metalen en PAK. Het grondwater is niet verontreinigd. De ondergrond van boring 06 is plaatselijk (traject 0,5-1,0 m-mv; zintuiglijk geen bodemvreemde bijmenging) sterk verontreinigd met zink. De diepere ondergrond van boring 06 (1,0-2,0 m-mv) is niet verontreinigd. Dit betekent dat aan de hand van onderhavige onderzoeksresultaten mogelijk sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging met zink in de grond. De exacte omvang van de verontreiniging is niet bepaald, waardoor het uitvoeren van een nader bodemonderzoek noodzakelijk is. Op de onderzoekslocatie is er het voornemen om sloop- en bouwwerkzaamheden uit te voeren. Direct aangrenzend van boring 06 bevindt zich op dit moment nog bebouwing. Stantec adviseert daarom om ná de sloop van de panden, het nader bodemonderzoek naar de zinkverontreiniging bij boring 06 uit te voeren. Hiermee kan de ondergrond ter plaatse van het pand bij boring 06 ook onderzocht worden.

4.9.2 Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat er nader onderzoek benodigd is. Dit wordt geborgd in een voorwaardelijke verplichting in de regels.

4.10 Water

Stantec heeft een waterparagraaf opgesteld voor het planvoornemen. De volledige paragraaf is bijgevoegd als Bijlage 8 aan de toelichting.

4.10.1 Onderzoek

Verharding

In de onderstaande tabel is de oppervlakteverdeling weergegeven tussen de bestaande vs. toekomstige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.EMSStreefoordlaan-Va01_0014.jpg"

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat er een toename is van de verharding met 199m2. Bij ruimtelijke (her)ontwikkelingen is vaak sprake van een toename van het verhard oppervlak en daarmee een afname van het infiltratieoppervlak. Hierdoor zal hemelwater versneld worden afgevoerd naar de riolering of het oppervlaktewater. Dit is ongewenst en dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Uitgangspunt is dat het hemelwater zoveel mogelijk in het plangebied blijft. De wijze waarop kan per situatie verschillen en is gebiedsafhankelijk.

Volgens het beleid van het Waterschap Vallei en Veluwe moet er een berging van 60 mm per m2 verhard oppervlak gerealiseerd worden. Met een toekomstig verhard oppervlak van 1.946 m² is er vanuit de Keur van het waterschap Vallei en Veluwe een verplichting tot aanleg van een bergingsvoorziening. Voor het plangebied is de rekensom te maken: 1.946 m2 * 60 mm = 117 m3.

In de toekomstige situatie zal de afvoer van neerslag, afkomstig van de daken en verharding moeten worden opgevangen op eigen terrein. Het streven van de gemeente is om hemelwater zoveel mogelijk vast te houden in het gebied, bij voorkeur door het bovengronds te bergen of in de bodem te infiltreren. Hiervoor wordt de volgende volgorde aangehouden: vasthouden – infiltreren in bodem – afvoer naar oppervlaktewater (aanliggend) – afvoer naar gemeentelijk hemelwaterriool.

Om te voldoen aan de bergingseis kan waterberging aangelegd worden in de vorm van:

  • Sedemdaken tot een helling van maximaal 35% die het water tijdelijk vasthouden en vertraagd afvoeren via de regenpijp.
  • Infiltratiekratten onder de parkeerplaatsen en/of rijweg om het water tijdelijk te bergen en vervolgens te laten infiltreren in de ondergrond.
  • Wadi of (zak)sloot in de groenstrook om water tijdelijk te bergen en vervolgens te laten infiltreren in de ondergrond

Het voorgaande dient bij de verdere civieltechnische uitwerking van het plan middels een op te stellen waterhuishoudkundig rioleringsplan te worden bepaald.

Riolering

In het plangebied worden 11 nieuwe woningen gerealiseerd. Uitgaande van een gemiddeldewoningbezetting van 2,2 bewoners, een gemiddelde vuilwaterproductie van 120 liter per persoon per dag en een piekbelasting van 12 liter per persoon per uur is er in de onderstaande tabel een berekening gemaakt over de vuilwater productie van de huishoudens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.EMSStreefoordlaan-Va01_0015.jpg"

In totaal zal er vanuit het plangebied 2,90 m3 per dag worden afgevoerd naar het gemeentelijke rioleringsstelsel. Daarnaast zal het riool moeten worden gedimensioneerd op de piekbelasting van 0,29 m3 per uur. Het vuilwater vanuit het plangebied dient te worden aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. De verdere uitwerking hiervan dient in samenspraak met de gemeente Eemnes te worden uitgevoerd.

4.10.2 Conclusie

Het aspect water levert geen belemmeringen op, maar bij de verdere civieltechnische uitwerking van het plan wordt middels een op te stellen waterhuishoudkundig rioleringsplan te worden bepaald hoe de waterberging wordt gerealiseerd.

4.11 M.e.r.-beoordeling

4.11.1 Kader

Voor het voorliggende bestemmingsplan wordt onderzocht of de activiteiten(en), die het plan mogelijk maakt, m.e.r.-plichtig zijn. In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen in onderdeel C (m.e.r.-plicht) en onderdeel D (m.e.r.-beoordelingsplicht). Daarnaast dient het college van Burgemeester en Wethouders bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen;

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In onderdeel C zijn activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor het maken van een milieueffectrapportage verplicht is. In onderdeel D zijn de activiteiten, plannen en besluiten waarvoor een m.e.r.-procedure van toepassing is.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is te beschouwen als een eenvoudige, compacte versie van de m.e.r.-beoordeling. De vraag die beantwoordt moet worden is of, gelet op de omvang (waarvoor de drempelwaarde een indicatie geeft), én de aard en de ligging van het project, sprake kan zijn van aanzienlijke milieueffecten, waardoor het opstellen van een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

4.11.2 Beoordeling

Het planvoornemen betreft het realiseren van 11 woningen. Het plan bevat een activiteit die genoemd wordt in onderdeel D van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage. In onderdeel D is onder D 11.2 de volgende activiteit opgenomen; de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen valt onder onderdeel D in de bijlage van het Besluit Milieueffectrapportage. In de volgende gevallen waarop de activiteit betrekking heeft op is een aparte m.e.r.-beoordeling nodig;

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer

De omvang van het planvoornemen blijft onder de drempelwaarden genoemd in onderdeel D.11.2 in de bijlage van het Besluit Milieueffectrapportage. Het planvoornemen betreft het realiseren van 11 woningen en zit daarmee ruim onder de drempelwaarde van 2000 woningen waarvoor een aparte m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Wel is het nodig om voor het te nemen besluit kort uit te leggen dat er geen significante milieugevolgen voor de omgeving zijn. Dit heet een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

  • 1.  Kenmerken project

Het planvoornemen betreft het realiseren van 11 woningen in de gemeente Eemnes en zit daarmee ruim onder de drempelwaarde van 2000 woningen.

  • 2. Plaats van het project

Het plangebied ligt in de kern van Eemnes.

  • 3. Samenhang met andere activiteiten

Het plan heeft geen samenhang met andere ontwikkelingen.

  • 4. Kenmerken van de (mogelijk belangrijke) nadelige milieugevolgen

De nieuwe ontwikkeling in het plangebied leidt niet tot belangrijke milieugevolgen. Er is geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht. Uit de beoordelingen van de aspecten verkeer (paragraaf 4.4.1), bedrijven- en milieuzonering (paragraaf 4.1), bodem (paragraaf 4.9), archeologie (paragraaf 4.7), externe veiligheid (paragraaf 4.3), flora en fauna (paragraaf 4.6), stikstof (paragraaf 4.6.2), geluid (paragraaf 4.2), luchtkwaliteit (paragraaf 4.5) en water (paragraaf 4.10) blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor het planvoornemen.

4.11.3 Conclusie

De uitkomst van de m.e.r.- beoordeling is dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van de kenmerken en de locatie van het project die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in de directe omgeving. Voor een aantal milieueffecten dienen er nog nadere onderzoeken uitgevoerd te worden die geborgd worden door middel van een voorwaardelijke verplichting.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.1.1 Participatie

Ter voorbereiding op dit bestemmingsplan is er op meerdere momenten met de buurt en direct omwonenden geparticipeerd. Er zijn twee participatiebijeenkomsten geweest voor de buurtbewoners. Hierin is gesproken over de stedenbouwkundige opzet, postitionering van gebouwen, verkeer & parkeren, architectuur en inrichting van de openbare ruimte.

Naar aanleidingen van deze avond zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • bocht Streefoordlaan is verruimd
  • woningen naar achteren op het perceel voor extra afstand tot bestaande woningen
  • toevoeging van scherm aan zijde Streefoordlaan 10 i.v.m. geluid

En is er op basis van inbreng van de omwonenden een uitwerking gedaan van de architectuur en de inrichting van de openbare ruimte.

Naast deze bijeenkomst hebben er meerdere gesprekken plaatsgevonden met de direct aangrenzende eigenaren.

5.1.2 Inspraak, vooroverleg, ambtelijke wijzigingen
5.1.2.1 Vooroverleg

Het ontwerp bestemmingsplan wordt, in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening, aan de vooroverlegpartners aangeboden.

5.1.3 Zienswijzen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is in artikel 3.8 bepaald dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Daarin is bepaald dat het ontwerp bestemmingsplan voor een termijn van 6 weken ter inzage moet worden gelegd. Een ieder wordt hiermee in de gelegenheid gesteld, schriftelijk en/of mondeling zijn zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen.

Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 20 december 2023 tot en met 31 januari 2024 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn was een ieder in de gelegenheid om zienswijzen op het plan in te dienen. Er is 1 zienswijze ingediend. Voor de zienswijze en de beantwoording van de zienswijze wordt verwezen naar de nota van zienswijze die als Bijlage 9 aan dit bestemmingsplan is toegevoegd. De volgende aanpassing is er gedaan in het bestemmingsplan:

Nr   Wijziging naar aanleiding van zienswijze  
1   In artikel 6.2 van de planregels is de volgende bepaling toegevoegd:
6.2.6 Voorwaardelijke verplichting fysieke afscheiding
Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van de onder 6.1 sub a genoemde functie wordt niet eerder verleend nadat zeker is gesteld, dat tussen de woningen Streefoordlaan 10 en 12 een fysieke afscheiding wordt geplaatst, die voor de voorgevelrooilijn van Streefoordlaan 10, 1 meter hoog is en achter de voorgevelrooilijn van Streefoordlaan 10, 2 meter hoog is.  

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeente verplicht bij een procedure waarin bouwplannen zijn opgenomen als aangewezen in artikel 6.12 Wro juncto artikel 6.12 Besluit ruimtelijke ordening, een exploitatieplan vast te stellen. Er hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld als het verhalen van kosten anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld doordat een anterieure overeenkomst is gesloten met de initiatiefnemer.

In artikel 3.1.6 sub i van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgesteld dat inzicht gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt met het bouwplan moet (economisch) uitvoerbaar zijn en kunnen worden gerealiseerd.

De gronden van het plangebied zijn in eigendom van de hervormde gemeente. Voor afspraken over de kosten van de ontwikkeling en mogelijk andere kosten wordt met de gemeente Eemnes een anterieure overeenkomst gesloten.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. Het juridische gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en in welke vorm er gebouwd mag worden.

6.2 Opbouw regels

Voor het bestemmingsplan Streefoordlaan, Eemnes is gekozen voor een gedetailleerd plan, hierbij is de verkaveling van het plangebied als uitgangspunt gehanteerd.

6.3 Bestemmingen

De planregels zijn opgedeeld in 4 hoofdstukken. In het eerste Hoofdstuk worden de inleidende regels gegeven. In het tweede Hoofdstuk is de bestemmingsregeling gegeven die gelden voor het plangebied. In Hoofdstuk 3 zijn vervolgens de algemene regels opgenomen. Tot slot staan in Hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. In de onderstaande paragrafen wordt per artikel uiteen gezet wat de functie van het artikel is binnen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1) en Wijze van meten (Artikel 2)

De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in Artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van de begrippen. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

De gronden binnen de bestemming ‘Groen’ zijn bestemd voor groen, water, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden. Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht, uitgezonderd in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 4 Tuin

Voor de voortuinen (en in sommige gevallen ook zij- en delen van achtertuinen), die bijdragen aan het groene karakter van het dorp, is de bestemming ‘Tuin’ opgenomen. Binnen de bestemming ‘Tuin’ mag geen bebouwing worden opgericht, uitgezonderd erkers aan de voorzijde en in de bestemming passende bouwwerken met een hoogte van ten hoogste 1 meter. Erkers in zijtuinen zijn als afwijking bij omgevingsverordening onder voorwaarden mogelijk gemaakt.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

Binnen de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ vallen woonstraten, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water. Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht, uitgezonderd in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 6 Wonen

Op de gronden met de bestemming ‘Wonen’ zijn woningen toegestaan met daarbij behorende erven en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken. De maximale goot- en bouwhoogte van de bebouwing die gerealiseerd mag worden is middels een aanduiding op de verbeelding weergegeven, evenals de typologie waarin gebouwd dient te worden (aaneengebouwd en vrijstaand).

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gerealiseerd tot een maximum van 50 m2, waarbij ten minste een aaneengesloten oppervlakte van 25 m2 van het zij- en achtererf onbebouwd of onoverdekt dient te blijven. Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huisgebonden beroepen en bedrijvigheid onder voorwaarden mogelijk, conform de gemeentelijke standaarden. Daarnaast is een regeling opgenomen voor verticale splitsing van woningen groter dan 150 m2 en voor horizontale splitsing van sociale huurwoningen tot ten hoogste 2 wooneenheden.

Artikel 7 Waarde - Archeologie hoge verwachting 

Ter bescherming en veiligstelling van (mogelijke) archeologische waarden in het gebied is een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ opgenomen met daaraan gekoppeld een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden. Per ‘categorie’ geldt voor bouw- en graafwerkzaamheden een andere oppervlakte c.q. diepte waarboven archeologisch onderzoek vereist is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meegeteld mag worden bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 9 Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels zijn algemene bepalingen opgenomen ten aanzien van bestaande maatvoeringen en (beperkte) overschrijdingen van bouwgrenzen. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen omtrent de parkeernormering bijontwikkelingen alsmede een aantal vormen van strijdig gebruik.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de mogelijkheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de regels ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor beperkte overschrijdingen of verschuivingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van (technisch) betere realisatie van projecten of correctie van afwijkingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

In deze bepaling wordt inhoud gegeven aan het overgangsrecht betreffende bouwwerken en het gebruik, met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Artikel 14 Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling bevat de titel van het plan.