Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Hessenweg 6-12
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0310.0018BP15003-VG01
Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 
Artikel 1 Begrippen
 
Lid 1.1 het plan
het 'Bestemmingsplan Hessenweg 6-12' met identificatienummer NL.IMRO.0301.0018BP15003-ON01 van de gemeente De Bilt;
 
Lid 1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;
 
Lid 1.3 aan-huis-gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
Lid 1.4 Aanbouw:
een aan een hoofdgebouw aanwezig bouwwerk dat al dan niet rechtstreeks vanuit dat hoofdgebouw toegankelijk is;
 
Lid 1.5 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
Lid 1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
Lid 1.7 antenne
een constructie, bestaande uit een mast, een ontvang- en zendmast of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;
 
Lid 1.8 Antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
 
Lid 1.9 Antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
 
Lid 1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
Lid 1.11 bedrijf
het bedrijfsmatig vervaardigen of repareren van goederen, dan wel het verrichten van ambachtelijke diensten;
 
Lid 1.12 Bed and breakfast
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;
 
Lid 1.13 bestaand bouwwerk
een bouwwerk, dat ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaat, dat/die of in uitvoering is of dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd;
 
Lid 1.14 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
Lid 1.15 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
Lid 1.16 Bijgebouw
  1. aangebouwd bijgebouw:
     
een op hetzelfde bouwperceel aan de woning/gebouw vaststaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is, waarbij de functionele ongeschiktheid niet geldt voor huisvesting in verband met mantelzorg;
  1. vrijstaand bijgebouw:
     
een op hetzelfde bouwperceel los van de woning/gebouw staand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is, waarbij de functionele ongeschiktheid niet geldt voor huisvesting in verband met mantelzorg .
 
Lid 1.17 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
Lid 1.18 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
Lid 1.19 Bouwlaag
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een kelder voor zover gelegen onder gebouwen, dakopbouw en/of zolder, die gelet op de bouwtechnische eisen in het Bouwbesluit onbruikbaar zijn voor de woonfunctie;
 
Lid 1.20 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
Lid 1.21 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
 
Lid 1.22 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
Lid 1.23 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
Lid 1.24 dakterras
een plat dak dat door wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als terras; een balkon (uitstekend of op een erker) wordt niet als een dakterras gezien;
 
Lid 1.25 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of een bedrijfsactiviteit;
 
Lid 1.26 Nader onderzoek
Een beroep als bedoeld in artikel 1.27 dienstverlening;
 
Lid 1.27 Dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;
 
Lid 1.28 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
Lid 1.29 Hoofdgebouw
  1. hoofdgebouw:
     
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
  1. vrijstaand hoofdgebouw:
     
een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand(en) met een ander hoofdgebouw.
 
Lid 1.30 hoofdmassa
het totale bouwvolume van de oorspronkelijke woning;
 
Lid 1.31 Mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt aangeboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond. Huisvesting in verband met mantelzorg wordt aangemerkt als functioneel verbonden met het hoofdgebouw;
 
Lid 1.32 netto vloeroppervlakte
de oppervlakte van de voor bewoning bestemde vertrekken, waaronder mede wordt verstaan verblijfsruimten; niet meegerekend worden verkeersruimten, toiletten, douche- en badruimten, alsmede ingebouwde bergingen;
 
Lid 1.33 oorspronkelijke achtergevel
de achtergevel ten tijde van de oplevering van het gebouw/de woning dan wel - indien het gebouw/de woning nog gerealiseerd dient te worden - de achtergevel van het gebouw/de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;
 
Lid 1.34 oorspronkelijke woning
de woning ten tijde van de oplevering van de woning dan wel - indien de woning nog gerealiseerd dient te worden - de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;
 
Lid 1.35 oorspronkelijke zijgevel
de zijgevel ten tijde van de oplevering van het gebouw/de woning dan wel - indien het gebouw/de woning nog gerealiseerd dient te worden - de zijgevel van het gebouw/de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;
 
Lid 1.36 Overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
Lid 1.37 Overkapping
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;
 
Lid 1.38 Pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
 
Lid 1.39 Peil
  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de weg, gemeten vanaf de kruin van de weg;
     
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
     
Lid 1.40 Seksinrichting
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, erotische massagesalon of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;
 
Lid 1.41 voorgevel:
de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;
 
Lid 1.42 voorgevelrooilijn
de voorste naar de weg toegekeerde grens van het bouwvlak.
 
Lid 1.43 Wmo-indicatie
een van gemeentewege afgegeven indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning
 
Lid 1.44 woning of wooneenheid
een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding; een woonwagen wordt gezien als woning / wooneenheid
 
Lid 1.45 woningvergroting
elk bouwkundig ondergeschikte vergroting van de oorspronkelijke woning;
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Lid 2.1 Basisregels
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  
Lid 2.1.1 de afstand tot de bouwperceelgrens
tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;
  
Lid 2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  
Lid 2.1.3 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  
Lid 2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  
Lid 2.1.5 de lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren);
  
Lid 2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd ter plaatse van het bouwwerk;
  
Lid 2.1.7 het bruto vloeroppervlak
de totale en buitenwerkse gemeten oppervlakte van alle bouwlagen die een gebouw telt, met inbegrip van beneden peil gelegen bouwdelen en bij dat gebouw behorende magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten;
  
Lid 2.2 Aanvullende regels
 
Lid 2.2.1 de bouwhoogte van ondergeschikte bouwonderdelen
De in lid 2.1.2 genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 m overschrijden.
  
Lid 2.2.2 de grootte van dakoverstekken
Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een diepte van 70 cm of meer gemeten vanaf de gevel, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk het einde van de dakoverstek als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.
 

 
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 
Artikel 3 Wonen
 
Lid 3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen;
     
  2. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen;
     
 
inclusief bijbehorende:
  1. tuinen en erven;
     
  2. groenvoorziening;
     
  3. parkeergelegenheid (op eigen terrein).
     
 
Lid 3.2 Bouwregels
Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
  
Lid 3.2.1 Woningen
  1. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden gerealiseerd dan het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ aangegeven aantal;
     
  2. de goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogten, waarbij dakkapellen buiten beschouwing blijven;;
     
  3. de bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) ' aangegeven hoogten;
     
  4. de voorgevels van de woningen dienen in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
     
  5. de woningen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd waarbij de diepte en breedte van een woning de bouwvlakgrens niet mag overschrijden.
     
 
Lid 3.2.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  1. Gronden mogen niet worden gebruikt ten behoeve van de functies zoals bedoeld in artikel 3 zonder dat per woning 1 parkeerplaats op eigen terrein is gerealiseerd en/of in stand wordt gehouden conform de inrichtingsschets.
     
  2. De onder a. bedoelde parkeerplaatsen dienen te allen tijde bereikbaar te zijn en te blijven. Hiertoe dient een rijbaan aan de oostzijde van het perceel gerealiseerd en/of in stand gehouden te worden, welke via een toegangsweg toegankelijk is voor autoverkeer vanaf de Hessenweg.
     
 
Lid 3.2.3 woningvergroting
  1. de goothoogte van een woningvergroting mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning, plus 30 centimeter;
     
  2. ondergeschikte vergroting aan de voorgevel van een woning is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    1. de voorgevel mag met maximaal 1 meter diepte worden vergroot;
       
    2. de afstand van de vergroting aan de voorgevel tot tenminste één zijdelingse bouwperceelgrens dient minimaal 2 meter te bedragen;
       
    3. de bouwhoogte is gelijk aan de toegestane goothoogte;
       
  3. vergroting van een woning aan de oorspronkelijke zijgevel is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    1. de afstand van de vergroting tot de (verlengde) voorgevel mag niet minder dan 4 meter bedragen;
       
    2. de afstand van de vergroting tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen;
       
    3. de bouwhoogte van een vergroting mag maximaal 2 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen.
       
  4. vergroting van een woning aan de oorspronkelijke achtergevel is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    1. de diepte van een vergroting mag niet meer bedragen dan 3 meter, mits de afstand van de achterzijde van de vergroting tot de achterste bouwperceelsgrens ten minste 8 meter bedraagt;
       
    2. de bouwhoogte van een vergroting mag maximaal 2 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen.
       
 
Lid 3.2.4 Bijgebouwen
Het bebouwen van een bouwperceel met bijgebouwen bij woningen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag per bouwperceel niet meer dan 50 m² bedragen met een maximum van 15 % van het bouwperceel;
     
  2. de bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 4 meter achter de (verlengde) voorgevel te worden gebouwd;
     
  3. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
     
  4. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen mag maximaal 5 meter bedragen;
     
  5. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
     
  6. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter.
     
 
Lid 3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. voor de (verlengde) voorgevel zijn erf- en/of terreinafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 meter;
     
  2. voor de (verlengde) voorgevel is per woning 1 vlaggenmast toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 7 meter;
     
  3. achter de (verlengde) voorgevel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    1. 7 m voor palen en masten;
       
    2. 2 m voor erf- en/of terreinafscheidingen;
       
    3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
       
  4. in afwijking van het bepaalde onder a en c2 wordt bij het bepalen van de maximale bouwhoogte voor erf- en/of terreinafscheidingen bij hoekpercelen uitgegaan van de voorgevel, waarbij geldt dat de bouwhoogte van de erfafscheiding tot 1 meter achter de (verlengde) voorgevel maximaal 1 meter bedraagt en voor het overige 2 meter bedraagt.
     
 
Lid 3.2.6 Onderkeldering
Onderkeldering van bebouwing is toegestaan onder het grondoppervlak van de woning, woningvergrotingen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende regels:
  1. de oppervlakte van onderkeldering mag niet meer bedragen dan de grondoppervlakte van de bebouwing die op grond van het bestemmingsplan bovengronds is toegestaan;
     
  2. in afwijking van het bepaalde in 3.2.6 sub a zijn ondergeschikte bouwdelen, zoals koekoeken, wel toegestaan buiten de grondoppervlakte van de bovengrondse bebouwing;
     
  3. onderkeldering mag niet leiden tot een toename van het aantal woningen;
     
  4. onderkeldering mag niet leiden tot een extra (functionele) woonlaag, maar dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie.
     
 
Lid 3.2.7 Dakterrassen
dakterrassen op woningvergrotingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning eveneens een dakterras aanwezig is, dan wel tegelijkertijd wordt gebouwd;
     
  2. indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) 3 meter of minder bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van de woning, niet meer bedragen dan 2 meter;
     
  3. indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) meer dan 3 meter bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van de woning, niet meer bedragen dan 3 meter;
     
  4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het dakterras mag niet meer bedragen dan 1,50 meter.
     
Lid 3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
  
Lid 3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
  1. in 3.2.1 sub d. voor een ander verloop van de voorgevel, indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en door de gewijzigde ligging van de voorgevel de gebouwingskarakteristiek en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;
     
  2. in 3.2.3 sub c onder 1 en in 3.2.4 sub b. voor de situering van woningvergrotingen en bijgebouwen op een kleinere afstand van de (verlengde) voorgevel, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast.
     
  3. in 3.2.5 sub a. voor een grotere hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen voor de (verlengde) voorgevel tot maximaal 2 meter, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
     
 
Lid 3.5 Specifieke gebruiksregels
In een woning zijn aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;
     
  2. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deel uitmakende 'bijlagen bij de regels' medewerking wordt verleend;
     
  3. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
     
  4. de activiteiten mogen geen detailhandel en geen prostitutie betreffen;
     
  5. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
     
  6. de bewoner mag maximaal 1 medewerker in dienst hebben.
     
 
Lid 3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Lid 3.6.1 Afwijken ten behoeve van Mantelzorg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde artikel 3.2.1 ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:
  1. mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner mag, behalve in de vorm van inwoning, alleen plaatsvinden binnen een onzelfstandige woonruimte, zijnde binnen een woningvergroting of bijgebouw;
     
  2. de afstand tussen de woning en een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen;
     
  3. het plaatsen van een portocabin ten behoeve van mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner is enkel toegestaan indien deze als onzelfstandige woonruimte valt aan te merken;
     
  4. de oppervlakte voor mantelzorg mag maximaal bedragen:
    1. 30 m² bij mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner voor één persoon;
       
    2. 50 m² bij mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner voor twee personen.
       
  5. degene die mantelzorg ontvangt (of gaat ontvangen) of de bewoner die aangepast wil gaan wonen, dient te beschikken over een Wmo-indicatie en/of een AWBZ-indicatie;
     
  6. er moet volledig op eigen terrein worden geparkeerd;
     
  7. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen mogen niet in onevenredige mate worden beperkt;
     
  8. aan de omgevingsvergunning kan een termijn worden verbonden, waarbinnen van de afwijkingsmogelijkheid gebruik moet worden gemaakt;
     
  9. indien sprake is van mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner in een bijgebouw, mag het bijgebouw bij beëindiging van de mantelzorgsituatie niet langer als woonruimte in gebruik blijven;
     
  10. voor een woningvergroting ten behoeve van mantelzorg is het bepaalde in artikel 3.2.3 onder a, b.3, en c.2 van overeenkomstige toepassing.
     
.
 
Hoofdstuk 3 Algemene regels

 
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
Als een strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
     
  2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte.
     
 
  
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van overige regels in dit bestemmingsplan ter zake reeds kan worden afgeweken, afwijken van de bepalingen van het plan, indien het betreft:
  1. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
     
  2. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
     
  3. het overschrijden van de in lid 2.2.1 genoemde regels ten aanzien van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
     
  4. d geringe afwijkingen van de regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover dit in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen afwijking middels een omgevingsvergunning van de desbetreffende regels van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel.
Artikel 7 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
  1. de in dit plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 m bedragen;
     
  2. tot het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven in de 'bijlagen bij de regels', voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven, mits de aanwezige bedrijven niet in een hogere milieucategorie worden gebracht;
     
 
Artikel 8 Algemene procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld mondeling of bij voorkeur schriftelijk zienswijzen tegen die nadere eis bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.
  

 
Artikel 9 Overige regels
 
Lid 9.1 Wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
 
Lid 9.2 Parkeren
  1. Bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering van de functie van een bouwwerk en/of bijbehorend bouwperceel, dient op eigen terrein te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de parkeernorm zoals opgenomen in Parkeerkencijfers-CROW 2012, publicatie 317. Daarbij moet uitgegaan worden van een matig stedelijke gemeente en 'rest bebouwde kom'.Voor het gehele plangebied wordt uitgegaan van gemiddelde parkeerkencijfers.
     
  2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien.
     
  3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is, dan ingevolge het bepaalde onder a voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist.
     
  4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a indien uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte.
     

 
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 
Artikel 10 Overgangsrecht
 
Lid 10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
       
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
       
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijking middels een omgevingsvergunning verlenen van lid 10.1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10%.
     
  3. Lid 10.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
     
Lid 10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
     
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
     
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 101.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
     
  4. Lid 10.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
     
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het 'Bestemmingsplan Hessenweg 6 -12'.