direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rembrandtlaan 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State

Naar aanleiding van de ingediende beroepen tegen het vastgestelde bestemmingsplam 'Rembrandtlaan 2014' heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de raad van State op 2 december 2015 uitspraak gedaan in deze zaak. Deze uitspraak is bijgevoegd als bijlage 10.

De uitspraak leidt ertoe dat het bestemmingsplan in stand blijft, maar dat het plan wel op één onderdeel is aangepast. Namelijk in artikel 7.4.2 is expliciet bepaald dat het oppervlak voor congresruimten ten hoogste 1.800 m² bedraagt. Deze wijziging is in deze versie van het bestemmingsplan doorgevoerd.

1.2 Aanleiding tot het plan

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied Rembrandtlaan in Bilthoven, gemeente De Bilt. De bestemmingsplannen die nu gelden voor het plangebied zijn sterk verouderd. De bestemmingsplannen sluiten niet goed aan op de feitelijke situatie en de eisen die de huidige wet- en regelgeving aan bestemmingsplannen stelt. Daarnaast schrijft de Wet ruimtelijke ordening (Wro) voor dat bestemmingsplannen iedere 10 jaar herzien dienen te worden. Het voorgaande vormt de voornaamste reden voor het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan.

Verder zijn er ontwikkelingen te verwachten in het plangebied die in de vigerende bestemmingsplannen niet waren voorzien. Het centrum van Bilthoven is namelijk volop in beweging. Eind 2007 besloot de gemeente om in samenwerking met ProRail te werken aan een spoorwegonderdoorgang ter hoogte van de Soestdijkseweg Noord. Deze is inmiddels gerealiseerd. Ook is de gemeente bezig met het vernieuwen van het dorpshart ter hoogte van het Vinkenplein en staat het winkelcentrum De Kwinkelier voor een grondige renovatie. Om deze ontwikkelingen in goede banen te leiden en op elkaar af te stemmen is het 'Masterplan Centrum Bilthoven, januari 2009' opgesteld. Door de ontwikkelingen in het centrum ontstaat er een ruimtelijke samenhang tussen het centrum en het plangebied en ligt opwaardering en transformatie van het plangebied voor de hand. De Rembrandtlaan maakt deels onderdeel uit van dit transformatiegebied.

Tevens is in 2010 een economische visie opgesteld voor het gebied Rembrandtlaan (Visie Herpositionering Bedrijventerrein Rembrandtlaan). Hieruit blijkt dat veranderingen in het gebied gewenst zijn. Vervolgens is begin 2013 de stedenbouwkundige visie Revitalisering van de Rembrandtlaan door de gemeenteraad vastgesteld. Het stedenbouwkundig kader voor toekomstige ontwikkelingen is daarmee vastgesteld.

Het onderhavige bestemmingsplan faciliteert de toekomstige ontwikkelingen zoveel mogelijk. Dit houdt concreet in dat voor een enkel gebied de ontwikkeling inmiddels zodanig uitgewerkt is dat deze met een rechtstreekse bouwtitel bestemd kan worden. Enkele deelontwikkelingen worden wel verwacht binnen de planperiode van dit bestemmingsplan, maar zijn nog niet uitgewerkt. Voor deze ontwikkelingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Tot slot laat de visie ook ontwikkelingen zien waarvan het op dit moment niet zeker is dat deze worden gerealiseerd binnen de planperiode. Voor deze gebieden wordt uitgegaan van de bestaande situatie en bestemmingen. In hoofdstuk 2 wordt dieper ingegaan op de ontwikkelingen.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied aan de Rembrandtlaan in Bilthoven ligt ten noorden van de spoorlijn Utrecht - Amersfoort en bestaat nu grotendeels uit een gemengd en deels verouderd bedrijventerrein. Het plangebied wordt van het centrum van Bilthoven gescheiden door het spoor. Het gebied wordt verder begrensd door de wegen Jan Steenlaan, Rubenslaan, Jan van Eycklaan en de Rogier van der Weydenlaan. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (Bron: Google Earth)

1.4 Vigerende regelingen

Het voorliggende bestemmingsplan Rembrandtlaan vervangt een deel van de beheersverordening die op 27 juni 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld en op 4 juli 2013 in werking is getreden. De beheersverordening heeft een tijdelijk karakter en verklaart - kort gezegd - de voordien geldende bestemmingsplannen van toepassing. Voor het plangebied betreft dit de volgende bestemmingsplannen:

  • Plan 1936;
  • Noord 1963;
  • Jan Steenlaan 1973;
  • Stationsgebied Bilthoven.

De regelingen van de bestemmingsplannen verschillen van elkaar.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader, dat op het plangebied van toepassing is, behandeld. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten nader toegelicht. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische planregeling van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 6 wordt de economische uitvoerbaarheid van het plan beschreven en tot slot volgt in hoofdstuk 7 een toelichting op de resultaten van de inspraak en het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plan

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Bilthoven is ontstaan na de aanleg van de spoorlijn Utrecht-Amersfoort. In de 19e eeuw was er op de plaats waar nu Bilthoven ligt, met uitzondering van een joods kerkhof ter plaatse van het huidige winkelcentrum De Kwinkelier, alleen maar bos en heide. Het gebied werd doorsneden door de weg van Utrecht naar Baarn, de latere Soestdijkseweg Noord en Zuid en door diverse zandwegen.

Ter hoogte van het huidige station werd in 1863 het perron met een houten haltegebouwtje aan de noordkant van de sporen in gebruik genomen. De trein stopte hier toen voor het eerst tussen de bossen bij 'Station De Bilt'.

In 1862 is tegenover de halte de eerste (dubbele) woning gebouwd voor het baanpersoneel, dat vrijwel zeker ook de overweg moest bedienen. Het waren de eerste woningen bij 'De Bilt Station' zoals de officiële naam luidde, alhoewel het op een halfuur lopen van het dorp De Bilt lag.

Door de aanleg van de spoorlijn Den Dolder-Baarn in 1898 en de lijn Bilthoven-Zeist in 1901 kwamen er vanuit Utrecht meer verbindingen met het achterland. Hierdoor groeide 'De Bilt-Station' uit tot een aantrekkelijke forensenplaats. Het oude stationnetje verdween en werd in 1900 vervangen door een groter station dat tussen de sporen kwam te staan.

Als gevolg van deze spoorverbinding met de stad Utrecht en het feit dat de grond relatief goedkoop was, nam het aantal villa's rond het station na 1900 snel toe. Het dorpje kreeg dezelfde naam als het station. Omdat deze naam voor verwarring zorgde, werd in 1917 besloten de naam van het nieuwe dorp te wijzigen. Het dorp kreeg de naam Bilthoven, voorgesteld door het raadslid Melchior.

Van Bilthoven-Noord was in die tijd nog geen sprake. Dat bestond toen nog geheel uit bos en behoorde tot het landgoed Eyckenstein in Maartensdijk. Tot 1910 werden de villa's alleen in de omgeving van het station gebouwd. Daarna volgden in snel tempo de andere villaparken van Bilthoven. Na de Tweede Wereldoorlog is de kern sterk uitgebreid.

Vanaf die tijd begonnen bedrijven zich te vestigen tussen het spoor en de Rembrandtlaan. Vanaf 1970 werd dit gebied uitgebreid met een bedrijventerrein in de hoek Jan van Eijcklaan, Rogier van de Weydenlaan en de Rembrandtlaan. In de jaren 90 van de vorige eeuw heeft het terrein zijn huidige vorm gekregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02_0002.jpg"

Figuur 2.1 Plangebied tussen 1873 en 1994 (Bron: www.watwaswaar.nl)

In het plangebied zijn geen monumenten (rijks-, provinciaal of gemeentelijk aanwezig).

2.2 Structuur van het plangebied

In de stedenbouwkundige visie Revitalisering van de Rembrandtlaan is het plangebied opgedeeld in kleinere deelgebieden. In paragraaf 2.3 wordt dieper op de visie ingegaan. Voor de beschrijving van (de huidige situatie) van het plangebied is aangesloten bij de indeling zoals gehanteerd in de stedenbouwkundige visie. Omdat het plangebied van het bestemmingsplan groter is (een klein gebied met woningen) dan het plangebied uit de stedenbouwkundige visie, is dat deel aangeduid als het deelgebied 'wonen'.

De deelgebieden zijn:

  • het woongebied 'wonen' tussen de Rubenslaan en de Rembrandtlaan;
  • de 'kop', de zone tussen de Rembrandtlaan en het station;
  • de 'romp', de zone ten zuiden van de Rembrandtlaan tot en met het voormalig opslagterrein van de NS;
  • de 'staart', het meest westelijke gelegen deel van het plangebied.

De beschrijving van de deelgebieden is voorts gebaseerd op een verkenning van het gebied ter plaatse en de bij de gemeente beschikbare informatie.

De bebouwing in het plangebied is gevarieerd van aard.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02_0003.jpg"

Figuur 2.2 Deelgebieden

Woongebied

De oudste bebouwing bestaat uit villa's gelegen tussen de Rembrandtlaan, Jan Steenlaan en de Rubenslaan. Deze woningen hebben over het algemeen diepe voor- en achtertuinen. Aan de Jan Steenlaan, op de hoeken met de Rubenslaan en de Rembrandtlaan, staan de twee aanwezige woningen gedraaid ten opzichte van de rooilijn. De woningen in het gebied bestaan uit één of twee bouwlagen afgedekt met een kap. Er is sprake van een verscheidenheid van kapvormen, waaronder samengestelde daken. De belangrijkste functie in dit gedeelte is wonen.

Kop

De gebouwen in dit gedeelte bestaan uit twee tot drie bouwlagen en zijn plat afgedekt. Het gaat hier om recentere bedrijfsbebouwing. Op de hoek van de Rembrandtlaan met de Jan Steenlaan staat een particuliere woning uit de jaren 30 van de vorige eeuw. Naar het spoor toe is er sprake van achterkantsituaties. De bedrijfsbebouwing in dit gedeelte voorziet vooral in dienstverlening, een autobedrijf en een bedrijf in bouwmaterialen.

Romp

Verder richting het westen, tussen de Rembrandtlaan en het spoor, is de bebouwing meer van gemengde aard waaronder enkele vrijstaande woningen, veelal met praktijkruimten, en een tweetal kantoorgebouwen waarin zakelijke dienstverlening is gevestigd. Aan de spoorzijde zijn nog enkele loodsen aanwezig. Voor het overige fungeert het gebied nu als bouwterrein. In de toekomst zal dit terrein dienstdoen als P+R-terrein voor het station. Meer naar het westen, tussen de Rembrandtlaan een het spoor, ligt nog een braakliggend terrein van de NS.

Grenzend aan het deelgebied Wonen, aan de noordzijde van de Rembrandtlaan, zijn enkele kantoren gevestigd. Achter het kantoorgebouw staat nog een telefooncentrale van KPN. Dit gedeelte van het plangebied sluit voor wat betreft inrichting en functie het meeste aan op Bilthoven Noord.

Staart

De 'staart' van het plangebied is het meest 'recente' gedeelte van het bedrijventerrein Rembrandtlaan. De bebouwing bestaat hier overwegend uit twee bouwlagen en is plat afgedekt. Aan de Jan van Eijcklaan is een deel van de bebouwing met drie bouwlagen iets hoger. Het gebied kent geen duidelijke samenhang als bedrijventerrein. Naast enkele bedrijven in traditionele zin, zoals een timmerbedrijf, zijn er veelal dienstverlenende bedrijven gevestigd zoals werving- en selectiebedrijven, opleidingscentra en detailhandel.

Groen

De Bilt is een groene gemeente. Dat is in het plangebied niet anders. Er is relatief veel groen aanwezig. Een substantieel deel van het groen tussen de Rembrandtlaan en de Rubenslaan is weliswaar particulier bezit, maar draagt samen met de aanwezige bomen wel bij aan de groene uitstraling van het gebied.

De spoorzone en het westelijk deel van het plangebied is ingericht als bedrijventerrein. Tussen de Rembrandtlaan en de bedrijven zijn enkele bomen aanwezig. Aan de andere zijde van de Rembrandtlaan staan meer bomen, zodat de Rembrandtlaan toch een groene uitstraling heeft.

Verkeer

Het plangebied is zowel met de trein, de auto als de fiets goed bereikbaar. Het treinstation ligt direct ten zuiden van het plangebied en van daaruit zijn diverse busverbindingen aanwezig naar Hilversum, Nieuwegein, Utrecht en Zeist.

De belangrijkste aanrijdroutes voor auto's vanuit de directe omgeving naar het plangebied zijn:

  • vanuit de richting Bilthoven Noord over de Soestdijkseweg Noord;
  • vanuit de richting Bilthoven Zuid en De Bilt over de Soestdijkseweg Zuid;
  • vanuit de richting Den Dolder komt het verkeer via de Sperwerlaan achter het winkelcentrum De Kwinkelier langs;
  • via de Leijnseweg wordt het plangebied aan de westzijde bereikt.

Voor al deze wegen geldt in de huidige situatie een snelheidsregime van 50 km/h.

De spoorwegovergang bij de Soestdijkseweg Noord was een knelpunt. Uit het oogpunt van verkeersveiligheid en om de doorstroming van het doorgaande verkeer beter te garanderen en af te leiden uit het centrumgebied, is gekozen voor een onderdoorgang onder het spoor. Voor het autoverkeer is een 'bypass' langs het station gerealiseerd. Een klein gedeelte van het in 2012 onherroepelijk geworden bestemmingsplan 'Stationsgebied Bilthoven' is in dit bestemmingsplan meegenomen. In verband met de 'bypass', waarbij het autoverkeer via het westen onder het spoor door wordt geleid, is op deze plek de nieuwe wegaansluiting met de Soestdijkseweg Noord en de Jan Steenlaan gerealiseerd. In de oorspronkelijke plannen ging men uit van een T-splitsing. In verband met de verkeersveiligheid heeft de gemeente echter hier een rotonde gerealiseerd.

Een nadere beschouwing van de verkeersstructuur in de huidige en toekomstige situatie is opgenomen in paragraaf 2.3.

2.3 Toekomst van het plangebied

Met de veranderingen die zijn ingezet voor het centrum van Bilthoven komt ook de herontwikkeling van (delen van) het bedrijventerrein in beeld. Daarnaast heeft de gemeente in 2010 een visie opgesteld met betrekking tot de herpositionering van het bedrijventerrein Rembrandtlaan waaruit gewenste ontwikkelingen voortvloeien. De dynamiek van het centrum wordt versterkt door de economische ambitie van de gemeente De Bilt en de positionering van de gemeente in de regio.

Visie Herpositionering Bedrijventerrein Rembrandtlaan

Uit de visie Herpositionering Bedrijventerrein Rembrandtlaan (juni 2010) blijkt dat er bovengemiddeld veel ZZP-ers in gemeente De Bilt wonen. Verder groeit het aantal bedrijfsvestigingen in de commerciële dienstverlening, niet-commerciële dienstverlening en nijverheid en energie. De werkgelegenheid in De Bilt neemt daarmee ook weer toe. Deze toename is vooral te zien in de commerciële en niet-commerciële dienstverlening. Ook is het een trend dat het gemiddelde bedrijf kleiner wordt.

Verder wordt geconcludeerd dat de ruimtelijk-economische positie van de gemeente De Bilt gunstig is door de ligging in een economische groeizone. De omgeving is ideaal voor kleinere bedrijven zonder formele kantoren. De bevolking is hoogopgeleid en vooral werkzaam in groeisectoren. Met deze functies onderscheid de gemeente zich van naburige gemeenten zoals Utrecht, Houten en Maarssen.

Het bedrijventerrein aan de Rembrandtlaan is, mede door de ligging naast het spoor, een aantrekkelijke locatie voor bedrijven in de commerciële en niet-commerciële dienstverlening. Het gebied leent zich verder voor een combinatie van wonen en werken, iets wat nu al zichtbaar is bij bedrijven in de innovatieve en creatieve sector. In verband met de ligging nabij het centrum van Bilthoven is het bedrijventerrein ook geschikt voor leisureactiviteiten.

Kortom, de Rembrandtlaan is een geschikte locatie voor een gemengd knooppunt, waar zowel gewerkt als gewoond kan worden en waar plaats is voor leisure.

Stedenbouwkundige visie Revitalisering van de Rembrandtlaan (vastgesteld d.d. 31 januari 2013)

De bovenstaande economische visie was aanleiding om verder te werken aan een ruimtelijke visie voor het bedrijventerrein Rembrandtlaan. Het stedenbouwkundig bureau BDP Khandekar heeft daarom in opdracht van de gemeente De Bilt de stedenbouwkundige visie (Revitalisering van de Rembrandtlaan) opgesteld. De stedenbouwkundige visie beschrijft de mogelijkheden voor het plangebied. Het gebied is daarbij opgedeeld in een 'kop', 'romp' en 'staart' zoals weergegeven in figuur 2.2. Deze drie gebieden bieden de ruimte voor een gefaseerde herontwikkeling van het plangebied.

Zoals uit de visie Herpositionering Bedrijventerrein Rembrandtlaan naar voren is gekomen, ligt de focus op een gemengd gebied voor kleine innovatieve en creatieve bedrijven, mogelijkheden voor leisure, dienstverlening en een combinatie van wonen en werken.

De groene laanstructuur van de Rembrandtlaan vormt de ruimtelijke drager waaraan toekomstige ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Direct bij het station is sprake van een meer intensieve omgeving en extensiever hoe verder daar vanaf. Naar het spoor toe moet er sprake zijn van een aantrekkelijk beeld. Om tot deze structuur te komen blijft de Rembrandtlaan de ruggengraat van het gebied, maar krijgt een duidelijkere profilering door middel van een doorlopende bomenrij.

Voor het overige kan het ruimtelijk concept als volgt worden samengevat.

  • Nieuwe bebouwing met gemengde functies op de kop van de Rembrandtlaan, vormt een levendige voorkant naar het station en begeleidt de bypass. De bebouwing heeft een aaneengesloten wand aan de kant van het station. Aan de kant van de Rembrandtlaan is de bebouwing kleinschaliger en is er meer openheid tussen de gebouwen, zodat de tuinen/het groen van de binnenhoven zichtbaar is vanaf de Rembrandtlaan.
  • De omgeving van het P+R-terrein wordt een logisch onderdeel van het stationsgebied. In de huidige situatie zijn achterkanten van gebouwen op het P+R-terrein gericht. Op termijn komt bebouwing met de voorkant naar het P+R-terrein gericht. Zo wordt het P+R-terrein een vanzelfsprekend deel van de stationsomgeving en zijn er, vanaf de perrons gezien, ook voorkanten van gebouwen zichtbaar.
  • De lege kavels aan de Rembrandtlaan kunnen bebouwd worden met gemengde (bedrijfsachtige) voorzieningen, zoals bedrijfsverzamelgebouwen of bedrijven met leisure als hoofdthema. Belangrijk hierbij is dat deze gebouwen een geleding hebben aan de kant van de Rembrandtlaan, dat de rooilijnen terug liggen ten opzichte van de weg en dat het parkeren op eigen terrein wordt opgelost. Hierdoor ontstaat een ontspannen gebied, met veel ruimte voor groen in het openbaar gebied. Indien er woningen bovenop de bedrijfsbebouwing worden gerealiseerd, dan komen deze aan de kant van de Rembrandtlaan, de Rogier van der Weydenlaan en de Jan van Eijklaan, zodat deze lanen ook in de avonduren verlevendigd worden. Ook het KPN-terrein, achter de woningen aan de Rembrandtlaan, kan herontwikkeld worden voor woningen.
  • In de loop der jaren kunnen de overige bestaande bedrijfskavels aan de westkant van de Rembrandtlaan geleidelijk als clusters worden herontwikkeld (bedrijfsverzamelgebouwen, combinaties met wonen). Ook hiervoor geldt dat de bebouwing een geleding krijgt, passend bij de schaal van de Rembrandtlaan, de rooilijnen terugliggen en het parkeren op eigen terrein wordt opgelost.

De herontwikkeling kan gefaseerd worden uitgevoerd waarbij het gedeelte de 'kop' als eerste in aanmerking komt, omdat dit gebied het dichtst bij het station is gelegen en daar bovendien concrete initiatieven spelen. De deelgebieden 'romp' en 'staart' zijn minder ver uitgewerkt dan de 'kop'. Een impressie van de totale toekomstige inrichting is weergegeven in figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02_0004.jpg"

Figuur 2.3 Impressie nieuwe inrichting totale gebied (bron: Stedenbouwkundige visie Revitalisering van de Rembrandtlaan)

Beeldkwaliteitplan Rembrandtlaan en omgeving

Om toekomstige ontwikkelingen te sturen en toetsen, is naast het bestemmingsplan een beeldkwaliteitplan gemaakt. Dat vormt het kader voor hoogwaardige en duurzame uitwerkingen van gebouwen en de openbare ruimte, en van hun onderlinge samenhang.

De welstandscommissie toetst het ingediende ontwerp voor ontwikkelingen in zowel de kop, de romp en de staart, op redelijke eisen van welstand en aan de gebiedsgerichte beoordelingscriteria die voortkomen uit het beeldkwaliteitplan. In het beeldkwaliteitplan worden uitspraken gedaan over de massa en vorm, de kapvorm, de oriëntatie en rooilijnen, gevels, kleuren en materialen en reclame van/op de bebouwing, maar ook over zaken die de openbare ruimte aangaan: sfeer en karakter, kleur- en materiaalgebruik, parkeren, groenvoorzieningen en inrichtingselementen.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De herontwikkeling van het bedrijventerrein wordt in dit bestemmingsplan deels mogelijk gemaakt. Voor het overige is het bestemmingsplan conserverend van aard.

Voor de 'kop' van het gebied, waarvoor momenteel een plan wordt uitgewerkt, zijn directe bouwtitels opgenomen. Voor andere delen, waarvan de ontwikkeling wel voorzien is binnen de planperiode, maar die nog nader uitgewerkt moeten worden, zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen (de huidige bestemming kan onder voorwaarden gewijzigd worden). Voorts zijn er verschillende delen van het plangebied waar in de toekomst mogelijk ontwikkelingen worden voorzien, maar waarvan daadwerkelijke ontwikkeling op dit moment niet duidelijk is. Die delen krijgen een bestemming gebaseerd op de huidige situatie waarbij sprake is van heldere rooilijnen die aansluiten bij de visie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02_0005.jpg"

Figuur 2.4 Ontwikkelingen in het bestemmingsplan

Kop

Zoals gezegd komt de kop als eerste in aanmerking voor ontwikkeling binnen de kaders van de visie. Er zijn twee gebieden te onderscheiden. Het gebied aangeduid met 1 in figuur 2.4 wordt momenteel nader uitgewerkt. De huidige bedrijfsbebouwing en de particuliere woning worden gesloopt. In het gebied is een hotel met vergaderruimten en restaurant gedacht met een terras aan de zijde van de nieuwe rotonde. Het huidige kantoor van de Difrax, dat nu in het gebied aanwezig is, wordt gesloopt en vervangen door een nieuw kantoor. Verder is er ruimte voor maximaal 55 appartementen, kleinschalige stationsgerelateerde detailhandel (vestigingen met een maximum bruto vloeroppervlak van 100 m² en in totaal maximaal 250 m²), horeca in een lage categorie (zoals een lunchroom, ijssalon of restaurant), sport en wellness en lichte bedrijvigheid. De bebouwing heeft een aaneengesloten wand aan de kant van het station, wel met een doorsteek tussen de Rembrandtlaan en de spoorzijde. Aan de kant van de Rembrandtlaan is de bebouwing kleinschaliger en is er meer openheid tussen de gebouwen (zie figuur 2.5). Voor het gebied aangeduid met 1 is een gemengde bestemming opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de visie en het in ontwikkeling zijnde bouwplan.

De locatie van Kooij (Rembrandtlaan 38) blijft vooralsnog gehandhaafd. In de stedenbouwkundige visie is wel rekening gehouden met ontwikkeling van dit perceel (op termijn). Ook in diverse onderzoeken komt deze locatie terug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02_0006.jpg"

Figuur 2.5 Ontwikkeling van de 'kop' (bron: Stedenbouwkundige visie Revitalisering van de Rembrandtlaan)

De bouwhoogten in het kopgebied lopen vanaf de spoorzijde naar de Rembrandtlaan af van vijf bouwlagen naar drie bouwlagen. In figuur 2.6 is dit schematisch weergegeven. Van belang is wel dat aan alle wegzijden de bovenste bouwlaag terug ligt of wordt uitgevoerd in de vorm van een kap. Voor het gedeelte nabij de rotonde dienen de bovenste twee bouwlagen terug te liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02_0008.png"

Figuur 2.6 Bouwhoogten in de 'kop' van het gebied (bron: Stedenbouwkundige visie Revitalisering van de Rembrandtlaan)

Aan de zijde van de Rembrandtlaan dient er rekening te worden gehouden met voldoende 'openingen' in de bebouwingswand, zoals bedoeld in onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02_0009.jpg"

Figuur 2.7 Openingen in de bebouwingswand (bron: Stedenbouwkundige visie Revitalisering van de Rembrandtlaan)

Het naast het met 1 in figuur 2.4 aangeduid gelegen gebied is momenteel nog in gebruik bij een bedrijf (bouwmaterialen). Omdat er geen zicht is op ontwikkeling binnen de planperiode, is de bestemming dan ook afgestemd op het feitelijk gebruik als bedrijf. Er is in het bestemmingsplan geen rekening gehouden met ontwikkeling naar een andere bestemming.

Romp

Voor de romp van het gebied is voor wat betreft de ontwikkeling binnen de planperiode rekening gehouden met 4 gebieden. Het betreft de gebieden in figuur 2.4 aangeduid met 2, 3, 4 en 5. Eén ontwikkeling is concreet en wordt rechtstreeks mogelijk gemaakt. Omdat de planvorming nog niet concreet is worden de overige gebieden bestemd conform de huidige situatie, waarbij een wijzigingsbevoegdheid wordt opgenomen om de bestemming en de bouwmogelijkheden te wijzigen. Ook hier is de stedenbouwkundige visie leidend voor de mogelijkheden. Meer concreet betekent dit het volgende:

  • KPN-gebouw

In het gebied aangeduid met 2 in figuur 2.4 (betreft wijzigingsgebied 1 in de juridische regeling) is nu een KPN-gebouw aanwezig. De bestemming kan hier gewijzigd worden ten behoeve van maximaal 3 grondgebonden woningen met een goot- en bouwhoogte van maximaal 7 m respectievelijk 11 m. Dit sluit aan bij de overwegende woonomgeving en past ook binnen de stedenbouwkundige visie.

  • MKski

Binnen het gebied aangeduid met een 3 in figuur 2.4 is een aantal functies voorzien. Aan de zijde van de Rembrandtlaan wordt een instituut voor huiswerkbegeleiding gerealiseerd. Meer richting het spoor komt een detailhandelsvoorziening (MKski) met een bijbehorend kantoor. Tussen beide functies komt een (bedrijfs)woning. In figuur 2.9 staat aangegeven wat de beoogde invulling van deze locatie is.

De bestemmingslegging wordt globaal gehouden voor deze locatie. Er wordt een bouwvlak opgenomen waarbinnen de bebouwing is toegestaan. Met een aanduiding wordt de locatie voor de woning aangegeven. Deze is niet wenselijk direct aan het spoor. De hoogte wordt overgenomen uit het stedenbouwkundig plan. Dit betekent dat ten hoogste drie bouwlagen zijn toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02_0010.png"

Figuur 2.8 Beoogde invulling MKski

  • Terrein NS-vastgoed

Het gebied met de aanduiding 4 in figuur 2.4 (betreft wijzigingsgebied 2 in de juridische regeling) is nu grotendeels in bezit bij NS-vastgoed en voor een deel braakliggend. De gronden in dit gebied krijgen een bestemming gebaseerd op het huidige gebruik en de huidige bouwmogelijkheden welke onder voorwaarden gewijzigd kunnen worden. De wijzigingen zijn ten behoeve van bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dienstverlening en aan de zijde van de Rembrandtlaan een ondergeschikte woonfunctie in de vorm van maximaal 5 woningen. Van de te realiseren woningen mag maximaal 25% op de begane grond gerealiseerd worden zodat de 'bedrijfsfunctie' hier het belangrijkst blijft.

Bij planwijzigingen zijn de randvoorwaarden uit de stedenbouwkundige visie van toepassing. Ten aanzien van de bouwhoogten geldt dat hier sprake is van maximaal drie bouwlagen.

  • Ron Ekdom interieurbouw

Ter plaatse van het gebied aangeduid in figuur 2.4 met 5 (betreft wijzigingsgebied 4 in de juridische regeling) is momenteel een bedrijf aanwezig (Ron Ekdom interieurbouw). Op termijn is het wenselijk, zoals ook blijkt uit de stedenbouwkundige visie, dat dit gebied gevoegd wordt bij het P+R-terrein.

Staart

In de staart van het gebied worden op termijn ook ontwikkelingen en veranderingen mogelijk geacht, waaronder een combinatie van de werk- met de woonfunctie. Er is momenteel echter geen zicht op feitelijke ontwikkeling. Bovendien is er sprake van verschillende eigendommen en heeft ontwikkeling op 1 perceel directe gevolgen voor de bedrijfsvoering op andere percelen. Er is dan ook voor gekozen om in de staart van het gebied de bestemmingslegging te baseren op de feitelijke en planologische situatie.

Verkeer en parkeren

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied wordt doorsneden door de Rembrandtlaan. De Rembrandtlaan is in de huidige situatie een 50 km/h-weg die de omliggende percelen en bedrijven verbindt met het hoofdwegennet binnen Bilthoven. De Rembrandtlaan heeft een krap wegprofiel en voldoet daarmee niet aan de minimale richtlijnen (CROW) voor de inrichting als 50 km/h-weg. De beschikbare ruimte daarvoor is beperkt en wordt bepaald door de aanwezige bomen langs de weg. Het wegprofiel van de Rembrandtlaan leent zich meer voor een wegfunctie waar gemotoriseerd verkeer en fietsers gemengd worden afgewikkeld. Hierbij past een maximumsnelheid van 30 km/h en een categorisering als erftoegangsweg.

De Rembrandtlaan biedt in westelijke richting toegang tot het woongebied De Leyen en heeft een functie voor doorgaand verkeer. In oostelijke richting biedt de weg via de Jan Steenlaan toegang tot de Soestdijkseweg Noord. De route via de Soestdijkseweg Noord en de Gezichtslaan vormt een belangrijke noord-zuidverbinding door de bebouwde kom van Bilthoven. Deze wegen zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/h. Richting het noorden sluit de Soestdijkseweg Noord via de Gezichtslaan aan op de N234 richting Bilthoven en de A27 Utrecht-Hilversum. Richting het zuiden sluit de weg aan op de N237 richting Utrecht en Zeist.

De gemeente De Bilt heeft in 2012 een Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) opgesteld. In het GVVP is aangegeven dat de bestaande spoorwegovergang in de Soestdijkseweg Noord wordt opgeheven. Doorgaand verkeer wordt via een bypass en tunnel onder het spoor langs het station geleid. Deze bypass is inmiddels gerealiseerd. De bestaande Soestdijkseweg Noord ter hoogte van het spoor wordt in een tunnel gelegd voor langzaam verkeer. De realisatie van de bypass leidt tot een veel betere doorstroming van het verkeer op de Soestdijkseweg Noord en Zuid en een verbetering van de verkeersveiligheid. De externe ontsluiting van het plangebied is, mede door de realisatie van deze bypass, goed te noemen.

De Rembrandtlaan ontsluit in oostelijke richting via de Jan Steenlaan naar de Soestdijkseweg Noord. Gezien het wegprofiel heeft de Rembrandtlaan in de huidige situatie een beperkte capaciteit. In de huidige situatie heeft de Rembrandtlaan alleen een ontsluitingsfunctie voor de aanliggende percelen. Het achterliggende woongebied De Leyen wordt primair ontsloten via de Jan Steenlaan en Jan van Eijklaan. De Rembrandtlaan heeft een ondergeschikte verkeersfunctie en wordt gebruikt als erftoegangsweg. In onderstaande figuur zijn de wegen in en rondom het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02_0011.png"

Figuur 2.9 Wegen in en rondom plangebied

De verkeersintensiteiten op de wegen in en rondom het plangebied wordt ontleend aan het gemeentelijke dynamische verkeersmodel, welke gebaseerd is op het regionale statische verkeersmodel. De verkeersintensiteiten op de wegen in en rondom het plangebied zijn weergegeven in tabel 2.1.

Tabel 2.1 Verkeersgegevens relevante wegvakken, autonome situatie

weg   wegvak   2024 - werkdag  
Rembrandtlaan-Oost     2.896  
Rembrandtlaan-West     2.007  
Jan Steenlaan   tussen Soestdijkseweg en Rembrandtlaan   7.067  
Jan Steenlaan   tussen Rembrandtlaan en Jan van Eijklaan   5.222  
Jan Steenlaan   tussen Jan van Eijcklaan en Kees Boekelaan   2.568  
Rogier van der Weijdenlaan     2.451  
Massijslaan     6.958  
Jan van Eijcklaan     3.953  

Langzaam verkeer

De verkeersstructuur voor het fietsverkeer wordt gedragen door de Soestdijkseweg Noord en Zuid Deze wegen hebben vrijliggende voorzieningen voor het fietsverkeer. Na reconstructie van de Soestdijkseweg Noord ontstaat een ongelijkvloerse kruising van het spoor voor langzaam verkeer. Daarnaast is de Jan Steenlaan een belangrijke route voor fietsers. De maximumsnelheid op de Jan Steenlaan en de Rembrandtlaan is in de huidige situatie 50 km/h, maar wordt, mede met het oog op de planontwikkeling, teruggebracht naar 30 km/h, waardoor gemengde afwikkeling van fietsverkeer op de rijbaan acceptabel is tot een maximaal wenselijke intensiteit van 6.000 mvt/etmaal. Aandachtspunt is de verkeersveiligheid op de Jan Steenlaan, tussen de Soestdijkseweg en de Rembrandtlaan en op de Massijslaan, waar de kritische grens van 6.000 mvt/etmaal wordt overschreden. Daarnaast is er een belangrijke fietsroute vanuit het westen (richting Utrecht) via De Leyen naar het centrum van De Bilt. Deze fietsroute kan ook een functie hebben voor de ontsluiting van het plangebied voor langzaam verkeer.

Openbaar vervoer

Gezien de directe nabijheid van het treinstation Bilthoven is de ontsluiting voor het openbaar vervoer goed. Er zijn directe en hoogfrequente verbindingen naar Utrecht, Amersfoort, Soest en Baarn. Daarnaast wordt het station aangedaan door diverse regionale busverbindingen. Ook door het plangebied loopt een busverbinding (buslijn 77).

Verkeersgeneratie nieuwe ontwikkeling

De nieuwe ontwikkeling levert een toename van de verkeersintensiteit op. Deze verkeerstoename is berekend op basis van CROW-kencijfers uit publicatie 317 (CROW-2012). Daarbij wordt uitgegaan van een matig stedelijke gemeente. De nieuwe ontwikkelingen worden direct mogelijk gemaakt in de 'kop' van het plangebied en op de locatie MKski. Daarnaast worden twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Een onderbouwing van de verkeersgeneratie is opgenomen in Bijlage 1. Op basis daarvan bedraagt de totale verkeersgeneratie minimaal 1.737 en maximaal 2.396 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde weekdag. Op een werkdag bedraagt de verkeersgeneratie minimaal 1.955 mvt/etmaal en maximaal 2.684 mvt/etmaal. Daarbij is uitgegaan van het representatieve programma zoals in de bijlage beschreven. De verkeersgeneratie is samengevat in tabel 2.2.

Tabel 2.2 Samenvatting verkeersgeneratie bestemmingsplan Rembrandtlaan

locatie   verkeersgeneratie weekdag   verkeersgeneratie werkdag  
  minimaal   maximaal   minimaal   maximaal  
kop   1.257   1.777   1.360   1.923  
MKski   190   277   223   322  
wijzigingsgebieden   290   342   372   439  
totaal   1.737   2.396   1.955   2.684  

In Bijlage 1 is de verkeersgeneratie van een aantal programmascenario's doorgerekend. Het scenario dat het meeste verkeer genereert, vormt vervolgens de basis voor de verkeers- en geluidsberekeningen. Gedurende het proces van opstellen van het bestemmingsplan, is de bestemmingsregeling veranderd, waarbij bepaalde functies zijn gemaximeerd of het gebruik nader is gespecificeerd. Dit heeft ertoe geleid dat het programma waarmee de verkeers- en geluidsberekeningen zijn uitgevoerd, ruimer is dan het bestemmingsplan toestaat.

De verkeersgeneratie (uit tabel 2.2.) van de nieuwe ontwikkeling is doorgerekend met het gemeentelijk verkeersmodel. Dit heeft geleid tot verkeersintensiteiten voor een gemiddelde werkdag en voor de spitsperiode. Op basis van de wegencategorisering conform het GVVP, waarbij de Rembrandtlaan is aangewezen als gebiedsontsluitingsweg, krijgt de Rembrandtlaan teveel verkeer te verwerken. Daarom wordt gekozen voor een verkeersstructuur waarbij de maximumsnelheid op de Rembrandtlaan, Jan van Eijcklaan en Jan Steenlaan teruggebracht wordt naar 30 km/h. Het verkeer verdeelt zich dan gelijkmatiger over de omliggende wegen. Dit leidt tot de verkeersintensiteiten zoals weergegeven in tabel 2.3.

Tabel 2.3 Verkeersgegevens relevante wegvakken, inclusief ontwikkeling

weg   wegvak   2024 - werkdag  
Rembrandtlaan-Oost     4.230  
Rembrandtlaan-West     2.494  
Jan Steenlaan   tussen Soestdijkseweg en Rembrandtlaan   8.326  
Jan Steenlaan   tussen Rembrandtlaan en Jan van Eijklaan   5.519  
Jan Steenlaan   tussen Jan van Eijcklaan en Kees Boekelaan   2.575  
Rogier van der Weijdenlaan     3.085  
Massijslaan     7.811  
Jan van Eijcklaan     4.328  

Verkeersafwikkeling

Op basis van bovenstaande verkeersintensiteiten kan de verkeersafwikkeling op de omliggende wegen worden beoordeeld. Daarbij is met name het kruispunt Jan Steenlaan/Soestdijkseweg kritisch. Dit kruispunt is vormgegeven als een rotonde en vormt de belangrijkste ontsluiting voor het plangebied naar het omliggende wegennet. Met het verkeersmodel is een microsimulatieberekening opgesteld voor het wegennet in en rondom het plangebied, waarbij visueel is onderzocht of het netwerk in de toekomstige situatie de extra verkeersdruk kan opvangen. Uit de berekeningen blijkt dat het netwerk het verkeer redelijk goed kan verwerken. Bij de rotonde Jan Steenlaan/Soestdijkseweg treedt in de spits enige wachtrijvorming op. Dit heeft te maken met fietsers die in de voorrang de rotonde oversteken. De wachtrijen lossen echter snel op, waardoor er sprake is van een acceptabele verkeersafwikkeling. De achterliggende berekeningen zijn opgenomen in de mobiliteitstoets, welke is opgenomen in Bijlage 1.

Verkeersveiligheid

De verkeersveiligheid op de wegen in en rondom het plangebied, met name voor langzaam verkeer, is een aandachtspunt. Op 30 km/h-wegen geldt doorgaans een maximaal wenselijke verkeersintensiteit van 6.000 mvt/etmaal (ASVV, CROW-2004). Wanneer deze verkeersintensiteit wordt overschreden, zijn maatregelen ter verbetering van de verkeersveiligheid gewenst. Uit tabel 2.3 blijkt dat de verkeersintensiteit op de Jan Steenlaan, tussen de Soestdijkseweg en de Rembrandtlaan en op de Massijslaan hoger liggen dan > 6.000 mvt/etmaal. Dat is in de autonome situatie reeds het geval (zie tabel 2.1). Als gevolg van de ontwikkeling neemt de intensiteit op deze wegvakken verder toe en bedraagt respectievelijk 8.300 en 7.800 mvt/etmaal. In dergelijke gevallen is scheiding van verkeersstromen (gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer) gewenst om een goede verkeersveiligheid te kunnen waarborgen.

Langs de Jan Steenlaan ligt op een deel van het wegvak tussen de Soestdijkseweg en de Rembrandtlaan reeds een vrijliggend fietspad. Langs de Massijslaan zijn deels vrijliggende fietspaden voorzien als op het kruispunt Massijslaan/Leijenseweg een rotonde wordt gerealiseerd. Om de verkeersveiligheid op de Jan Steenlaan verder te verbeteren wordt de fietsvoorziening doorgetrokken tot na het kruispunt met de Rembrandtlaan, waardoor de schuine oversteek verplaatst wordt naar het wegvak Jan Steenlaan, tussen de Rembrandtlaan en de Jan van Eijklaan, waar de verkeersintensiteit < 6.000 mvt/etmaal bedraagt. Hierdoor is op het deel van de Jan Steenlaan met de hoogste verkeersintensiteit en ter hoogte van het kruispunt met de Rembrandtlaan een vrijliggend fietspad aanwezig. De verkeersveiligheid voor fietsverkeer wordt door deze maatregel sterk verbeterd. Verder zijn aanvullende maatregelen beoogd om de verkeersveiligheid te verbeteren. Daarbij kan gedacht worden aan een plateau of middengeleider.

Geconcludeerd wordt dat door het aanleggen van een vrijliggende fietsvoorziening langs het eerste deel van de Jan Steenlaan de verkeersveiligheid voor fietsers in voldoende mate gewaarborgd is. Er is geen sprake van gemengde verkeersafwikkeling bij verkeersintensiteiten hoger dan 6.000 mvt/etmaal. Daarnaast zijn aanvullende maatregelen beoogd om de verkeersveiligheid te verbeteren (bijvoorbeeld een plateau of middengeleider). Als gevolg van deze maatregelen is de verkeersveiligheid voor fietsers in voldoende mate gewaarborgd.

Parkeren

Parkeren in het plangebied vindt over het algemeen bij de bedrijven zelf op eigen terrein plaats. In het stationsgebied wordt voorzien in een nieuwe parkeerconcentratie gelegen aan de aanrijroute. Langs de twee routes, vanuit Bilthoven Noord en Bilthoven Zuid, ontbreekt een dergelijke parkeerconcentratie.

De parkeerbehoefte van nieuwe ontwikkelingen dient zoveel mogelijk op eigen terrein te worden opgelost. Om in voldoende parkeerplaatsen te voorzien, moet altijd voldaan worden aan de parkeerkencijfers van het CROW, welke zijn vastgelegd in publicatie 317 (CROW, 2012). Hieronder worden de parkeerkencijfers voor de belangrijkste functies in het plangebied weergegeven. Daarbij wordt uitgegaan van een matig stedelijke gemeente. Het kopgebied van de ontwikkeling kenmerkt zich als schilgebied van het centrum. Het overige deel van het plangebied wordt gezien als restgebied van de bebouwde kom. Uitgegaan wordt van de gemiddelde parkeerkencijfers.

Tabel 2.4 Parkeerbehoefte functies

functie   parkeerkencijfer kop   parkeerkencijfer overig gebied  
1 sterren hotel   0,8 pp/10 kamers   2,4 pp/10 kamers  
2 sterren hotel   2,3 pp/10 kamers   4,1 pp/10 kamers  
3 sterren hotel   3,3 pp/10 kamers   4,0 pp/10 kamers  
4 sterren hotel   5,1 pp/10 kamers   7,2 pp/10 kamers  
5 sterren hotel   7,9 pp/10 kamers   10,6 pp/10 kamers  
detailhandel/wijkcentrum   4,4 pp/100 m² bvo   5,1 pp/100 m² bvo  
woning koop, vrijstaand   1,9 pp/woning   2,2 pp/woning  
appartementen, koop, duur   1,7 pp/woning   2,0 pp/woning  
appartementen, koop, gemiddeld   1,6 pp/woning   1,8 pp/woning  
appartementen, koop, goedkoop   1,4 pp/woning   1,6 pp/woning  
appartementen, huur, duur   1,6 pp/woning   1,8 pp/woning  
appartementen, huur, gemiddeld/goedkoop   1,2 pp/woning   1,4 pp/woning  
kantoor, zonder baliefunctie   2,0 pp/100 m² bvo   2,1 pp/100 m² bvo  
kantoor, met baliefunctie/commerciële dienstverlening   2,4 pp/100 m² bvo   2,9 pp/100 m² bvo  
huiswerkbegeleiding     3 pp/100 m² bvo  
bedrijven, arbeidsintensief/bezoekersextensief     2,4 pp/100 m2 bvo
 
bedrijven, arbeidsextensief/bezoekersextensief     1,1 pp/100 m2 bvo  

De nieuwe functies in het plangebied dienen getoetst te worden aan bovenstaande parkeernormen. De parkeerbalans dient altijd sluitend te zijn.

Conclusie

Als gevolg van onderhavig plan neemt de verkeersintensiteit op de omliggende wegen toe. Uitgegaan wordt van een wegencategorisering, waarbij de Jan Steenlaan, Jan van Eijklaan en Rembrandtlaan opgenomen worden in een 30 km/h-gebied. Een goede verkeersafwikkeling, ook naar de Soestdijkseweg, is dan gewaarborgd. Om de verkeersveiligheid, ook voor langzaam verkeer, te waarborgen, dient het vrijliggend fietspad langs de Jan Steenlaan tussen de Soestdijkseweg en de Rembrandtlaan doorgetrokken te worden tot na het kruispunt met de Rembrandtlaan. Daarnaast worden langs delen van de Massijslaan vrijliggende fietspaden voorzien. Geconcludeerd wordt dat een goede bereikbaarheid, verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid gewaarborgd is. Verder moet het plan altijd voorzien in voldoende parkeerplaatsen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo wordt in de Structuurvisie beschreven in welke infrastructuurprojecten de komende jaren wordt geïnvesteerd en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. De Structuurvisie gaat diverse beleidsnota's vervangen zoals:

  • de Nota Ruimte;
  • de Structuurvisie Randstad 2040;
  • de Nota Mobiliteit;
  • de MobiliteitsAanpak;
  • de structuurvisie voor de Snelwegomgeving;
  • de agenda Landschap;
  • de agenda Vitaal Platteland;
  • Pieken in de Delta.

Voor het plangebied zijn geen specifieke opgaven bepaald. Algemeen gaat de structuurvisie uit van het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS en Natura 2000-gebieden. Dit heeft vooral betrekking op het buitengebied van gemeenten en niet zozeer op de kernen.

Barro

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in werking getreden.

Het Barro is een van de uitvoeringsinstrumenten die kunnen worden ingezet om het rijksbeleid in het beleid van lagere overheden te laten implementeren. Het Barro bevat alle ruimtelijke rijksbelangen uit de eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) en geeft middels regels en plankaarten (juridisch) de mogelijkheid om de rijksbelangen veel directer door te laten werken in de ruimtelijke plannen van andere overheden. Anders dan de Realisatieparagraaf dus, waar alleen is aangegeven hoe het beleid zal worden uitgevoerd door het aanreiken van de mogelijke sturingsinstrumenten.

Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Hiermee kan bijvoorbeeld precies aangegeven worden in welke zones bestemmingsplannen geen bestemmingen mogen bevatten die verdere verstedelijking toestaan. Dit moet leiden tot snellere besluitvorming en minder bestuurlijke drukte.

In de loop van 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook is het onderwerp ladder voor duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen.

Voor het plangebied is geen specifieke opgave bepaald.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ten aanzien van de ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling wordt opgemerkt dat er sprake is van een herontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied passend binnen het gemeentelijk beleid. Het programma voor de nieuwe ontwikkelingen vloeit onder andere voort uit de 'Visie Herpositionering Bedrijventerrein Rembrandtlaan' (zie paragraaf 2.3.). Hieruit blijkt de regionale behoefte van het programma. Ten aanzien van de hotelfunctie blijkt uit diverse onderzoeken dat in Midden-Nederland er sprake is van een groeiende behoefte, met name vanwege de Jaarbeurs in Utrecht. Gezien de ligging nabij het station, kan gesteld worden dat behoefte aan deze functie bestaat. Op de woningbehoefte wordt in paragraaf 2.3 (gemeentelijk beleid, Woonvisie) nader ingegaan. Aan stap 2 en 3 uit de ladder voor duurzame verstedelijking hoeft geen aandacht te worden besteed vanwege de ligging in het bestaand stedelijk gebied.

Nationaal Waterplan 2009 – 2015

Het Nationaal Waterplan (Ministeries van V&W, VROM en LNV, 2009) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Het beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Het Nationaal Waterplan bestaat uit een thematische uitwerking en een gebiedsuitwerking. Thema's die behandeld worden zijn: waterveiligheid, watertekort en zoetwatervoorziening, wateroverlast, waterkwaliteit en gebruik van water.

Gebiedsuitwerkingen zijn er voor de Kust, Rivieren, IJsselmeergebied, Zuidwestelijke Delta, Randstad, Noordzee, Noord-Nederland en de Waddenzee, Hoog Nederland en het Stedelijk gebied. Op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Voor het plangebied is geen specifieke opgave bepaald.

Conclusie

Vanuit het Rijksbeleid zijn er geen specifieke opgaven voor het plangebied.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Provinciaal beleid

Structuurvisie 2013 - 2028 en provinciale verordening

In de structuurvisie is de ontwikkeling van de provincie voor de lange termijn geformuleerd. Gestreefd wordt naar een provincie waar ruimte is voor goed wonen, werken en natuur. Wonen en werken vooral in het stedelijk gebied, compacte en intensief bij OV knooppunten, behoud van ruimtelijke en sociale kwaliteiten en behoud van de kernkwaliteiten van het landelijk gebied. Het ruimtelijke beleid richt zich verder op:

  • voldoende en divers woningaanbod en een goed voorzieningenniveau;
  • bereikbaarheid;
  • een concurrerend vestigingsmilieu voor de kennis- en creatieve bedrijven;
  • aantrekkelijke en beleefbare natuur en landschappen;
  • anticiperen op klimaatverandering.

De Provinciale Ruimtelijke verordening is gelijktijdig met de Structuurvisie vastgesteld. In de verordening zijn regels opgenomen waarmee bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening dient te worden gehouden. Voor het voorliggend bestemmingsplan zijn de onderstaande artikelen van belang.

Infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug (artikel 2.3):

Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die de grondwaterkwaliteit met het oog op de drinkwaterwinningen en de kwelstromen naar natuurgebieden beschermen bij functiewijzigingen. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met het grondwaterkwaliteit rekening is gehouden.

Stedelijk gebied (artikel 3.1)

Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten voor verstedelijking.

De toelichting op het ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen. Indien het ruimtelijk plan betrekking heeft op grootschalige verstedelijking bevat de toelichting een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overstromingsgevaar.

In de toelichting van dit bestemmingsplan is een duurzaamheidsparagraaf opgenomen.

Kantoren (artikel 3.5)

Een ruimtelijk plan bevat geen bestemmingen en regels die voorzien in nieuwvestiging van kantoren. Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die voorzien in een bestemmingswijziging van bestaande kantoorbestemmingen naar een andere functie indien de bestemming Kantoor of Kantoren nog niet is gerealiseerd, er nog geen bouwvergunning op grond van de Woningwet of omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is aangevraagd en er geen zicht is op realisatie van de bestemming binnen de planperiode. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.

In dit bestemmingsplan wordt voorzien in vervangende kantoorruimte voor het bedrijf Difrax in de 'kop' van het gebied. Door de herontwikkeling maakt het bestaande kantoor plaats voor een nieuw kantoor. Voorts zijn bestaande kantoren als zodanig bestemd en zijn, uitsluitend door middel van een afwijkingsprocedure, kleinschalige kantoren binnen de gemengde strook aan de Rembrandtlaan toegestaan. Van overige nieuwe kantoren is geen sprake in het plangebied.

Mobiliteitstoets (artikel 3.7)

De toelichting op een ruimtelijk plan waarin ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien, bevat een beschrijving van het aantal verplaatsingen die deze ruimtelijke ontwikkelingen tot gevolg hebben en of er door het aantal verplaatsingen knelpunten op het ontsluitende en omliggende verkeersnetwerk voor de diverse modaliteiten kunnen ontstaan. Indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van relatief grote verkeerseffecten, wordt een mobiliteitstoets zoals beschreven in de bijlage van de verordening uitgevoerd.

In paragraaf 2.3 is inzicht gegeven in de verkeersaantrekkende werking van de ontwikkelingen binnen het plangebied. Hieruit blijkt dat een goede verkeersafwikkeling gewaarborgd is.

3.2.2 Bestuursregio Utrecht

Regionaal Structuurplan 2005-2015 (2005)

Het Regionaal Structuurplan (RSP) is een integraal afwegingskader, een toetsingskader voor planologische besluiten en een uitvoeringskader voor de periode 2005-2015. Ambities van het RSP zijn: invulling geven aan de positie van de regio in de Randstad, het versterken van de regionaal-economische structuur en het verbeteren van de bereikbaarheid.

Regionale kwaliteiten moeten gewaarborgd en verder uitgebouwd worden door het veiligstellen en tijdig ontwikkelen van landschappelijke en ecologische kwaliteiten; het verbeteren van de kwaliteit van woon- en leefklimaat; het versterken van de regionaal-economische structuur; het streven naar een evenwichtige ontwikkeling van de regio Utrecht; een bereikbare en leefbare regio voor iedereen; het benutten van de cultuurhistorische kwaliteiten voor versterking van identiteit en kwaliteit van de leefomgeving en het hanteren van water als ordenend principe.

Conclusie

De mogelijke herontwikkeling van het plangebied voor kennis- en creatieve bedrijven sluit aan op het ruimtelijke beleid zoals opgenomen in de Structuurvisie 2013-2028 van de provincie. Voor het overige past de herontwikkeling binnen het provinciale en regionale beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Gemeente De Bilt 2030

Op 29 maart 2012 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 'Gemeente De Bilt 2030 Behoud door ontwikkeling' vastgesteld. Hiermee heeft de gemeente vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening de kaders voor het ruimtelijk beleid vastgelegd.

Het vertrekpunt: zes kwaliteiten

De gemeente De Bilt heeft een aantal specifieke kwaliteiten die haar maken tot een zeer prettige leefomgeving. Het in 2010 opgestelde Bilts Manifest beschrijft een zestal (overkoepelende) kwaliteiten van de gemeente; deze zijn integraal onderdeel van de structuurvisie:

  • 1. ruimte en groen;
  • 2. historische landschappen;
  • 3. hoogwaardige kennis;
  • 4. krachtige kernen;
  • 5. topper in sport;
  • 6. centrale ligging.

Aandachtspunten voor de toekomst

Bij het opstellen van de structuurvisie, als ruimtelijke vertaling van Het Bilts Manifest, is het behoud en zo mogelijk het versterken van deze kwaliteiten dan ook het voornaamste doel. Om dit te behouden is hier en daar ook verandering noodzakelijk. Autonome ontwikkelingen en maatschappelijke trends maken het noodzakelijk mee te bewegen en te blijven werken aan kwaliteit en leefbaarheid.

Zes speerpunten

Om de zes kwaliteiten te behouden zet de gemeente in de structuurvisie in op zes speerpunten. Het gaat daarbij niet alleen over het afwegen van belangen, maar vooral over het vastleggen van de waarden voor de toekomst. Aanvullend wordt ook een werkwijze beschreven, die een strategie en houding weerspiegelt voor de toekomstige ontwikkeling van de gemeente. De overkoepelende visie is dat de gemeente De Bilt moet inzetten op kwaliteit boven kwantiteit. De zes speerpunten en de werkwijze vormen samen de visie op de gemeente:

  • speerpunt 1: het landschap als duurzame onderlegger;
  • speerpunt 2: een sterke sociale cohesie;
  • speerpunt 3: zes kernen met een eigen gezicht;
  • speerpunt 4: Life-science As als groene loper van De Uithof;
  • speerpunt 5: goed bereikbaar en leefbaar;
  • speerpunt 6: een recreatief buitengebied van formaat.

Voor het plangebied is vooral het 4e speerpunt van belang. De structuurvisie stelt dat de gemeente ervan overtuigd is dat de kennisregio Utrecht sterker staat en meer te bieden heeft aan instellingen en bedrijven als De Uithof en de gemeente De Bilt samen optrekken en als één samenhangend gebied gezien worden. De gemeente De Bilt zet daarom vol in op het versterken van haar positie als knooppunt van en groene loper naar De Uithof door het ontwikkelen van een Life-science As met groene werklandgoederen langs de Soestdijkseweg Noord en Zuid. Aan de noordzijde loopt de Life-Science As door tot het Berg en Bosch-terrein. De gemeente schept aan de Life-Science As voorwaarden in bestemmingsplannen en biedt vestigingsmogelijkheden voor het uitbouwen van bestaande en het vestigen van nieuwe kennisintensieve en duurzame bedrijven binnen de groene werklandgoederen. Daar kunnen ook hotel- en vergadervoorzieningen een plek krijgen. Tevens is hier plaats voor kantoorruimtes met gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van het 'nieuwe werken' en ZZP-ers.

Masterplan Centrum Bilthoven 2009

Op 26 februari 2009 is het Masterplan Centrum Bilthoven vastgesteld door de gemeenteraad van De Bilt. Het Masterplan geeft in hoofdlijnen weer hoe het centrum zich in de komende tijd moet ontwikkelen. Het plan is geen blauwdruk, maar legt de hoofdlijnen van de centrumontwikkeling dusdanig vast dat er voldoende flexibiliteit overblijft om in te spelen op toekomstige ontwikkelingen.

Het Masterplan bevat op hoofdlijnen schetsen en beschrijvingen van mogelijkheden. Zo geeft het plan de hoogte van de bebouwing aan, bevat het de basisstructuur voor het hoofdautoverkeer, het parkeren, het fietsverkeer, het voetgangersverkeer, de winkelrouting, bevoorrading en profielen van de meest prominente openbare ruimtes in het gebied.

Het Masterplan is voor wat het gebied Rembrandtlaan betreft herijkt door de Stedenbouwkundige visie revitalisering van de Rembrandtlaan (zie hierna).

Visie Herpositionering Bedrijventerrein Rembrandtlaan

Deze visie uit juni 2010 , die het economisch beleid voor het plangebied weergeeft, is in paragraaf 2.3. reeds beschreven.

Stedenbouwkundige visie Revitalisering van de Rembrandtlaan (2013)

Het stedenbouwkundig bureau BDP Khandekar heeft in opdracht van de gemeente De Bilt een stedenbouwkundige visie (Revitalisering van de Rembrandtlaan) opgesteld. De stedenbouwkundige visie beschrijft de mogelijkheden voor het plangebied.

Gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan (GVVP)

Het gemeentelijk verkeer- en vervoerplan (GVVP) beschrijft het beleid van de gemeente De Bilt voor de periode tot aan 2020. Het GVVP steekt in op het benutten van de bestaande infrastructuur en mensen te stimuleren om slimme keuzes in hun vervoermiddel te laten maken. De visie is uitgewerkt in drie hoofddoelen, te weten bereikbaarheid, leefbaarheid (waaronder verkeersveiligheid) en slimmer reizen.

Concreet vertalen deze thema's zich in het verbeteren van de doorstroming op de Soestdijkseweg Noord en Zuid, openbaar vervoer tussen station Bilthoven en de Uithof, duidelijkere keuzes tussen functie en inrichting van de weg, verkeerseducatie en een aantrekkelijk fietsnetwerk.

Ten aanzien van het plangebied is de route Soestdijkseweg Noord/Gezichtslaan en Soestdijkseweg Zuid benoemd als onderdeel van de hoofdstructuur. De kruising Soestdijkseweg Noord - Jan Steenlaan wordt aangepast voor een betere doorstroming en om de veiligheid te vergoten. De Jan Steenlaan zou worden afgewaardeerd ten behoeve van de fietsers van/naar de middelbare scholen, waarbij de Rembrandtlaan de functie zou krijgen als gebiedsontsluitingsweg. Voor wat betreft dit laatste heeft het college echter een nieuw besluit genomen. Een en ander zoals toegelicht in paragraaf 2.3 van deze toelichting.

Woonvisie 2013 - 2020

Op 25 april 2013 heeft de raad de Nieuwe Woonvisie voor de periode 2013-2020 vastgesteld. Deze visie is een vervolg op het Bilts Manifest uit 2010 en de gemeentelijke Structuurvisie 2030 uit 2012. Daarnaast speelt de visie in op de actuele economische en maatschappelijke ontwikkelingen die de woningmarkt beïnvloeden.

In de woonvisie zijn de volgende 6 concrete beleidskeuzes geformuleerd:

  • 1. specifiek woonmilieu behouden en versterken (kwaliteit gaat boven kwantiteit);
  • 2. Betaalbare huisvesting realiseren voor starters en (jonge) gezinnen ten gunste van de leefbaarheid en vitaliteit in de kleine kernen;
  • 3. doelgroep ouderen krijgt waar mogelijk voorrang in de grotere kernen;
  • 4. kwetsbare inwoners met een zorgbehoefte krijgen prioriteit;
  • 5. levensloopbestendig bouwen en duurzaamheid zijn uitgangspunt;
  • 6. naast sturing op 5% nieuwbouw, ook de bestaande woningvoorraad opplussen.

In de bijlage is het 'Woningbouwprogramma 2013-2020' weergegeven. Hoewel de bijlage niet voorziet in nieuwe woningen in het plangebied kan worden opgemerkt dat het overzicht een momentopname betreft. Ontwikkelaars en ook de gemeente passen projecten aan de omstandigheden aan, door de economische crisis schuiven projecten op in de tijd, worden woningbouwprogramma's aangepast, worden projecten doorverkocht of soms zelfs geschrapt. Zo zijn de in de bijlage opgenomen 25 woningen in een woontoren binnen het centrumplan komen te vervallen. Aangegeven wordt dat de komende jaren nieuwe woningbouwinitiatieven geïnitieerd worden, zowel door de gemeente als door particuliere ontwikkelaars. De woningbehoefte in de regio Utrecht blijft ook komende jaren groot en de aantrekkingskracht die de gemeente De Bilt heeft, zorgt ervoor dat er ook komende jaren afzetmogelijkheden zijn en dus nieuwe woningbouwontwikkelingen van de grond zullen komen. In de bijlage bij de Woonvisie wordt uitgegaan van 781 woningen. Adviesbureau Stec heeft geconcludeerd dat er tot aan 2020 binnen de gemeente afzetmogelijkheden zijn voor in totaal zo'n 850-1050 woningen. Dit biedt dus nog ruimte voor nieuwe woningbouwinitiatieven.

In het plangebied worden via een rechtstreekse bouwtitel 55 woningen mogelijk gemaakt. Voor het overige zijn mogelijkheden opgenomen middels wijzigingsbevoegdheden (maximaal 13 woningen ondergeschikt aan de gewenste bedrijfsfuncties). Gelet op de conclusies uit het onderzoek van adviesbureau Stec, passen de voorziene woningaantallen binnen het gemeentelijk beleid.

Conclusie

De beoogde revitalisering van het gebied, zoals beschreven in paragraaf 2.3 wordt met dit bestemmingsplan (deels) gefaciliteerd. Het bestemmingsplan sluit aan bij het relevante gemeentelijke beleidskader.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Normstelling en beleid

Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen), worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt getoetst conform:

  • VNG handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009);
  • Wet milieubeheer.

VNG handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen.

De publicatie heeft bedrijven ingedeeld in categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de bestemmingsgrens van de bedrijven en anderzijds de gevel van een woning.

Naast het omgevingstype rustige woonwijk kent de VNG-publicatie ook het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieu belastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.

Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting, wat het verlagen van de richtafstanden met één stap rechtvaardigt. De richtafstand van 30 m voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 m en de richtafstand van 100 m voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 m. Als de werkelijke afstanden kleiner zijn dan de richtafstanden uit de VNG-publicatie, zal door middel van onderzoek aangetoond moeten worden dat kan worden afgeweken van de richtafstanden.

Wet milieubeheer

De VNG-publicatie is een handreiking. De standaard richtafstanden die hierin staan zijn gesteld voor een bepaald type bedrijfsactiviteiten en omvang. In het kader van de Wet milieubeheer zijn inrichtingen gehouden aan voorschriften in de milieuvergunning of in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Daarbij kunnen in een omgevingsvergunning (milieuvergunning) specifieke voorschriften voor een bedrijf worden gesteld of gelden algemene normen voor bedrijven die onder de meldingsplicht van een AMvB vallen.

Deze voorschriften of normen omvatten onder meer de werkelijke hinderafstanden voor stank, geluid en veiligheid die in acht genomen moeten worden ten opzichte van gevoelige bestemmingen in de omgeving.

Een bedrijf kan op grond van zijn omgevingsvergunning (milieuvergunning) en de hiermee impliciet toegekende milieuzone ruimtelijke rechten claimen. Een vergunning kent immers niet alleen plichten toe maar ook rechten. Bovenstaande geldt op een vergelijkbare wijze voor inrichtingen waarop een AMvB van toepassing is.

Onderzoek

Op het bedrijventerrein Rembrandtlaan is een verscheidenheid aan bedrijven gevestigd. Het betreft onder meer kantoren, een garagebedrijf, (groot)handelsbedrijven, ambachtelijke /aannemersbedrijven, (para)medische praktijken, enzovoorts. Op het bedrijventerrein zijn geen risicovolle bedrijven gevestigd. In de directe omgeving van het bedrijventerrein zijn meerdere woningen gelegen. Ook op het bedrijventerrein komen woningen voor. Bovendien zijn nieuwe woningen gepland.

Door het beperkte oppervlak van het bedrijventerrein, de aanwezigheid van bedrijven uit een relatief lage milieucategorie en het voorkomen van burgerwoningen op en in de directe omgeving van het bedrijventerrein, worden ter plaatse van het gehele bedrijventerrein bedrijven uit maximaal milieucategorie 2 algemeen toelaatbaar geacht. Dit zijn bedrijven die weinig milieubelastend zijn. Dit sluit tevens aan op de visie van de gemeente voor het gebied.

Inschaling huidige bedrijven

De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. Vijf aanwezige bedrijven in het plangebied vallen in een hogere categorie dan de algemeen toelaatbare categorie (bijlage 2) . Aangezien het een bestaande situatie betreft, wordt de huidige situatie gecontinueerd en mogelijk gemaakt via een specifieke bedrijfsbestemming. Het gaat om B&W Vochtwering BV aan de Rembrandtlaan 7, De Groot schildersbedrijf vof aan de Rembrandtlaan 7, Brinco constructies aan de Rembrandtlaan 9, KPN Telecom rayon Midden aan de Rembrandtlaan 33 en Ron Ekdom Interieurbouw/ontwerpbureau aan de Rembrandtlaan 34.

Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich op die locatie alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Op deze manier wordt onaanvaardbare hinder uitgesloten. Voor een toelichting op de SvB 'bedrijventerrein' wordt verwezen naar bijlage 4.

Nieuwe ontwikkelingen

Op verschillende plekken worden in het plangebied, al dan niet met een wijzigingsbevoegdheid nieuwe geluidsgevoelige functies toegestaan. Er is onderzocht of bestaande bedrijven met hun huidige bedrijfsvoering niet in gevaar komen door de bouw van nieuwe woningen in het gebied (bijlage 3, Omgevingsdienst Utrecht, DBI1310.A303, oktober 2013). De gemeente wil met dit onderzoek onnodige knelpunten bij bedrijven en klachten van de toekomstige bewoners voorkomen.

Uit het onderzoek van de Omgevingsdienst is gebleken dat de bedrijven KPN Telecom en Ron Ekdom, die niet binnen de algemene toelaatbaarheid passen, voor de nieuwbouw akoestisch niet relevant zijn. Dit komt enerzijds door de relatief grote afstand tot de meest nabij gelegen nieuwbouwlocatie (circa 100 m of meer) en anderzijds door de gedeeltelijke afscherming door tussengelegen kantoren.

De volgende bedrijven zijn nader onderzocht omdat deze mogelijk knelpunten kunnen veroorzaken bij de nieuwbouwwoningen:

  • B&W Vochtwering;
  • De Groot Schildersbedrijf;
  • Brinco Constructies;
  • Heibloem Tandtechnisch Centrum;
  • El-Contronic;
  • Difrax.

Uit het nader onderzoek blijkt dat B&W Vochtwering, de Groot Schildersbedrijf en Brinco Constructies door de toekomstige woningbouw niet worden belemmerd in de huidige bedrijfsvoering.

De bedrijven Heibloem Tandtechnisch Centrum en El-Contronic worden door de toekomstige woningbouw in de romp mogelijk belemmerd in de bedrijfsvoering door de geluidsemissie van de aanwezigheid van airco's op de daken. De woningen in de romp worden mogelijk gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Bij de uitwerking van de plannen zal rekening moeten worden gehouden met de aanwezigheid van de airco's. In de wijzigingsregels is opgenomen dat er geen sprake mag zijn van milieuhygiënische belemmeringen. Hiermee wordt zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en wordt voorkomen dat bestaande bedrijven in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

Difrax zal op de nieuwe locatie mogelijk worden belemmerd in de bedrijfsvoering in relatie tot de mogelijke nieuwbouwwoningen in de kop door de aanwezigheid van (in de huidige situatie) 15 geluidsbronnen op het dak. In de kop worden woningen rechtstreeks mogelijk gemaakt. Door de verhuizing van Difrax zijn zowel het bedrijf als de woningen nieuw in dit gebied. Bij de realisatie van zowel het kantoor als de woningen wordt, met de indeling van het gebied en de plaatsing van geluidsbronnen, rekening gehouden met de andere ontwikkeling.

De overige nieuw te realiseren bedrijvigheid voorziet maximaal in bedrijven met milieucategorie 2. Dergelijke bedrijven beschikken over een richtafstand van maximaal 10 m ten opzichte van woningen in een gemengd gebied. Van een gemengd gebied is hier sprake daar de woningen gerealiseerd worden tussen diverse andere bedrijfsfuncties, en de woningen binnen de geluidszone van het spoor liggen. Aan de richtafstand van 10 m kan bij alle bestaande woningen voldaan worden. De nieuw te realiseren woningen worden naast de bedrijvigheid gerealiseerd ten behoeve van deze functies. De woningen worden wel fysiek gescheiden van de functies. Ter plaatse van alle woningen is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat. Daarbij dient tevens opgemerkt te worden dat in het milieuspoor afstemming plaatsvindt ten behoeve van eventuele milieuhinder van de nieuw te realiseren bedrijven. Ter plaatse van de woningen kan daarmee gesteld worden dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

Conclusie

In dit bestemmingsplan is de milieuzonering, die is vertaald in een algemene toelaatbaarheid voor bedrijfsactiviteiten, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen. Tevens is daarmee bereikt dat bestaande en toekomstige bedrijven niet in hun functioneren worden belemmerd. Toekomstige bedrijven kunnen zich alleen vestigen in het plangebied wanneer zij vallen binnen de algemeen toelaatbare categorieën, dan wel in het kader van de omgevingsvergunning wordt aangetoond dat zij voldoen aan de gestelde voorwaarden. Bij de ontwikkeling van nieuwe gevoelige bestemmingen wordt middels de wijzigingsregels in de wijzigingsbevoegdheden zorggedragen voor een goede afstemming. Voor de ontwikkelingen in de kop van zowel het bedrijf Difrax als de woningen wordt wederzijds rekening gehouden met de andere ontwikkeling waardoor knelpunten worden voorkomen.

4.2 Horeca

Toetsingskader

Bij de aanwezigheid of het mogelijk maken van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van omliggende woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat horecavoorzieningen op een gewenste locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Vergelijkbaar met de zonering van bedrijfsactiviteiten wordt daarbij gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten (SvH). De Staat van Horeca-activiteiten is opgenomen als bijlage 1 van de regels).

De SvH bestaat uit een lijst van horeca-activiteiten die is gerangschikt op hinderlijkheid. Er is vooral gekeken naar het aspect geluidshinder en de verkeersaantrekkende werking van de onderscheiden categorieën.

Toelaatbaarheid

Binnen de bestemming Gemengd - 2 (de 'kop' van het gebied) wordt een hotel met restaurant en congres- en vergaderfaciliteiten mogelijk gemaakt. Het betreft lichte en middelzware horeca. Omdat de horeca wordt mogelijk gemaakt in een gebied waar ook woningen zijn gepland, zal er sprake zijn van een gemengd gebied. Omdat zowel de horeca als de woningen nieuw zijn, wordt bij realisatie van zowel het hotel (met restaurant en vergader- en congresfaciliteiten) als de woningen, met de indeling van het gebied, rekening gehouden met de andere ontwikkeling.

Binnen de Kop van het plangebied wordt lichte en middelzware horeca (uit maximaal categorie 1) toegestaan. Hier worden onder andere een hotel met restaurant en congres- en vergaderfaciliteiten en overige horecafuncties beoogd. Binnen het plangebied worden tevens woningen mogelijk gemaakt. Door de menging van deze verschillende functies op korte afstand van elkaar is sprake van een gemengd gebied. De menging van de functies is op deze locatie gewenst om een levendig gebied te creëren, waarmee de aantrekkelijkheid van het gebied voor de bewoners en omwonenden wordt vergroot.

Omdat zowel de horeca als de woningen nieuw zijn, wordt bij realisatie van zowel de horecafaciliteiten als de woningen, met de indeling van het gebied, rekening gehouden met de andere ontwikkeling. De bebouwing wordt zodanig ontworpen dat de kans op milieuhinder wordt beperkt. Verder worden tussen de woonlagen en de overige functies bouwkundige afscheidingen gerealiseerd waarmee in de woningen een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt. Op deze manier kan ter plaatse van de nieuw te realiseren woningen een acceptabel woon- en leefklimaat gerealiseerd worden.

Ook in de directe omgeving van het plangebied zijn woningen gelegen. Door de afstand tussen deze woningen en de horecagelegenheden die worden gerealiseerd, zal ook ter plaatse van deze woningen sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect horeca de vaststelling van het plan niet in de weg.

4.3 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2) 1)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10) 2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  • 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO 2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO 2 de waarde van 82 µg/m3 overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  • 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.

Onderzoek en conclusie

De concentratie stikstofdioxide en fijn stof bevinden zich beneden de wettelijk toegestane jaargemiddelde grenswaarde van 40 microgram per m3.

De uurgemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide wordt vanaf concentraties boven de 60 microgram per m3 overschreden. De concentraties nabij het plangebied bedragen maximaal 28 microgram per m3, wat betekent dat ook aan de uurgemiddelde grenswaarde wordt voldaan.

Naast een jaargemiddelde grenswaarde voor fijn stof is er ook een daggemiddelde grenswaarde van 50 microgram per m3 van kracht, die per jaar 35 keer mag worden overschreden. Uit statistische vergelijkingen van TNO en het RIVM blijkt dat deze grenswaarde bij een concentratie van 31,3 microgram per m3 vaker dan 35 keer wordt overschreden. Aangezien de concentraties fijn stof in het plan gebied maximaal 26 microgram per m3 bedragen, wordt ook aan deze daggemiddelde grenswaarde voldaan.

In het plangebied worden de grenswaarden niet overschreden. Hiermee wordt voldaan aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening.

De beoogde ontwikkelingen hebben een verkeersaantrekkende werking tot gevolg, waardoor de concentraties luchtverontreinigende stoffen toenemen, het bestemmingsplan draagt echter niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit (nibm).

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat het wettelijke kader voor de toegestane geluidsbelasting bij nieuw te realiseren geluidsgevoelige objecten (zoals woningen) die zijn gelegen binnen de zone van een (spoor)weg. Voor deze objecten geldt een voorkeurswaarde voor de geluidsbelasting. Wordt deze waarde overschreden, dan kan een hogere grenswaarde worden verleend.

Binnen een geluidszone geldt een voorkeurswaarde: 48 dB vanwege wegverkeer en 55 dB vanwege spoorverkeer. De geluidsbelasting wordt per weg en per geluidsbron getoetst.

Als een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, moet de initiatiefnemer onderzoeken of geluidreducerende maatregelen (aan de bron en in de overdracht) getroffen kunnen worden om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Als uit het onderzoek blijkt dat niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het college onder voorwaarden ontheffing verlenen van de voorkeurswaarde. Hierbij geldt een wettelijke maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor wegen en 68 dB voor spoorwegen.

4.4.1 Wegverkeer

Voor wegen binnen de bebouwde kom, met een snelheidsregime van 50 km/h of meer geldt in het kader van de Wgh een (onderzoeks)zone met een breedte van 200 m vanuit het hart van de weg. Voor ontwikkelingen binnen deze zones wordt de wettelijke voorkeurswaarde van 48 dB en de hoogst toelaatbare grenswaarde van 63 dB gehanteerd.

Het plangebied bevindt zich (gedeeltelijk) in de zone van de Soestdijkseweg. De overige wegen zijn niet gezoneerd vanwege het snelheidsregime van 30 km/h.

Voor onderhavig plangebied is een akoestisch onderzoek uitgevoerd dat is vastgelegd in de rapportage 'Bestemmingsplan Rembrandtlaan 2014, akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op gevels', Omgevingsdienst regio Utrecht, 21 mei 2014 (zie bijlage 4). Het plangebied is in dit onderzoek getoetst aan wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Daarbij is onderscheid gemaakt naar de ontwikkelingsgebieden die door middel van een wijzigingsbevoegdheid opgenomen worden in het bestemmingsplan en de gebieden die rechtstreeks bestemd worden. De conclusies van het onderzoek worden hieronder kort benoemd. In het onderzoek zijn de gebieden opgenomen waar een directe bestemming aan wordt toegekend ('kop' en 'MKski'). Verder zijn de voor geluid relevante wijzigingsgebieden in het onderzoek betrokken.

In het akoestisch onderzoek wordt ervan uitgegaan dat alleen de wegvakken van de Soestdijkseweg Zuid en Noord relevant zijn, omdat deze wegvakken een maximumsnelheid van 50 km/h hebben. De overige wegen krijgen op termijn een maximumsnelheid van 30 km/h en zijn formeel vrijgesteld van toetsing aan de Wgh, zie ook de verkeersparagraaf. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat er ten gevolge van de Soestdijkseweg Noord en Zuid ter plaatse van de bebouwing geen sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Aan de rand van het plangebied wordt de voorkeursgrenswaarde net overschreden, maar hier wordt geen bebouwing geprojecteerd. Ten gevolge van de Soestdijkseweg Noord en Zuid zijn vervolgprocedures inzake de Wgh niet noodzakelijk.

Ten gevolge van de 30 km/h-wegen, waaronder de Rembrandtlaan, is sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. Ondanks dat het vaststellen van hogere waarden niet mogelijk is - 30 km/h-wegen zijn immers niet gezoneerd - dient wel voldaan te worden aan de voorwaarden die gesteld zijn in de Beleidsregel hogere waarden van de gemeente De Bilt. Voor de delen van het plangebied die door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt, dient in het kader van de wijzigingsbevoegdheid een nader akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. De Beleidsregel hogere waarden kan daarbij dwingende eisen stellen aan het ontwerp. Tevens is in de regels van het bestemmingsplan aangegeven dat alle woningen moeten beschikken over een geluidsluwe zijde. Dit is een zijde waar de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai niet hoger ligt dan 48 dB. In figuur 4.1 is de geluidsbelasting van de Soestdijkseweg opgenomen. Daaruit blijkt dat de 48 dB-contour ter plaatse van het plangebied niet wordt overschreden. In figuur 4.2 is de geluidsbelasting van alle wegen samen (gecumuleerd) opgenomen. Daaruit blijkt dat ten gevolge van 30 km/h-wegen wel sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, maar dat de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet wordt overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02_0012.png"

Figuur 4.1 Geluidsbelasting 50 km/h-weg (Soestdijkseweg)

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02_0013.png"

Figuur 4.2 Geluidsbelasting alle wegen (gecumuleerd)

Een procedure hogere waarden is vanuit het toetsingskader voor wegverkeerslawaai niet aan de orde.

4.4.2 Spoorverkeer

Ten aanzien van geluidshinder als gevolg van spoorwegverkeer geldt een geluidszone die specifiek voor de baanvakken is vastgelegd. Het spoortraject Utrecht-Amersfoort heeft, nabij het plangebied, aan beide zijden een zonebreedte van 300-600 m, afhankelijk van de hoogte van het geluidsproductieplafond. Het gehele plangebied ligt binnen deze zone. Voor ontwikkelingen binnen deze zone geldt een voorkeurswaarde van 55 dB en een maximale ontheffingswaarde van 68 dB.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op diverse locaties binnen het plangebied de maximale ontheffingswaarde ten gevolge van spoorweglawaai wordt overschreden. Dit betekent dat niet zonder meer nieuwe woningen gerealiseerd kunnen worden. Voor de locaties die door middel van een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen, wordt in het kader van het wijzigingsplan een nader akoestisch onderzoek uitgevoerd. Naar verwachting zal de gemeente in dat kader hogere waarden moeten vaststellen. Door gebruik te maken van lokale afscherming kunnen mogelijk dove gevels voorkomen worden. De hoogte van de geluidsbelasting stelt dwingende eisen aan het ontwerp van de nieuwe geluidsgevoelige functies. Tevens is in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen dat altijd moet worden voorzien in een geluidsluwe zijde. Dit is een zijde waar de geluidsbelasting ten gevolge van spoorweglawaai niet hoger ligt dan 55 dB.

Voor het deel van het plangebied dat met dit bestemmingsplan rechtstreeks wordt mogelijk gemaakt, dient een hogere waardeprocedure ten aanzien van spoorweglawaai te worden doorlopen. Zowel voor de locatie 'kop' als 'MKski' geldt een hogere waarde van 68 dB. Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting zijn niet mogelijk of stuiten op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Wel dient altijd voldaan te worden aan de beleidsregel hogere waarden van de gemeente De Bilt.

Bovendien wordt op delen van deze locaties de maximale ontheffingswaarde overschreden. In de regels en op de verbeelding bij dit bestemmingsplan is met een aanduiding aangegeven waar dit het geval is. In deze gebieden mag slechts woningbouw worden toegestaan als voldaan wordt aan de Wgh dan wel dove gevels (zonder te openen delen) worden toegepast.

In figuur 4.3 zijn de geluidscontouren vanwege spoorweglawaai weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02_0014.png"

Figuur 4.3 Geluidsbelasting spoor

Ten gevolge van spoorweglawaai dient het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt een hogere waarde vaststellen van 68 dB voor 55 woningen in het deelgebied 'kop' en 1 woning in het deelgebied 'MKski'.

Conclusie

Door de Omgevingsdienst regio Utrecht is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar weg- en spoorweglawaai. De resultaten zijn getoetst aan de Wgh en de beleidsregel hogere waarden van de gemeente De Bilt. Uit het onderzoek blijkt dat de direct bestemde gebieden geen overschrijding kennen ten gevolge van wegverkeerslawaai. Ten gevolge van spoorweglawaai bedraagt de maximale geluidsbelasting 68 dB, waardoor de voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde wordt deels ook overschreden. In de regels bij dit bestemmingsplan is geborgd dan woningbouw daar alleen mogelijk is als uit akoestisch onderzoek blijkt dat geen sprake is van overschrijding van de maximale ontheffingswaarde dan wel een dove gevel wordt toegepast.

Voor de wijzigingsgebieden geldt dat het haalbaar is om woningen te realiseren op de beoogde locaties Met een gedetailleerd akoestisch onderzoek in het kader van de wijzigingsbevoegdheid dient aangetoond te worden dat voldaan kan worden aan de Wgh en de Beleidsregel hogere waarden van de gemeente. Naar verwachting is het nodig dat de gemeente een Besluit hogere waarden vanwege spoorweglawaai neemt.

Verder moeten woningen altijd één geluidsluwe zijde bezitten. Dit is een zijde waar de geluidsbelasting ten gevolge van spoorweglawaai niet hoger ligt dan 55 dB en ten gevolge van wegverkeerslawaai niet hoger ligt dan 48 dB.

Ten gevolge van spoorweglawaai dient een Besluit hogere waarden te worden vastgesteld.

4.5 Bodem

Normstelling en beleid

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de milieukundige bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden verwijderd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

Algemeen

In het gehele plangebied kunnen lichte tot matige verontreinigingen met lood en PAK worden aangetroffen in de toplaag van de bodem. Deze 'diffuse' verontreiniging komt door onder andere het neerslaan van uitlaatgassen van verkeer en industrie en doordat vroeger asladen van kolenkachels veelal in tuinen werden geleegd. Daarnaast is de bodem op, onder en rondom (voormalige) bedrijfslocaties in veel gevallen verontreinigd geraakt door opslag, overslag, morsen, calamiteiten, maar ook door doelbewuste lozingen in het verleden. Ook uit diverse eerder uitgevoerde bodemonderzoeken in het plangebied is gebleken dat er op enkele locaties sprake is van sterke verontreinigingen.

Uit het bodemarchief blijkt dat de volgende onderzoeken binnen het plangebied zijn verricht:

  • Verkennend bodemonderzoek Rubenslaan 10 Bilthoven (Acorius bijvoorbeeld, 29 november 2011). Uit het onderzoek bleek dat de bodem op deze locatie niet tot nauwelijks was verontreinigd.
  • Verkennend bodemonderzoek Rembrandtlaan 31 en 35 Bilthoven (Chemielinco b.v., 6 maart 2000). Uit het onderzoek bleek dat de bodem op deze twee locaties (met kantoorgebouwen) niet tot nauwelijks was verontreinigd.

Er is tevens gezocht in het Wm-archief ten aanzien van de locatie van het KPN-gebouw. Hieruit blijkt dat er sprake is geweest van een ondergrondse dieselolietank, die verwijderd zou zijn. In 1992 is een nieuwe tank geplaatst, waarbij geen zintuigelijke verontreinigingen in de bodem zijn waargenomen. In 2002 is de staat van de ondergrondse tank gecontroleerd, waarbij het grondwater is onderzocht. Hieruit blijken geen verhoogde concentraties van het grondwater. Recentere controlegegevens ontbreken.

Brandstoftanks

In het gebied hebben zich in het verleden op diverse locaties ondergrondse tanks bevonden ten behoeve van de verwarming van de woning middels opslag van huisbrandolie of ander brandstoffen. Deze tanks zijn in principe niet meer in gebruik, maar kunnen nog wel in de grond aanwezig zijn. Uit het tankarchief komen geen aanvullende gegevens naar voren.

Conclusie

In het plangebied is sprake van diverse soorten en omvang van bodemverontreiniging. Binnen delen van het plangebied wordt rechtstreeks een functiewijziging mogelijk gemaakt van bedrijvigheid naar gemengd gebied. Op dit moment is er voldoende inzicht in de bodemkwaliteit binnen het plangebied. Er is (vooralsnog) geen sprake van bodemverontreiniging die een belemmering zou kunnen vormen voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Voor de locatie MKski dient nog wel nader onderzoek verricht te worden voordat wordt overgegaan tot bouw.

Ook door middel van wijzigingsbevoegdheden worden functiewijzigingen mogelijk gemaakt. In de wijzigingsregels is opgenomen dat er geen sprake mag zijn van milieuhygiënische belemmeringen. Voor de uitvoer van de wijzigingsbevoegdheden is het ook noodzakelijk bodemonderzoek uit te voeren om te bepalen of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functies.

Inzicht in de kwaliteit van de bodem van de gehele locatie is nodig bij de bouwaanvraag, waarbij bodemrapporten actueel moeten zijn (niet ouder dan 5 jaar). Ter plaatse van de (in opdracht van SBNS) gesaneerde terreingedeelten is de bodemkwaliteit voldoende bekend, namelijk de bodem voldoet (volgens het evaluatierapport uit januari 2013) minimaal aan kwaliteitsklasse Industrie.

4.6 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Ten aanzien van externe veiligheid dient naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas.

Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het bevoegd gezag heeft de verplichting om bij de vaststelling van bestemmingsplannen (de toename van) het GR te verantwoorden.

Inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties een grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en een streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt in nieuwe situaties een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken. Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire.

Beleidskader elektromagnetische straling

Voor hoogspanningslijnen is het beleidskader beschreven in het 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (Min. VROM d.d. 5 oktober 2005). Hierin adviseert de Staatssecretaris van VROM het in acht nemen van een veiligheidszone, waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Voor zendmasten (omroep/GSM/UMTS) zijn in de EU-publicatie 1999/519/EG blootstellingslimieten aanbevolen voor personen die permanent in de nabijheid van zendmasten verblijven. Nederland heeft deze aanbeveling overgenomen en opgenomen in de Telecommunicatiewet.

Explosieven

Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitieartikelen uit de Tweede Wereldoorlog. Volgens mondiale, militaire inschatting is van al het explosieve materieel dat gedurende de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) is ingezet, verschoten of afgeworpen, tussen de 7 en 15% om verschillende redenen niet tot ontploffing gekomen. Wanneer deze explosieven bij werkzaamheden worden aangetroffen, kunnen deze gevaar opleveren voor de publieke veiligheid.

Onderzoek

Inrichtingen

In het plangebied en omgeving zijn geen risicorelevante inrichtingen aanwezig. Op grote afstand van het plangebied ligt een propaantank, maar dat leidt niet tot externe veiligheidsrisico's buiten de inrichting.

Spoorlijn

Langs de zuidgrens van het plangebied ligt de spoorlijn Utrecht-Amersfoort. Op dit moment kunnen over deze spoorlijn nog wel gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor dit vervoer is het PR van 10-6 per jaar zo klein dat de contour niet buiten de spoorbaan reikt. Het GR is aanzienlijk lager dan 10% van de oriëntatiewaarde.

De meest recente prognose van ProRail (2007) biedt zicht op de periode tot 2020. Tegen die tijd zal het vervoer over deze spoorlijn geheel vervallen in verband met de realisatie van het Basisnet Spoor.

Ook volgens het Basisnet Spoor worden over deze spoorlijn geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Er zijn dan ook geen veiligheidscontouren voor het PR en er is geen sprake van een GR. De spoorlijn vormt dan ook geen belemmering voor het plangebied. Er zijn geen andere transportroutes aanwezig waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden.

Buisleidingen

Er zijn geen buisleidingen aanwezig waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden.

Transport wegen

Over de wegen in en om het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats met een omvang waardoor sprake is van externe veiligheidsrisico's buiten de weg.

Hoogspanningslijnen

Er zijn geen hoogspanningslijnen aanwezig waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden.

Zendmasten

Ter hoogte van de noordwesthoek van het plangebied staat een zendmast voor GSM, UMTS en een vaste straalverbinding. Volgens de gegevens van de website www.antenneregister.nl veroorzaakt deze zendmast geen overschrijdingen van de geldende blootstellingslimieten voor elektrische en magnetische veldsterkten. Dit geldt ook voor buiten het plangebied aanwezige zendmasten.

Explosieven Tweede Wereldoorlog

In het kader van het bestemmingsplan is een historisch vooronderzoek explosieven uitgevoerd naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven in het plangebied (bijlage 5, Adviseur T&A Survey, projectnummer 0813GPR3860, d.d. 11 september 2013). Het vooronderzoek heeft tot doel om vast te stellen wat de risico's zijn van de aanwezigheid van explosieven in de bodem van het onderzoeksgebied op basis van verzameld en geanalyseerd (historisch) feitenmateriaal.

Er is feitelijk materiaal aangetroffen, waaruit blijkt dat er mogelijk verschillende typen explosieven in het onderzoeksgebied zijn achtergebleven tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hierdoor geldt dat het onderzoeksgebied verdacht is op de aanwezigheid van explosieven.

Op basis van de inventarisatie en analyse van het bronnenmateriaal, is de afbakening van het verdachte gebied en de soorten te verwachten explosieven als volgt:

verdachte gebieden   soort aan te treffen explosieven   beschrijving horizontale afbakening verdachte gebied   beschrijving verticale afbakening verdachte gebied  
onderzoeksgebied   afwerpmunitie: 250, 500 en 1000 lbs; geallieerd   gebied binnen 144 m van het spoor bij de kraters, blindgangers, schade en MORA's 19961325 en 19751891   gezien de bodemopbouw zijn explosieven te verwachten vanaf maaiveld tot maximaal 3.5 m-mv (met maaiveld wordt maaiveld ten tijde van WO II bedoeld)  
  niet-afwerpmunitie: raketten, 60 lbs geallieerd     gezien de bodemopbouw zijn explosieven te verwachten vanaf maaiveld tot maximaal 2.0 m-mv  

Aan de hand van deze resultaten is het opsporingsgebied afgebakend, waarbinnen rekening gehouden dient te worden met risico's van vermoede explosieven. Het gaat hierbij om het gebied binnen de contouren van de werkgebieden van het masterplan Bilthoven vanaf maaiveld tot werkdiepte +0,5 m veiligheidsmarge tot de maximale diepte waarop explosieven te verwachten zijn (3,5 m-mv).

Om de veiligheid tijdens het uitvoeren van de geplande werkzaamheden te waarborgen geldt voor het opsporingsgebied het volgende:

  • Voor aanvang van de geplande werkzaamheden wordt geadviseerd de mogelijk nog aanwezige explosieven op te sporen (detectieonderzoek). Als de resultaten van het detectieonderzoek uitwijzen dat er verdachte objecten aanwezig zijn, wordt geadviseerd deze voor aanvang van de geplande werkzaamheden te benaderen. Hierbij worden de verdachte objecten ontgraven en geïdentificeerd. Eventueel aangetroffen explosieven worden vervolgens veiliggesteld om uiteindelijk te worden geruimd door de EOD.

Conclusie

Er is in de bestaande situatie geen sprake van een PR of een GR. De vestiging van risicovolle bedrijven wordt niet toegestaan, zodat ook in de toekomstige situatie geen PR of een GR ontstaat. Wel blijkt uit onderzoek dat binnen het plangebied explosieven in de bodem te verwachten zijn. Dit dient verder te worden onderzocht voordat grondwerkzaamheden worden uitgevoerd.

4.7 Water

Normstelling en beleid

Water is een belangrijk element in de ruimtelijke ordening. Per 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening. Dit besluit verplicht tot het opnemen van een waterparagraaf in de toelichting bij ieder ruimtelijk plan of besluit. Uit de waterparagraaf moet de betrokkenheid van de waterbeheerder blijken en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder in het plan is verwerkt.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan.

Waterschapsbeleid

In de Waterstructuurvisie is door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden een langetermijnvisie (voor 2050) en een middellangetermijnvisie (tot 2015) ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer voor het beheersgebied. In het plangebied speelt het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer. Het gaat dan met name om schoon oppervlaktewater, het zo lang mogelijk vasthouden, infiltreren, afkoppelen van hemelwater en waar mogelijk aanleggen van een verbeterd gescheiden riolering.

Water voorop!, zo luidt de titel van het Waterbeheerplan 2010-2015 van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. In dit plan staat hoe het Hoogheemraadschap zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. Zo'n systeem draagt bij aan een betere leefomgeving van mens, dier en plant. In het waterbeheerplan wordt een overzicht gegeven van:

  • de ambities en doelen voor 2010 tot en met 2015;
  • de maatregelen die nodig zijn om deze doelen te halen.

Het gaat hierbij om de beleidsvelden veiligheid, watersystemen en (afval)waterketen in samenhang met de ruimtelijke omgeving, natuur- en milieudoelen en maatschappelijke en klimatologische ontwikkelingen. Het Hoogheemraadschap zorgt als waterautoriteit voor veilige dijken, droge voeten en schoon water. Kernwaarden bij de aanpak zijn: duurzaamheid, kwaliteit, resultaatgerichtheid, innovativiteit en efficiency.

Beleidsregels Keur 2009

Beleidsregel 14

Deze beleidsregel is van toepassing in het gehele beheersgebied van het Waterschap en geldt zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Doel van het beleid is om effecten van nieuwe stedelijke uitbreidingen te neutraliseren. Om te voorkomen dat individuele bewoners voor kleine voorzieningen zoals serres, tuinschuurtjes of enkele woningen, moeten compenseren, is een ondergrens ingesteld. De minimale oppervlakte waarvoor deze beleidsregel geldt, bedraagt binnen de bebouwde kom 500 m² nieuw verhard oppervlak waarvan het hemelwater direct of indirect op het oppervlaktewater wordt geloosd en buiten de bebouwde kom 1.000 m² nieuw verhard oppervlak (zie Besluit algemene regels Keur HDSR 2009, algemene regel 14).

Uitbreiding van verhard oppervlak moet, vanuit hydrologische optiek gezien, waterbalansneutraal plaatsvinden. Indien dit niet kan door infiltratie in de bodem, kan dat door nieuwe bergingscapaciteit aan te leggen die de extra afvoer van het nieuwe verharde oppervlak als het ware neutraliseert dan wel de piekafvoer opvangt. De aanvrager (veroorzakerprincipe) moet zelf bij de vergunningaanvraag aangeven hoe en welke voorzieningen getroffen zullen worden om de lozing terug te brengen tot de maatgevende afvoer. Daarvoor moet een beheerplan te worden overlegd. Indien dat niet mogelijk is zijn de volgende maatregelen (in volgorde van belangrijkheid) mogelijk:

  • a. compenseren direct bij het lozingspunt; indien niet mogelijk gemotiveerd uitwijken naar b;
  • b. compenseren in het zelfde peilgebied; indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar c;
  • c. compenseren in aangrenzend benedenstrooms peilgebied (met lager peil dus); indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar d;
  • d. compenseren in aangrenzend bovenstrooms peilgebied (met hoger peil); indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar e;
  • e. compenseren in het zelfde bemalingsgebied.

Het Waterschap kan tijdens een watertoetsproces, of in het vooroverleg van de vergunningaanvraag, adviseren bij het maken van keuzes.

Onderzoek

Bescherming van de grondwaterkwaliteit

Het plangebied ligt buiten de huidige grondwaterbeschermingsgebieden voor het bereiden van drinkwater. Op 2 februari 2013 is de nieuwe Provinciale Milieuverordening (PMV) vastgesteld en deze is op 1 mei 2013 in werking getreden. Het plangebied ligt geheel binnen het 100-jaarsaandachtsgebied te liggen. Binnen dit gebied geldt de bijzondere zorgplicht. Dit betekent dat activiteiten die een risico vormen voor de kwaliteit van het grondwater niet zijn toegestaan. Alleen als het achterwege laten van die activiteit redelijkerwijs niet kan worden gevergd, mag de activiteit alsnog worden uitgevoerd onder voorwaarde dat maatregelen worden genomen om schade te voorkomen en om, als zich toch schade zou voordoen, die schade te beperken en de gevolgen te beperken en ongedaan te maken.

Het plangebied ligt in zone B van de Grondwatervisie Utrechtse Heuvelrug (provinciaal Grondwaterplan 2008-2013). Het plangebied ligt in de overgangszone van de stuwwal en het plassengebied. Voor deze zone geldt dat grondgebruikcategorieën anders dan natuur ongewenst zijn, tenzij uitspoeling van verontreinigende stoffen naar het grondwater goed kunnen worden voorkomen.

Bescherming van de grondwaterkwantiteit

Het plangebied ligt op de uitlopers van de Utrechtse Heuvelrug. Er is sprake van infiltratie en de grondwaterstand bevindt zich op ongeveer 1,5 à 3 m beneden maaiveld. Aan de ene zijde is het wenselijk regenwater zoveel mogelijk te laten infiltreren om zo de kwantiteit van het grondwater op peil te houden. Aan de andere zijde kan dit een risico opleveren voor de kwaliteit van het grondwater door inspoeling van verontreinigende stoffen. De gemeente De Bilt heeft in 2010 haar handtekening gezet onder het Convenant afkoppelbeleid Utrechtse Heuvelrug. Het plangebied ligt binnen het gebied waar het convenant betrekking op heeft.

In het convenant is een beslisschema opgenomen om de wenselijkheid van afkoppelen van het grondwater te bepalen.

Grondwateronttrekkingen en KWO

Voor zover bekend bevinden zich geen grootschalige permanente grondwateronttrekkingen of KWO-systemen in de nabijheid van het plangebied. Wel is een grondwaterverontreiniging met gechloreerde koolwaterstoffen (VOCI) bekend (in de 'romp' van het plangebied). Deze verontreiniging wordt momenteel gemonitoord onder toezicht van de provincie Utrecht. Naar verwachting zal de monitoring in 2013 worden afgerond en zal de verontreinigingssituatie als stabiel worden beoordeeld. Bij de aanleg van een KWO-systeem zal rekening moeten worden gehouden met de aanwezigheid van de grondwaterverontreiniging.

Ongewenste verspreiding is namelijk niet toegestaan. KWO kan eventueel ook een mogelijke saneringsoplossing bieden voor de grondwaterverontreiniging. Bij de aanleg van een KWO-systeem moet daarnaast rekening worden gehouden met de verwachte aanpassing van het 100-jaarsaandachtsgebied (zie hierboven). Naar verwachting zal de provincie gesloten KWO-systemen (buizensysteem met glycoloplossing) niet toestaan vanwege de kans op lekkage in de diepe ondergrond.

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Ook zijn geen waterkeringen aanwezig.

In de huidige situatie is het plangebied grotendeels verhard. Door de beoogde ontwikkelingen vindt er geen toename in verharding plaats. Watercompensatie is voor het voorliggende plan dan ook niet noodzakelijk.

Watersysteemkwaliteit

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Conform de Leidraad Riolering en vigerend Waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terechtkomt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.8 Duurzaam bouwen

Duurzaam bouwen is een manier van bouwen waarbij het milieu zo min mogelijk wordt belast, een optimale woonkwaliteit wordt gerealiseerd en waar het gebouw, maar ook de openbare ruime een lange levensduur hebben (bijvoorbeeld door flexibiliteit of goede materiaalkeuze). In elke fase van het bouwen (ontwerpproces) dient rekening te worden gehouden met duurzaam bouwen.

Wettelijk kader

De overheid stimuleert duurzaam bouwen door strengere eisen te stellen aan de energieprestatie van gebouwen. Zij streeft naar het energieneutraal bouwen in 2020. Hierdoor is met name het aspect 'energie in de gebruiksfase' in wetgeving verankerd.

In het Bouwbesluit zijn eisen opgenomen ten aanzien van de te behalen energieprestatie coëfficiënt (EPC). Voor woningen is de eis per 1 januari 2011 0,6. Naar verwachting zal de EPC uiteindelijk in 2020 worden aangescherpt tot 0,0.

Mogelijke duurzame maatregelen

Lang niet alle duurzaam bouwen maatregelen kosten geld, veel maatregelen vergen een investering die zich in de toekomst terugverdient door een besparing op energiekosten. Door vroegtijdig na te denken over het ontwerp en mogelijke energiebesparende maatregelen, kunnen meer aantrekkelijke maatregelen eenvoudig toegepast worden.

Gemeentelijk beleid

In het Milieubeleidsplan De Bilt 2010-2014 wordt verwezen naar de gemeentelijke ambities. De ambities zijn vastgelegd in:

  • 1. klimaatdoelstellingen van de gemeente zoals geformuleerd in het SLOK:
    • a. het realiseren van woningen en utiliteit met een 10% verscherpte EPC;
    • b. besparing en/of verduurzaming brandstoffen met 2% per jaar.
  • 2. Dubo-convenant 2010-2014, waarin de gemeente samen met Woonstichting SSW, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, provincie Utrecht, Bouwend Nederland en BNA, heeft afgesproken om voor woningbouw, utiliteitsbouw, stedenbouw, grond-, weg- en waterbouw en bedrijventerreinen het volgende ambitieniveau te hanteren:

'De algemene en tevens minimale ambitie van dit convenant bij nieuwbouw van woningen, scholen en kantoren is een minimale GPR (gemeentelijke praktijkrichtlijn)-score van 6,5 en een streefniveau van 8 voor gebouwen. Voor bestaande woningen geldt bij renovatie een verhoging van de GPR-gebouw-score met 2 punten en een CO2-reductie van 30-50%. (zie uitleg GPR hieronder).

Als leidraad bij het (her)ontwikkelen van bedrijventerreinen wordt de handleiding Duurzaam Ontwikkeling Bedrijventerreinen gebruikt. Voor een duurzame stedenbouw wordt het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw gebruikt. Voor de grond-, weg- en waterbouw wordt het Nationaal Pakket Grond-, Weg- en Waterbouw gebruikt.'

In het Dubo-convenant staat ook:

'De gemeente neemt voor de te realiseren gebouwen een totaal GPR-score van tenminste 6,5 en een streefscore van 8 op als voorwaarde bij het opstellen van bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen, voor zover dat rechtens mogelijk is. Waarbij binnen de totaal GPRscore op het onderdeel energie een score van minimaal 7 wordt behaald.'

Het plangebied bestaat voor een groot deel uit kantoor- en bedrijfsgebouwen met platte daken en enkele huizen. Hierdoor zijn er kansen voor:

  • 1. zonnestroompanelen (PV-panelen) die financieel aantrekkelijk te plaatsen zijn;
  • 2. energiebesparende maatregelen, bijvoorbeeld: isolatie, energiezuinige verlichting, energiezuinige ventilatie;
  • 3. de grotere kantoren of een verzameling (vanaf 5.000 m2 bvo of meer) kunnen gebruik gaan maken van een warmte/koude opslag systeem met warmtepompen;
  • 4. mogelijkheid van uitwisseling van warmte, koude en/of perslucht.

Van al deze maatregelen is het plaatsen van PV-panelen het meeste zichtbaar en heeft de grootste (duurzame) uitstraling naar de omgeving.

Conclusie

Bij nieuwe ontwikkelingen en bouwplannen dient rekening te worden gehouden met bovenstaand beleid.

4.9 Ecologie

Wettelijk kader

Wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van planten en diersoorten (soortbescherming).

Gebiedsbescherming

Gebiedsbescherming wordt voornamelijk geregeld in de Natuurbeschermingswet (1998) en de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Belangrijk is dat ruimtelijke projecten niet zonder meer mogen worden gerealiseerd in beschermde natuurgebieden. Projecten die in de nabijheid van beschermde natuurgebieden (inclusief de Habitatrichtlijngebieden) worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking). Indien dit het geval is, kan doorgang van het project mogelijk belemmeringen ondervinden. De provincie is hiervoor het bevoegde gezag. Voor bestemmingsplannen en wijzigingen hiervan, kan het noodzakelijk zijn dat een vergunning ex artikel 19d Natuurbeschermingswet aangevraagd moeten worden.

Soortbescherming

Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet (hierna Ffw). In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten een vrijstelling. Aan deze vrijstelling zijn vaak voorwaarden verbonden. Voor zwaar beschermde soorten dient een ontheffing volgens artikel 75 van de Ffw te worden aangevraagd bij het ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang;
  • er geen alternatief is;
  • er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Situatie

De delen van het plangebied waar ontwikkelingen plaatsvinden bestaan momenteel voornamelijk uit bedrijfspanden met veelal platte daken. Daartussen staan her en der enkele woonhuizen en het groen wordt, naast enkele groenstroken en tuinen, voornamelijk gedomineerd door grote bomen.

Voor een aantal van de deelgebieden waar ontwikkeling worden mogelijk gemaakt is reeds een ecologische quickscan uitgevoerd. Hieronder worden de ecologische aspecten per deelgebied beschreven, zoals onderzocht door middel van twee Quickscans Ecologie (Bijlage 6, Omgevingsdienst regio Utrecht, DBI1310.A303, d.d. 13 september 2013 en bijlage 7 Omgevingsdienst regio Utrecht, Rembrandtlaan Bilthoven, 23 april 2014).

De onderzochte deelgebieden betreffen:

  • Rembrandtlaan 12-14 (zie bijlage 6);
  • Rembrandtlaan 40-48 / Jan Steenlaan 3-11 (zie bijlage 6);
  • KPN-gebouw (wijzigingsbevoegdheid 1) (zie bijlage 7);
  • Terrein NS-vastgoed (wijzigingsbevoegdheid 2) (zie bijlage 7);
  • Ron Ekdom interieurbouw (wijzigingsbevoegdheid 3) (zie bijlage 7).

Deelgebied Rembrandtlaan 12-14

In dit deel van het plangebied staat geen bebouwing. De bedrijfspanden zijn inmiddels verwijderd. Het gebied wordt op dit moment gebruikt als terrein voor de aanpassing van het stationsgebied. Er liggen voornamelijk grote hoeveelheden met grond en stenen opgeslagen. De delen van het deelgebied die minder intensief worden gebruikt zijn verruigd waar kruiden, struiken en enkele bomen zijn opgeschoten. Hier zijn geen beschermde soorten aangetroffen of te verwachten. Langs de noordkant van het plangebied staan enkele grotere kastanjes.

Deelgebied Rembrandtlaan 40-48 / Jan Steenlaan 3-11

Dit deelgebied bestaat voor een groot deel uit bedrijven, onder andere kantoren en een garagebedrijf. Het grootste deel van de panden heeft twee bouwlagen en alle gebouwen hebben een plat dak. Het noordoostelijke deel bestaat uit een villa met een ruime tuin. Naast de opstallen is een groot deel van het terrein verhard ten behoeve van verkeersbewegingen en parkeerplaats. Er zijn enkele groenstroken die enkel gecultiveerde soorten bevatten. De tuin van de woning Jan Steenlaan 11 is geheel gecultiveerd en goed onderhouden. Langs de noordkant van het gebied staan verschillende grote bomen.

Deelgebied KPN-gebouw (wijzigingsbevoegdheid 1)

Dit deelgebied ligt ongeveer in het midden van de driehoek Rembrandtlaan, Jan Steenlaan en Rubenslaan. Het deelgebied grenst aan de achterzijde van de percelen langs deze drie wegen. Het perceel is bereikbaar vanaf de Rembrandtlaan en heeft huisnummer 33. Doordat het perceel geheel door andere percelen is ingesloten heeft het een besloten en rustig karakter. In het midden van het perceel staat een gebouw dat door de KPN wordt gebruikt als telefooncentrale. Het gebouw wordt niet bewoond en er zitten geen kantoren in. Rondom het gebouw is een verharding aangebracht waar omheen een groenstrook ligt. De groenstrook bestaat voor het grootste deel uit fijnspar met opslag van esdoorn, berk, taxus en hazelaar. De bodem en een deel van de stammen wordt gedomineerd door de groei van klimop. De aansluitende tuinen van de omliggende percelen vormen samen met het deelgebied een klein bosje.

Deelgebied terrein NS-vastgoed (wijzigingsbevoegdheid 2)

In dit plangebied staat geen bebouwing. De bedrijfspanden zijn inmiddels verwijderd. Het gebied wordt op dit moment gebruikt als parkeerterrein. Het terrein is grotendeels verhard met stelconplaten en klinkers. De randen van dit deelgebied worden minder intensief gebruikt. Hier groeien kruiden, struiken en enkele bomen. Langs de noordkant van het plangebied staan enkele grotere kastanjes.

Deelgebied Ron Ekdom interieurbouw (wijzigingsbevoegdheid 3)

Dit plangebied bestaat uit een gebouw met een schuin pannen dak. De wanden van het pand bestaan voor het grootste deel de wanden van golfplaatprofielen. Er is tenminste 1 muur opgetrokken van metselwerk.

Soortenbescherming

Flora

De deelgebieden zijn zodanig gecultiveerd dat er nauwelijks ruimte is voor natuurlijke plantengroei. Als er inlandse beschermde soorten staan dan wordt ervan uitgegaan dat deze zijn geplant en derhalve als gecultiveerd (exoot) kunnen worden beschouwd. De kans dat er beschermde soorten of Rode Lijstsoorten in de deelgebieden voorkomen, of zich hier zullen vestigen is met het huidige beheer zodanig klein dat nader onderzoek niet noodzakelijk is.

Fauna

  • Zoogdieren

Verwacht wordt dat met name algemene grondgebonden zoogdieren in het plangebied kunnen voorkomen. Daarnaast komen er in en nabij het plangebied verschillende soorten vleermuizen voor. Vooral algemene soorten als dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis zijn te verwachten.

Alle vleermuizen zijn zwaar beschermd (bijlage IV habitatrichtlijn). Verblijfplaatsen kunnen voorkomen in gebouwen en in bomen met een doorsnee van 30 cm of meer. In de deelgebieden hebben alleen de laanbomen langs Rembrandtlaan aan de noordzijde van het spoor voldoende omvang om een dergelijke verblijfplaats te kunnen herbergen. De overige bomen zijn hiervoor ongeschikt. Het betreft kastanjes en beuken.

Bij het veldbezoek zijn de bomen van enige omvang globaal beoordeeld. Het gaat om een kastanje in deelgebied Rembrandtlaan 12-14 en verschillende beuken in deelgebied Rembrandtlaan 40-48 / Jan Steenlaan 3-11 die van voldoende omvang zijn om vleermuisverblijfplaatsen te kunnen bevatten. In de veronderstelling dat deze specifieke laanbomen niet zullen worden gekapt, zijn ze niet uitgebreid gecontroleerd op (mogelijke) verblijfplaatsen van vleermuizen.

De telefooncentrale (deelgebied 1) kan in potentie geschikt zijn als verblijfplaats voor vleermuizen. Ondanks dat er geen sporen op het gebouw zijn aangetroffen kan een verblijfplaats van met name gewone dwergvleermuis niet worden uitgesloten. Hetzelfde geldt voor het bedrijfsgebouw in deelgebied 3. Ook hier is er in potentie de mogelijkheid dat er een vleermuisverblijfplaats aanwezig is.

De bomen en groenstroken zijn geschikt als foerageergebied of vlieg/migratieroutes voor vleermuizen. Vooral het bosje rond de telefooncentrale is hiervoor geschikt vanwege de geïsoleerde rustige ligging en weinig verlichting.

  • Vogels

Tijdens het veldbezoek is er wel een groot nest (waarschijnlijk van een zwarte kraai) aangetroffen in een boom net buiten de perceelsgrens van de telefooncentrale. In potentie kan een dergelijk nest geschikt zijn voor een ransuil (deze soort gebruikt oude nesten om in te broeden.

Het woonhuis in deelgebied Rembrandtlaan 40-48 / Jan Steenlaan 3-11 en het pand in deelgebied 3 zijn in principe geschikt als broedplaats voor huismus. Tijdens het veldbezoek zijn geen huismussen in de omgeving aangetroffen. Op basis van het eenmalige veldbezoek zijn huismusnesten echter niet 100% uit te sluiten.

In de bomen en struiken in het gebied zullen enkele algemene soorten jaarlijks tot broeden komen.

  • Overige soorten

Voor overige fauna zijn geen zwaar beschermde of Rode Lijstsoorten te verwachten in het plangebied. Op basis van de afwezigheid van open water, het beperkt aanwezig zijn van een kruidenlaag die voor een groot deel bestaat uit algemene soorten en gecultiveerd gewas en het ontbreken van opgaand gewas van een meer robuuste omvang, kan worden geconcludeerd dat hiervoor geen geschikte biotopen aanwezig zijn.

Gebiedsbescherming

De deelgebieden liggen op meer dan 300 m ten zuiden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en niet in of in de onmiddellijke nabijheid een Natura 2000-gebied of overig beschermd natuurgebied.

Het terrein tussen de EHS en de deelgebieden bestaat uit bebouwde kom met woningen omgeven door tuinen en laanbomen.

Nieuwe situatie

Soortbescherming

Binnen alle deelgebieden moet altijd de zorgplicht uit de Ffw in acht worden genomen.

Als binnen het deelgebied Rembrandtlaan 12-14 de kastanjes aan de noordoostzijde gekapt moeten worden, moet er nader onderzoek worden gedaan naar verblijfplaatsen van vleermuizen. Bij de middelste kastanje van de drie bomen kunnen verblijfplaatsen niet worden uitgesloten.

Er bestaat een kleine kans dat er een vleermuisverblijf aanwezig is binnen de aanwezige bedrijfsgebouwen en een reële kans dat er een vleermuisverblijfplaats zit in de villa aan de noordwestzijde van het deelgebied Rembrandtlaan 40-48 / Jan Steenlaan 3-11. Voor de realisatie van het stedenbouwkundige plan moet er nader onderzoek worden uitgevoerd naar vleermuisverblijfplaatsen in alle gebouwen en naar huismusnesten in de villa.

Vleermuisverblijfplaatsen kunnen eveneens niet worden uitgesloten in de twee kastanjes langs de noordrand van wijzigingsbevoegdheid 2 en in de telefooncentrale in wijzigingsbevoegdheid 1. In de naaldbomen rondom de telefooncentrale en in het pand in wijzigingsbevoegdheid 3 kunnen in potentie vogels broeden die jaarrond zijn beschermd. Dit dient voor de concrete ontwikkeling van deze deelgebieden nader onderzocht te worden.

Gebiedsbescherming

Naar verwachting is er geen invloed op de beschermde gebieden of EHS, omdat de deelgebieden midden in de bebouwde kom liggen en de deelgebieden op meer dan 300 m van de EHS en niet in of in de onmiddellijke nabijheid van een Natura 2000-gebied of overig beschermd natuurgebied liggen.

Conclusie 

Uit de Quickscans Ecologie blijkt dat de reeds onderzochte deelgebieden een lage verwachtingswaarde hebben voor verblijfplaatsen van vleermuizen. Voor het slopen van de bestaande panden in het deelgebied Rembrandtlaan 40-48 / Jan Steenlaan 3-11 moet nader onderzoek naar mogelijk aanwezige vleermuisverblijfplaatsen worden uitgevoerd, deze mag bij indiening van de omgevingsvergunning niet ouder zijn dan drie jaar.

Voor het deelgebied Rembrandtlaan 12-14 dient nader onderzoek naar vleermuisverblijfplaatsen en huismusnesten te worden uitgevoerd, voorafgaand aan de sloop of renovatie van de panden. Ook voor de ontwikkeling en sloop in deelgebied Rembrandtlaan 40-48 / Jan Steenlaan 3-11 dient nader onderzoek uitgevoerd te worden.

Als er gebruik wordt gemaakt van wijzigingsbevoegdheid 1, moet er in het kader van de omgevingsvergunning en/of sloopmelding onderzoek worden uitgevoerd naar jaarrond beschermde vogelnesten met name in de naaldbomen en naar vleermuisverblijfplaatsen in de telefooncentrale. Indien de kastanjes in wijzigingsbevoegdheid 2 worden gekapt moet nader worden onderzocht of zich in deze bomen vleermuisverblijfplaatsen bevinden.

Bij aanpassingen of sloop van het pand in wijzigingsbevoegdheid 3 moet nader worden onderzocht of vleermuizen en/of huismussen aanwezig zijn.

Verwacht wordt dat door het treffen van maatregelen overtreding van de Ffw kan worden voorkomen. De Ffw staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Effecten op beschermde gebieden worden uitgesloten. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

4.10 Archeologie

Beleidskader

Sinds 1 september 2007 kent Nederland de Wet op de Archeologisch Monumentenzorg (WAMz). Vanaf de inwerkingtreding van deze (wijzigings)wet zijn gemeenten verplicht rekening te houden met archeologische waarden in het ruimtelijk ordeningsbeleid.

Gemeentelijk beleid

In navolging van de WAMz heeft de gemeente De Bilt een eigen Archeologische (verwachtings) waarden- en beleidsadvieskaart opgesteld. Hierbij is de archeologische verwachtingswaarde voor het hele grondgebied naar in kaart gebracht. Voor een aantal gebieden binnen de gemeente geldt dat hiervoor op basis van deze waarden- en beleidsadvieskaart geen archeologische verwachtingswaarde geldt. Hieronder valt een gedeelte van het plangebied. Voor het overige deel geldt van een archeologische verwachtingswaarde.

Onderzoek

Ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (Bijlage 8, Omgevingsdienst regio Utrecht, DBI1310.A303, d.d. 13 november 2013). Het doel van het archeologisch onderzoek is vast te stellen of er voor een gedeelte van het plangebied archeologische resten aanwezig zijn die door eventuele bouwwerkzaamheden verstoord dreigen te raken. Er zijn drie deellocaties onderzocht waarvan één locatie niet langer als ontwikkelingslocatie is opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan. Overige deellocaties waar - via een wijzigingsbevoegdheid - ontwikkelingen mogelijk zijn dienen in een latere fase nog onderzocht te worden.

De locaties in het bureauonderzoek betreffen:

  • Rembrandtlaan 12-14;
  • Rembrandtlaan 40-48 / Jan Steenlaan 3-11.

Op basis van waarschijnlijke ligging op een dekzandrug geldt een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de prehistorie, met name uit de periode mesolithicum-neolithicum (landbouwers). De verwachting voor de laat-paleolitische jagers en verzamelaars is middelhoog. Eventuele archeologische resten uit deze periode zijn mogelijk goed afgedekt en geconserveerd door een opgebracht plaggendek. Aan de oostkant van het plangebied kan sprake zijn van stuifduinen, de kans op het aantreffen van archeologische waarden is dan gering.

Er geldt eveneens een verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de periode ijzertijd en Romeinse tijd. Vondsten uit deze periode zijn echter vooralsnog niet bekend binnen de gemeente De Bilt. Uit de historische bronnen blijkt het plangebied niet bebouwd te zijn geweest. Wel zijn mogelijk archeologische resten te vinden die samenhangen met de historische Dwarsweg. Voorts zijn resten te verwachten uit de periode WO II, het gaat hier met name om het voorkomen van loopgraven.

Binnen het plangebied zijn de nodige verstoringen bekend. Binnen locatie Rembrandtlaan 12-14 is reeds een archeologisch verkennend booronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek richtte zich met name op de toen nog te saneren vlekken en de boringen zijn dan ook op deze locaties gezet. Op basis van het onderzoek bleek dat de bodemopbouw binnen het plangebied verstoord was. Op een tweetal locaties is sprake van de aanwezigheid van het diepere deel van een podzol; in theorie zouden op deze locaties nog diepere sporen aanwezig kunnen zijn. Na het archeologisch onderzoek is locatie Rembrandtlaan 12-14 tot minimaal 70 centimeter ontgraven. De archeologische boringen wijzen uit dat de B/C horizont op circa 60-70 cm is gelegen. In theorie zou een zeer klein restant van diepere sporen aanwezig kunnen zijn, maar deze kans is zeer gering gezien de mate van verstoring en bebouwingsactiviteiten binnen het plangebied.

Voor locatie Rembrandtlaan 40-48 / Jan Steenlaan 3-11 geldt dat eveneens verstoring heeft plaatsgevonden door de bouw van bedrijven, maar ook door de aanleg van vier tanks. Voorts is er sprake van lokale verstoring door de aanleg van een kelder op de Jan Steenlaan 11. De grootste kans op het aantreffen van archeologische resten bestaat aan de noordkant van het gebied, maar er valt niet uit te sluiten dat onder het kantorencomplex eveneens sprake is van archeologische resten.

Conclusie

Op basis van het bureauonderzoek blijkt er sprake te zijn van een archeologische verwachtingswaarde in deelgebied Rembrandtlaan 40-48 /Jan Steenlaan 3-11. In onderhavig bestemmingsplan wordt dit gebied beschermd met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Aan deze dubbelbestemming worden regels verbonden ten aanzien van de afgifte van de omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten. Bij toekomstige bodemingrepen dient een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uit te worden gevoerd om vast te stellen of de bodemopbouw binnen het plangebied intact is. Voor deelgebied Rembrandtlaan 12-14 is archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk, het plangebied wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkeling. Dit komt overeen met het gemeentelijk archeologisch beleid, waarin voor dit gebied eveneens is aangegeven dat geen archeologische verwachtingswaarde geldt.

Omdat voor de delen van het plangebied die niet onderzocht zijn in beginsel ook een archeologische verwachtingswaarde geldt, is voor het gehele plangebied met een archeologische verwachtingswaarde conform het gemeentelijke beleid een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Voor de onderzochte delen waarvoor conform het gemeentelijk beleid een archeologische verwachtingswaarde geldt, wordt de archeologische verwachtingswaarde door het uitgevoerde onderzoek bevestigd.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Planvorm

Er is gekozen voor een bestemmingsplan met directe bestemmingen en bouwtitels voor wat betreft de bestaande situatie. Voor de beoogde ontwikkelingen in het gebied is gekozen voor een rechtstreekse bouwtitel voor de 'kop' van het gebied en wijzigingsbevoegdheden voor overige ontwikkelingen. Dit laatste houdt in dat het college de bestemmingen en bouwregels kan wijzigen onder een aantal voorwaarden. De wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen onder de algemene wijzigingsregels.

Het plan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012). De in de SVBP2012 opgenomen verplichtingen voor de naamgeving van bestemmingen en aanduidingen zijn in het voorliggende bestemmingsplan toegepast.

De SVBP2012 en het Bro 2012 bevatten een aantal onderdelen die verplicht moeten worden overgenomen in de regels van een bestemmingsplan. Dit betreft:

  • begrippen: een aantal begrippen dienen te worden overgenomen uit de SVBP2012;
  • de wijze van meten;
  • de antidubbeltelbepaling;
  • het overgangsrecht.

5.2 Regels

5.2.1 Inleidende regels

Het bestemmingsplan voorziet in een aantal inleidende, algemene en slot- en overgangsregels. In deze paragraaf volgt een korte toelichting op deze regels.

Begrippen

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert.

Wijze van meten

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten.

Peil

Het begrip peil (ten opzichte waarvan de maximaal toegestane hoogten worden gemeten) verdient bijzondere aandacht. In het algemeen is aangesloten bij de in Nederland gangbare peilomschrijving:

  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de weg, gemeten vanaf de kruin van de weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

Voor gronden binnen de bestemming Gemengd-2 is een specifiek peil bepaald. Deze bestemming is opgenomen voor het kopgebied waar nieuwbouw gepland is. Het maaiveld in het gebied kent hoogteverschillen, waarbij de gemiddelde hoogte van het maaiveld +4m NAP bedraagt. Om volledige duidelijkheid naar de omgeving te bieden over ten opzichte waarvan de maximale toegestane bouwhoogte wordt gemeten is dit peil als vaste maat in de begripsomschrijving opgenomen in sub c:

  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b geldt ter plaatse van de bestemming Gemengd-2 als vast peil een hoogte van +4m NAP.

5.2.2 Bestemmingsregels

Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' geldt voor een groot gedeelte van het plangebied. Binnen deze bestemming zijn bedrijven uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zonder meer toegestaan. Voor bestaande bedrijven in een hogere categorie is een specifieke aanduiding opgenomen. Bebouwing moet binnen het bouwvlak worden gebouwd. In de regels zijn bepalingen opgenomen voor de maximale bouwhoogte en het bebouwingspercentage. Afwijkingen van de algemene regels zijn op de verbeelding aangeduid.

Bedrijf - Nutsvoorziening

De KPN telefooncentrale heeft de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' gekregen. Voor het bouwvlak geldt een maximum bebouwingspercentage.

Bedrijf - Railverkeer

Deze bestemming is gegeven aan het braakliggende NS-terrein. Dit terrein is momenteel gedeeltelijk in gebruik als bouwplaats. Conform het nog vigerende bestemmingsplan is het terrein bedoeld voor opslag.

Gemengd -1

De bestemming 'Gemengd - 1' geldt voor het gebied ten zuiden van de aansluiting Rubenslaan op de Rembrandtlaan. In dit gebied is sprake van een menging van functies waarbij wonen en werken wordt gecombineerd. De maximale goot- en bouwhoogten, en in een enkel geval uitsluitend een maximale bouwhoogte, zijn op de verbeelding aangeduid.

Gemengd - 2

Deze bestemming geldt voor de kop van het gebied waar een hotel met restaurant en vergaderruimten, horeca in categorie 1b van de 'Staat van Horeca-activiteiten', dienstverlening en kleinschalige stationsgerelateerde detailhandel (maximaal 100 m² per vestiging en maximaal 250 m² in totaal), kantoren (vervangende kantoorruimte voor Difrax), sport en recreatie, lichte bedrijven (ten hoogste bedrijven uit categorie 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'), maximaal 55 gestapelde woningen en een (ondergrondse) parkeergarage zijn toegestaan. Voor dit gebied is momenteel een bouwplan in ontwikkeling. De bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de stedenbouwkundige visie 'revitaliseiring van de Rembrandtlaan'. Zie hiervoor ook paragraaf 2.3.

De gronden met deze bestemming liggen binnen de geluidszone van het spoor. Voor een deel van deze gronden wordt de uiterste grenswaarde overschreden. Deze contour is opgenomen op de verbeelding. Hierbinnen moeten gevel(s) van woningen worden voorzien van een dove gevel. Het is echter mogelijk dat een dove gevel niet nodig is, indien er sprake is van (nieuwe) afschermende bebouwing. Indien blijkt dat de geluidsbelasting lager is, kan met een afwijkingsmogelijkheid toch worden gebouwd zonder deze dove gevel.

Gemengd - 3

Deze bestemming geldt voor de locatie van MKski en HIP. Binnen deze bestemming zijn huiswerkbegeleiding, een winkel met kantoor mogelijk, evenals een bedrijfswoning. De functies zijn globaal aangegeven, waarbij binnen het bouwvlak moet worden gebouwd. Ten behoeve van de bedrijfswoning is een specifiek gebied opgenomen waarbinnen deze is toegestaan. De omvang van de functies is gemaximeerd: voor de kantoor en winkel is een maximale brutovloeroppervlakte geregeld, terwijl voor het gebouw van de huiswerkbegeleiding een maximum van de oppervlakte van het gebouw (footprint) is opgenomen. Ook de bedrijfswoning is in oppervlakte gemaximeerd.

Ook binnen dit gebied is een aanduiding opgenomen voor een dove gevel (zie bestemming Gemengd - 2). Hiervan kan worden afgeweken, indien blijkt dat (onder andere door afschermende werking van bebouwing) de geluidsbelasting op de gevels lager is dan de uiterste grenswaarde.

Groen

De groenstrook ten zuidwesten van de Rubenslaan aan de Rembrandtlaan is bestemd als 'Groen'. Hiermee wordt de groenestrook beschermd. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Secundair zijn speelvoorzieningen, water, voet- en fietspaden, kunstobjecten en nutsvoorzieningen toegestaan binnen deze bestemming.

Kantoor

De bestemming 'Kantoor' is opgenomen voor enkele kantoorgebouwen aan de noordkant van de Rembrandtlaan.

Tuin - 1

De bestemming 'Tuin - 1' is opgenomen aan de voorzijde van woningen en de bestemming Gemengd - 1. Binnen deze bestemming mogen kleinschalige woningvergrotingen aan de voorgevel (onder voorwaarden) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

Tuin - 2

De bestemming 'Tuin - 2' is opgenomen aansluitend aan de bestemming Gemengd - 2 aan de zijde van de Rembrandtlaan. Het verschil met de bestemming Tuin - 1 is dat woningvergrotingen aan de voorzijde hier niet zijn toegestaan.

Verkeer

Deze bestemming regelt de doorgaande hoofdontsluitingswegen voor autoverkeer in het plangebied. Het gaat dan om de aangelegde bypass naar de Soestdijkseweg Noord en de aansluiting daar op. Het bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling'.

Verkeer - Verblijf

De bestemming ‘Verkeer - Verblijf' is nagenoeg gelijk aan de bestemming 'Verkeer', maar specifiek bedoeld voor wegen met een verblijfsfunctie en een wijkontsluitingsfunctie. Het bouwen van gebouwen is in deze bestemming niet toegestaan, uitgezonderd de realisatie van lifthuizen en een gebouw ten behoeve van het stallen en repareren van fietsen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling'.

Wonen

De bestemming 'Wonen' heeft betrekking op de bestaande woningen in het gebied. Er is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de woningen kunnen worden uitgebreid met inachtneming van enkele voorwaarden. Buiten dit bouwvlak zijn uitsluitend bijgebouwen toegestaan.

Aan-huis-verbonden beroepen zijn bij recht toegelaten tot 40% van het bruto vloeroppervlak van de woning. Indien het bedrijfsactiviteiten betreft zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 van de in bijlage 1 van de regels opgenomen: 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' toegestaan.

Waarde - Archeologie

Voor het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Voordat (bouw)werkzaamheden van meer dan 100 m² en dieper dan 50 cm worden uitgevoerd, dient nader archeologisch onderzoek plaats te vinden en is een omgevingsvergunning vereist.

5.3 Algemene regels

Antidubbeltelbepaling

De antidubbeltelbepaling dient om te voorkomen dat een terrein nog een keer wordt meegeteld bij het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen.

Algemene bouwregels

In dit artikel zijn enkele algemene bouwregels opgenomen die voor het gehele plangebied gelden. Het betreft onder andere een regeling voor bestaande afwijkingen van de regels van het plan (voor wat betreft de maatvoering).

Algemene gebruiksregels

In dit artikel is aangegeven welk gebruik in ieder geval strijdig is met het plan. Het artikel geldt voor gehele plangebied.

Algemene proceduregels

In dit artikel is de procedure opgenomen die wordt ingevolgd indien er sprake is van het stellen van nadere eisen. In enkele bestemmingen is deze bevoegdheid voor het college opgenomen.

Algemene aanduidingsregels

In de algemene regels is ten aanzien van de monumenten in het plangebied een regeling opgenomen om de gebruiker van het plan te wijzen op de aanwezigheid van monumenten in het plangebied.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn afwijkingsregels opgenomen die betrekking hebben op alle bestemmingen. Deels betreft het, met het oog op de feitelijke situatie of een concreet bouwplan, een in beperkte mate kunnen aanpassen van de reeds gegeven regels met betrekking tot gebruik en/of bebouwing. Deels betreft het ook het kunnen inspelen op een latente, bij de planvoorbereiding niet concreet voorziene behoefte aan kleinschalige voorzieningen zoals bouwwerken voor openbaar nut.

Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat allereerst een wijzigingsregel waarmee de overschrijding van bestemmingsgrenzen geregeld wordt. Vervolgens volgt een tweetal regels waarmee de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de Staat van horeca-activiteiten gewijzigd kan worden.

Voorts zijn enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen om ontwikkelingen conform de stedenbouwkundige visie Revitalisering Rembrandtlaan mogelijk te maken. De wijzigingsbevoegdheden zijn van toepassing op de op de verbeelding aangegeven gebieden. In paragraaf 2.3 is nader ingegaan op de mogelijkheden na wijziging. Met de wijzigingen worden de volgende ontwikkelingen mogelijk gemaakt:

  • 1. wijzigingsgebied 1: maximaal drie woningen;
  • 2. wijzigingsgebied 2: bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' en maximaal vijf woningen;
  • 3. wijzigingsgebied 3: verkeer, ten behoeve van het P+R-terrein.

Overige regels

Onder overige regels is de afstemming geregeld met andere wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen.

Tevens is een parkeerregeling opgenomen waarmee gewaarborgd wordt dat bij ontwikkelingen in het plangebied voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen.

5.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Het overgangsrecht uit het Besluit ruimtelijke ordening is, zoals wettelijk bepaald, overgenomen in dit bestemmingsplan.

Slotregel

In de slotbepaling is aangegeven onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Voor gebieden, waar nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet volgens de Wet ruimtelijke ordening tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of het sluiten van een (grondexploitatie)overeenkomst met alle eigenaren). Voor de ontwikkeling die in het kader van dit bestemmingsplan rechtstreeks mogelijk wordt gemaakt ter plaatse van de 'kop' van het gebied is een anterieure overeenkomst gesloten waarmee het kostenverhaal anderszins verzekerd is.

Voor het overige zijn ontwikkelingen uitsluitend toegestaan na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. Het kostenverhaal dient ten tijde van de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden verzekerd te zijn.

Voorts hoort het opstellen van bestemmingsplannen tot de kerntaken van de gemeente. In het kader van de actualiseringslag zijn er voldoende financiële middelen gereserveerd voor het opstellen van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Inspraak en overleg

Inspraak en overleginstanties

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft voor een ieder met ingang van 9 januari 2014 gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn konden er schriftelijke reacties worden ingediend bij burgemeester en wethouders. Op 23 januari 2014 is er een inloopavond over het voorontwerpbestemmingsplan georganiseerd. In de periode dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegen, zijn 108 inspraakreacties binnengekomen. Deze inspraakreacties zijn behandeld in een aparte Inspraakrapportage (zie bijlage 9).

Het voorontwerpbestemmingsplan is tevens toegezonden aan diverse instanties in het kader van het overleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De resultaten van dit overleg zijn eveneens opgenomen in bijlage 9.

Klankbordgroep

In verband met de ontwikkelingen in het plangebied is een klankbordgroep in het leven geroepen met wie het stedenbouwkundige kader en de uitwerking daarvan besproken is. Aan het begin van de inspraakperiode op het voorontwerpbestemmingsplan wordt bovendien het voorontwerpbestemmingsplan besproken met de klankbordgroep. De resultaten van dit overleg worden betrokken bij de vervolgfase (ontwerpbestemmingsplan).