direct naar inhoud van Regels
Plan: Rembrandtlaan 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 plan

het bestemmingsplan Rembrandtlaan 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0310.0009BP12012-VG02 van de gemeente De Bilt.

(dit is de versie van het vastgestelde plan zoals deze luidt na uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 2-12-2015, ECLI:NL:RVS:2015:3706)

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden-beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 achterste perceelsgrens
  • a. bij een bouwperceel dat alleen aan de voorzijde grenst aan de openbare weg: de van de weg afgekeerde grens van een bouwperceel;
  • b. bij een bouwperceel dat aan zowel de voorzijde als de achterzijde grenst aan de openbare weg: de grens van een bouwperceel aan de zijde waar niet de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen.
1.7 antenne

een constructie, bestaande uit een mast, een ontvang- en zendmast of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden.

1.8 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

het bedrijfsmatig vervaardigen of repareren van goederen, dan wel het verrichten van ambachtelijke diensten.

1.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.13 bestaand bouwwerk

een bouwwerk, dat ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaat, dat/die of in uitvoering is of dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd.

1.14 bestaand

een functie, die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaat, dat of in uitvoering is of dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd.

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.18 bijgebouw
  • a. aangebouwd bijgebouw:
    een op hetzelfde bouwperceel aan de woning/hoofdgebouw vaststaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is;
  • b. vrijstaand bijgebouw:
    een op hetzelfde bouwperceel los van de woning/hoofdgebouw staand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is.
1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een kelder voor zover gelegen onder gebouwen en zolder, die gelet op de bouwtechnische eisen in het Bouwbesluit onbruikbaar zijn voor de woonfunctie.

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 dakterras

een plat dak dat door wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als terras; een balkon (uitstekend of op een erker) wordt niet als een dakterras gezien.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of een bedrijfsactiviteit.

1.28 dienstverlenend beroep

een beroep zoals bedoeld in artikel 1.29 dienstverlening.

1.29 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek al dan niet rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.30 erftoegangsweg

een weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven; deze wegcategorie is in beginsel toegankelijk voor elke vervoerswijze.

1.31 gebiedsontsluitingsweg

een weg waarop zowel de stromen als de uitwisseling kan plaatsvinden; het is de verbindende schakel tussen erftoegangswegen en stroomwegen.

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.

1.34 hoofdgebouw
  • a. hoofdgebouw:
    een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

  • b. vrijstaand hoofdgebouw:
    een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand(en) met een ander hoofdgebouw.
1.35 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf (zie bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten).

1.36 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratieve, financiële, architectonische, juridische diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.37 maatschappelijke voorzieningen

activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, medische, educatieve en openbare dienstverlening.

1.38 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen aan uit diens omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.39 monument

zaken als bedoeld in artikel 1 sub b van de Monumentenwet 1988, als zodanig geplaatst in het register van beschermde monumenten evenals zaken die zijn geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst.

1.40 netto vloeroppervlakte

de oppervlakte van de voor bewoning bestemde vertrekken, waaronder mede wordt verstaan verblijfsruimten; niet meegerekend worden verkeersruimten, toiletten, douche- en badruimten, alsmede ingebouwde bergingen.

1.41 oorspronkelijke achtergevel

de achtergevel ten tijde van de oplevering van het hoofdgebouw dan wel - indien het hoofdgebouw nog gerealiseerd dient te worden - de achtergevel van het hoofdgebouw, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd.

1.42 oorspronkelijke woning

de woning ten tijde van de oplevering van de woning dan wel - indien de woning nog gerealiseerd dient te worden - de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd.

1.43 oorspronkelijke zijgevel

de zijgevel ten tijde van de oplevering van het hoofdgebouw dan wel - indien het hoofdgebouw nog gerealiseerd dient te worden - de zijgevel van het hoofdgebouw, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd.

1.44 overkapping

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven.

1.45 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.46 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.47 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de weg, gemeten vanaf de kruin van de weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b geldt ter plaatse van de bestemming gemengd 2 als vast peil een hoogte van +4m NAP.
1.48 seksinrichting

hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

1.49 stationsgerelateerde detailhandel

detailhandel gericht op reizigers met het openbaar vervoer.

1.50 stroomweg

een weg gericht op continue doorstroming met hoge snelheid; dit betreft autosnelwegen en autowegen.

1.51 uiterste grenswaarde

de uiterste vast te stellen waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.52 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke vloeroppervlakte voor de uitstalling en de verkoop van detailhandelsartikelen bedoelde oppervlakte.

1.53 voorgevel

de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel.

1.54 voorgevelrooilijn
  • 1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • 2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    • a. bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg;
    • b. bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg.
1.55 Wmo-indicatie

een van gemeentewege afgegeven indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

1.56 wijkontsluitingsweg

tussencategorie tussen gebiedsontsluitingsweg en erftoegangsweg, in verband met de verzamelfunctie, maar ook de sterke verblijfsfunctie en het ontbreken van mogelijkheden om de weg op te waarderen naar gebiedsontsluitingsweg.

1.57 woning of wooneenheid

een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding; een woonwagen wordt gezien als woning/wooneenheid.

1.58 woningvergroting

elk bouwkundig ondergeschikte vergroting van de oorspronkelijke woning.

1.59 zijdelingse perceelsgrenzen

de grens of grenzen van een bouwperceel, niet zijnde de perceelgrens aan de voorzijde van het perceel, die niet wordt of kan worden aangemerkt als achterste perceelsgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Basisregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.5 de lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren);

2.1.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.7 het bebouwingspercentage

het deel van het aanduidingsvlak, bouwvlak of bestemmingsvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.1.8 het bruto vloeroppervlak

de totale en buitenwerkse gemeten oppervlakte van alle bouwlagen die een gebouw telt, met inbegrip van beneden peil gelegen bouwdelen en bij dat gebouw behorende magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten;

2.2 Aanvullende regels
2.2.1 de bouwhoogte van ondergeschikte bouwonderdelen

De in lid 2.1.2 genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 m overschrijden.

2.2.2 de grootte van dakoverstekken

Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een diepte van 70 cm of meer gemeten vanaf de gevel, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk het einde van de dakoverstek als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 van de van deze planregels deel uitmakende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1: tevens voor een bedrijf met SBI-code 41, 42, 43 uit ten hoogste categorie 3.2 van de van deze planregels deel uitmakende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-2: tevens voor een bedrijf met SBI-code 41, 42, 43 uit ten hoogste categorie 3.1 van de van deze planregels deel uitmakende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-3: tevens voor een bedrijf met SBI-code 2562, 3311 uit ten hoogste categorie 3.2 van de van deze planregels deel uitmakende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': tevens voor een nutsvoorziening.
  • f. dienstverlening;
  • g. bestaande kantoren;
  • h. bestaande sport- en fitnesscentra.

inclusief bijbehorende:

  • i. erftoegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt ten hoogste 8 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, bedraagt de goot- en bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' niet meer dan is aangeduid;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b, bedraagt de bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' niet meer dan is aangeduid;
  • e. het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van ten hoogste 50% per bouwperceel;
  • f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 1 m voor erf- en/of terreinafscheidingen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;
    • 3. 2 m voor erf- en/of terreinafscheidingen elders;
    • 4. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2 onder f ten behoeve van erf- en/of terreinafscheidingen van maximaal 2 m voor de (verlengde) voorgevelrooilijn en maximaal 3 m elders, mits de veiligheid van het betreffende pand(en) en de omliggende panden en terreinen dit vereist.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • b. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van bestaande bedrijfsgerelateerde detailhandel;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlakte van kantoren mag niet meer bedragen dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte; een bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren van meer dan 1.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • d. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • e. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • f. geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • g. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning het volgende toe te laten:

  • a. het toelaten van een bedrijf in een hogere milieucategorie dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 3.1 genoemde categorieën van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • b. het toelaten van een bedrijf dat niet is opgenomen in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', zoals in lid 3.1 genoemd.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een nutsbedrijf met sbi-code 61 uit ten hoogste categorie 3.2 van de van deze planregels deel uitmakende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';

inclusief bijbehorende:

  • b. erftoegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 8 m;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 4.2 onder d ten behoeve van erf- en/of terreinafscheidingen van maximaal 3 m, mits de veiligheid van het betreffende pand(en) en de omliggende panden en terreinen dit vereist.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.

Artikel 5 Bedrijf - Railverkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terrein ten behoeve van opslag voor railverkeer;

inclusief bijbehorende:

  • b. erftoegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  • opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.

Artikel 6 Gemengd - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 van de van deze planregels deel uitmakende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • c. bestaande kantoren;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor het wonen;
  • e. gebouwde parkeervoorzieningen, uitsluitend in de kelder en onderbouw;

inclusief bijbehorende:

  • f. erftoegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. erven en tuinen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • b. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van bestaande bedrijfsgerelateerde detailhandel;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlakte van kantoren mag niet meer bedragen dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte; een bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren van meer dan 1.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • d. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • e. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • f. geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • g. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in afwijking van het bepaalde in lid 6.1 bij het verlenen van een omgevingsvergunning nieuwe kantoren toe te staan mits:

  • a. de maximale bruto vloeroppervlakte van een kantoor niet meer bedraagt dan 500 m²;
  • b. parkeren op eigen terrein kan plaatsvinden.

Artikel 7 Gemengd - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hotel met bijbehorend restaurant;
  • b. vergader- en congresruimten;
  • c. kantoren;
  • d. horeca uit ten hoogste categorie 1b van de van deze planregels uitmakende 'Staat van Horeca-activiteiten';
  • e. stationsgerelateerde detailhandel, waarbij het bruto vloeroppervlak per vestiging ten hoogste 100 m² mag bedragen en het totale bruto vloeroppervlak ten hoogste 250 m²;
  • f. sport en wellness;
  • g. bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 van de van deze planregels deel uitmakende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • h. ten hoogste 55 gestapelde woningen, waarvan ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak op de begane grond gebruikt mag worden voor woningen;
  • i. gebouwde (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

inclusief bijbehorende:

  • j. erftoegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
  • k. terrassen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. erven en tuinen;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in het bouwvlak, met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de bovenste bouwlaag aan de wegzijde ten minste 2 m dient terug te liggen ten opzichte van de naar openbaar gebied gekeerde gevel dan wel dat deze uitgevoerd dient te worden in de vorm van een kap;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1' de bovenste twee bouwlagen aan de wegzijde ten minste 3 m dienen terug te liggen ten opzichte van de naar het openbaar gebied gekeerde gevel dan wel dat deze uitgevoerd dienen te worden in de vorm van een kap;
  • e. het bebouwingspercentage voor gebouwen, met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen, bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dienen gebouwen in de bouwgrens te worden gebouwd;
  • g. aan de zijde van de Rembrandtlaan geldt dat:
    • 1. ten hoogste voor 65% in de bouwgrens mag worden gebouwd;
    • 2. binnen afstand van 15 m vanaf de bouwgrens sprake dient te zijn van ten minste 2 onbebouwde ruimten met een breedte van ten minste 15 m tussen gebouwen of delen van gebouwen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-2' dient er sprake te zijn van ten minste 1 doorzicht met een breedte van ten minste 8 m tussen de Rembrandtlaan en de spoorzijde;
  • i. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bouwen-dove gevel' dienen de gevel(s) van woningen te zijn voorzien van een dove gevel;
  • j. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 1 m voor erf- en/of terreinafscheidingen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;
    • 3. 2 m voor erf- en/of terreinafscheidingen elders;
    • 4. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.2 onder i om één of meer gevels van woning(en) niet te voorzien van een dove gevel, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de uiterste grenswaarde ter plaatse niet wordt overschreden.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Geluidshinder

Gebouwen mogen uitsluitend voor gestapelde woningen in gebruik worden genomen indien iedere woning minimaal één gevel bezit waar de waarde van 48 dB Lden vanwege wegverkeer en de waarde van 55 dB Lden vanwege spoorwegverkeer niet wordt overschreden.  

7.4.2 Omvang functies
  • a. Het aantal woningen bedraagt ten hoogste 55.
  • b. Het bruto vloeroppervlak van het hotel met het bijbehorend restaurant en vergader- en congresruimten bedraagt ten hoogste 9.450 m2, met dien verstande dat daarvan ten hoogste 1.800 m2 bruto vloeroppervlak mag worden gebruikt ten behoeve van vergader- en congresruimten.
  • c. Het bruto vloeroppervlak van kantoren bedraagt ten hoogste 2.850 m².
  • d. Het bruto vloeroppervlak van de overige functies bedraagt ten hoogste 600 m².
7.4.3 Aan-huis-verbonden beroepen

In een woning zijn aan-huis-verbonden beroepen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven; dit betekent dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 40% van het netto vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat ingeval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend;
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  • f. de bewoner mag maximaal 1 medewerker in dienst hebben.

Artikel 8 Gemengd - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, voor zover gericht op sport en recreatie;
  • b. kantoren;
  • c. huiswerkbegeleiding;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens een bedrijfswoning;

inclusief bijbehorende:

  • e. erftoegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
  • f. parkeer- en stallingsruimten;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. de afstand van gebouwen onderling bedraagt ten minste 3 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • e. de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 120 m²;
  • f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bouwen-dove gevel' dienen de gevel(s) van woningen te zijn voorzien van een dove gevel;
  • g. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 1 m voor erf- en/of terreinafscheidingen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;
    • 3. 2 m voor erf- en/of terreinafscheidingen elders;
    • 4. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 8.2 onder f om één of meer gevels van de woning niet te voorzien van een dove gevel, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de uiterste grenswaarde ter plaatse niet wordt overschreden.

8.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. De oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van de huiswerkbegeleiding bedraagt ten hoogste 260 m².
  • b. Het bruto vloeroppervlak van kantoren bedraagt ten hoogste 100 m².
  • c. Het bruto vloeroppervlak van detailhandel bedraagt ten hoogste 300 m².

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parken, plantsoenen, bosschages en overige groenvoorzieningen;
  • b. bestaande ontsluitingen, ten behoeve van aangrenzende bestemmingen.

inclusief bijbehorende:

  • c. voet- en fietspaden;
  • d. waterpartijen;
  • e. waterberging;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. objecten van beeldende kunst;
  • h. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 10 meter voor objecten van beeldende kunst;
  • b. 7 meter voor palen en masten;
  • c. 5 meter voor speelvoorzieningen;
  • d. 2 meter voor erfafscheidingen;
  • e. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 10 Kantoor

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;

inclusief bijbehorende:

  • b. erftoegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
  • c. parkeer- en stallingsruimten;
  • d. groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels

Op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage;
  • d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 10.2 onder e voor een grotere bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding tot maximaal 2,5 m mits de veiligheid van het kantoor en de omliggende panden en terreinen dit vereist.

Artikel 11 Tuin - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

inclusief bijbehorende:

  • b. parkeergelegenheid (op eigen terrein);
  • c. in- en uitritten.
11.2 Bouwregels

Op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van ondergeschikte woningvergrotingen zoals erkers en toegangen aan de voorgevel van een woning met inachtneming van de volgende regels;
    • 1. de voorgevel mag met maximaal 1 m diepte worden vergroot;
    • 2. de afstand van de vergroting aan de voorgevel tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient minimaal 2 m te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning - ingeval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft - eveneens een woningvergroting aanwezig is, dan wel tegelijkertijd wordt gebouwd;
    • 3. de goothoogte van een woningvergroting mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning, plus 20 cm;
    • 4. de bouwhoogte van een woningvergroting is gelijk aan de toegestane goothoogte;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 m voor vlaggenmasten, met dien verstande dat ten hoogste 1 vlaggenmast per bouwperceel is toegestaan;
    • 2. 1 m voor erf- en/of terreinafscheidingen;
    • 3. 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 12 Tuin - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

inclusief bijbehorende:

  • b. parkeergelegenheid (op eigen terrein);
  • c. in- en uitritten.
12.2 Bouwregels

Op of in de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 m voor vlaggenmasten, met dien verstande dat ten hoogste 1 vlaggenmast per bouwperceel is toegestaan;
    • 2. 1 m voor erf- en/of terreinafscheidingen;
    • 3. 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebiedsontsluitingswegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. fietsenstallingen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-fietsenstalling': reparatie van fietsen en bijbehorende detailhandel;

inclusief bijbehorende:

  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. terrassen;
  • g. civieltechnische- en waterhuishoudkundige werken;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen, bermen en waterlopen;
  • j. objecten voor de beeldende kunst;
  • k. onder- en bovengrondse afvalvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels

Op of in de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-fietsenstalling';
  • b. voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling' geldt dat de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van lichtmasten en de geleiding van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m;
    • 2. de bouwhoogte van objecten voor de beeldende kunst bedraagt ten hoogste 10 m;
    • 3. de bouwhoogte van fietsenstallingen mag niet meer bedragen dan 5 m;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

Artikel 14 Verkeer - Verblijf

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen;
  • b. wijkontsluitingswegen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-fietsenstalling': reparatie van fietsen en bijbehorende detailhandel;
  • d. een loopbrug;

inclusief bijbehorende:

  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. terrassen;
  • g. civieltechnische- en waterhuishoudkundige werken;
  • h. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen, bermen en waterlopen;
  • j. objecten voor de beeldende kunst;
  • k. onder- en bovengrondse afvalvoorzieningen.
  • l. voet- en fietspaden;
  • m. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  • n. speelvoorzieningen;
  • o. nutsvoorzieningen;
14.2 Bouwregels

Op of in de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:

  • a. voor het bouwen van gebouwen geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-fietsenstalling' gebouwen zijn toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn tevens lifthuizen toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van lifthuizen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- fietsenstalling' geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 4 m;
  • e. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van lichtmasten en de geleiding van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m;
    • 2. de bouwhoogte van objecten voor de beeldende kunst bedraagt ten hoogste 10 m;
    • 3. de bouwhoogte van de loopbrug mag niet meer bedragen dan 15 m;
    • 4. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en fietsenstallingen mag niet meer bedragen dan 5 m;
    • 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. vrijstaande en halfvrijstaande woningen;;
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen;

inclusief bijbehorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. parkeervoorzieningen.
15.2 Bouwregels

Op of in de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

15.2.1 Woningen
  • a. woningen dienen gebouwd te worden in het bouwvlak;
  • b. per bestemmingsvlak mogen niet meer woningen worden gerealiseerd dan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaan;
  • c. het bestaande bouwtype van woningen: vrijstaande en halfvrijstaande woningen, dient te blijven gehandhaafd;
  • d. de goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • e. de bouwhoogte van de woningen mag maximaal 4 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte;
  • f. de voorgevels van de woningen dienen aan en in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
  • g. de breedte van de voorgevel van een vrijstaande woning of van de gezamenlijke voorgevel van halfvrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan 15 m voor een vrijstaande woning en 20 m voor halfvrijstaande woningen;
  • h. de afstand van woningen tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 2 m met dien verstande dat ingeval van halfvrijstaande woningen deze afstanden alleen van toepassing zijn tot de zijdelingse bouwperceelgrens aan de aangebouwde zijde;
  • i. woningvergrotingen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.
15.2.2 Woningvergrotingen
  • a. de goothoogte van een woningvergroting mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning, plus 20 cm;
  • b. vergroting van een woning aan de oorspronkelijke zijgevel is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afstand van de vergroting tot de (verlengde) voorgevel mag niet minder dan 4 m bedragen;
    • 2. de afstand van de vergroting tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag bij aaneengesloten en halfvrijstaande woningen niet minder dan 1 m bedragen en bij vrijstaande woningen niet minder dan 3 m;
    • 3. de breedte van een vergroting mag maximaal 3 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een vergroting mag maximaal 2 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 m mag bedragen;
  • c. vergroting van een woning aan de oorspronkelijke achtergevel is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de diepte van een vergroting mag niet meer bedragen dan 3 m, mits de afstand van de achterzijde van de vergroting tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 8 m bedraagt;
    • 2. de afstand van de vergroting tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag bij aaneengesloten en halfvrijstaande woningen niet minder dan 1 m bedragen en bij vrijstaande woningen niet minder dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte van een vergroting mag maximaal 2 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 m mag bedragen.
15.2.3 Bijgebouwen

Het bebouwen van een bouwperceel met bijgebouwen bij woningen is, ook buiten het bouwvlak, toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag per bouwperceel niet meer dan 50 m² bedragen met een maximum van 15% van het bouwperceel;
  • b. de bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 4 m achter de (verlengde) voorgevel te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen mag maximaal 5 m bedragen;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.
15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor de (verlengde) voorgevel zijn erf- en terreinafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. achter de (verlengde) voorgevel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid 15.2.4 onder a en b sub 2 wordt bij het bepalen van de maximale bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen bij hoekpercelen uitgegaan van de voorgevel, waarbij geldt dat de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheiding tot 1 m achter de (verlengde) voorgevel maximaal 1 m bedraagt en voor het overige 2 m bedraagt.
15.2.5 Onderkeldering

Onderkeldering van bebouwing is toegestaan onder het grondoppervlak van de woning, woningvergrotingen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van onderkeldering mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van de bebouwing die op grond van het bestemmingsplan bovengronds is toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 15.2.5 sub a zijn ondergeschikte bouwdelen, zoals koekoeken ten behoeve van daglichttoetreding en ventilatie, wel toegestaan buiten de grondoppervlakte van de bovengrondse bebouwing;
  • c. onderkeldering mag niet leiden tot een toename van het aantal woningen;
  • d. onderkeldering mag niet leiden tot een extra (functionele) woonlaag, maar dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie.
15.2.6 Dakterrassen

Dakterrassen op woningvergrotingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) dient minimaal 2 m te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning - ingeval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft - eveneens een dakterras aanwezig is, dan wel tegelijkertijd wordt gebouwd;
  • b. indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) 3 m of minder bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van de woning, niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) meer dan 3 m bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van de woning, niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het dakterras mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
15.2.7 Bestaande afwijkingen

Bestaande woningvergrotingen, bijgebouwen en dakterrassen, waarvan de situering, de afmeting, de goothoogte en/of de bouwhoogte niet voldoet aan hetgeen hier is bepaald, zijn wel toegestaan en mogen worden gehandhaafd en herbouwd, maar niet vergroot.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

15.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 15.2.1 sub f voor een ander verloop van de voorgevel, indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en door de gewijzigde ligging van de voorgevelrooilijnen de bebouwingskarakteristiek en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • b. lid 15.2.2 sub b onder 1 en lid 15.2.3 sub b voor de situering van bijgebouwen en woningvergrotingen op een kleinere afstand van de voorgevelrooilijn, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • c. in 15.2.4 sub a en c voor een grotere hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de (verlengde) voorgevel tot maximaal 2 m, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
15.5 Specifieke gebruiksregels

In een woning zijn aan-huis-verbonden beroepen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven; dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 40% van het netto vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat ingeval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend;
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  • f. de bewoner mag maximaal 1 medewerker in dienst hebben.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 15.2.1 ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner mag, behalve in de vorm van inwoning, alleen plaatsvinden binnen een onzelfstandige woonruimte, zijnde binnen een woningvergroting of bijgebouw;
  • b. de afstand tussen de woning en een bijgebouw mag maximaal 6 m bedragen;
  • c. het plaatsen van een portocabin ten behoeve van mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner is enkel toegestaan indien deze als onzelfstandige woonruimte valt aan te merken;
  • d. de oppervlakte voor mantelzorg mag maximaal bedragen:
    • 1. 30 m² bij mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner voor één persoon;
    • 2. 50 m² bij mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner voor twee personen.
  • e. degene die mantelzorg ontvangt (of gaat ontvangen) of de bewoner die aangepast wil gaan wonen, dient te beschikken over een Wmo-indicatie en/of een AWBZ-indicatie;
  • f. er moet volledig op eigen terrein worden geparkeerd;
  • g. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen mogen niet in onevenredige mate worden beperkt;
  • h. aan de omgevingsvergunning kan een termijn worden verbonden, waarbinnen van de afwijkingsmogelijkheid gebruik moet worden gemaakt;
  • i. indien sprake is van mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner in een bijgebouw, mag het bijgebouw bij beëindiging van de mantelzorgsituatie niet langer als woonruimte in gebruik blijven;
  • j. voor een woningvergroting ten behoeve van mantelzorg is het bepaalde in lid 15.2.2 sub b onder 4 en sub c onder 3.

Artikel 16 Waarde - Archeologie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bedoeld voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd volgens de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits de (gezamenlijke) oppervlakte van bouwwerken kleiner is dan 100 m² of een diepte heeft van minder dan 50 cm.

16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken met omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.

16.3.2 Geen archeologische waarden

De omgevingsvergunning, zoals in lid 16.3.1 bedoeld, wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

16.3.3 Overige voorwaarden

De omgevingsvergunning, zoals in lid 16.3.1bedoeld, wordt voorts verleend, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden of nadere eisen te stellen, gericht op:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in de in lid 16.1 bedoelde gronden over een oppervlakte zoals genoemd in lid 16.2 de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • e. het uitvoeren van overige grondbewerkingen, zoals woelen, mengen, afgraven, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
16.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 16.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning.
16.4.3 Archeologisch rapport

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 16.4.1 dient een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

16.4.4 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in lid 16.1 genoemde doeleinden ontstaat.

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, ter plaatse geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 17 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene bouwregels

18.1 Afwijkende maten
  • a. In die gevallen dat goothoogten, bouwhoogten, afstanden, oppervlakten en inhoud op de dag van de inwerkingtreding van het plan afwijken van de regels van het plan, mogen deze bestaande goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en inhoud in afwijking daarvan als maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende maatvoering op legale wijze tot stand is gekomen.
  • b. In die gevallen dat afstanden op de dag van de inwerkingtreding van het plan minder, dan wel meer bedragen dan volgens de regels van het plan is voorgeschreven, mogen deze bestaande afstanden in afwijking daarvan als minimaal, dan wel maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende afstanden op legale wijze tot stand zijn gekomen.

Artikel 19 Algemene gebruiksregels

Als een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woonruimte;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor aan-huis-gebonden beroepen.

Artikel 20 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld mondeling of bij voorkeur schriftelijk zienswijzen tegen die nadere eis bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

21.1 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' wordt gewezen op de aanwezigheid van rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten; ter plekke laten de regels van dit bestemmingsplan onverlet hetgeen met betrekking tot monumenten respectievelijk beschermd dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988 bij of krachtens die wet respectievelijk de gemeentelijke Monumentenverordening is bepaald.

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het plan, indien het betreft:

  • a. het oprichten van bouwwerken ten algemene nutte, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer bedraagt dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 3,5 m;
  • b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
  • c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  • d. het overschrijden van de in lid 2.2.1 genoemde regels ten aanzien van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
  • e. overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 m;
  • f. geringe afwijkingen van de regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover dit in het belang van een goede huisvesting van mindervalide personen noodzakelijk is en geen afwijking middels een omgevingsvergunning van de desbetreffende regels van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  • g. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 m;
    • 2. bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 3. plaatsing van een mast op een gebouw is uitsluitend toegestaan indien het betreffende gebouw 15 m of hoger is;
    • 4. plaatsing op woongebouwen is slechts toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is.

Artikel 23 Algemene wijzigingsregels

23.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  • a. de in dit plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 m bedragen;
  • b. tot het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven, mits de aanwezige bedrijven niet in een hogere milieucategorie worden gebracht;
  • c. tot het toevoegen en schrappen van soorten horecabedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten horecabedrijven in de 'Staat van Horeca-activiteiten', voor zover veranderingen in de aard en de invloed op de omgeving hiertoe aanleiding geven, mits de aanwezige horecabedrijven niet in een hogere categorie worden gebracht.
23.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van grondgebonden woningen en bijbehorende tuinen en erven;
  • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan 3;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 7 m respectievelijk 11 m;
  • d. binnen het wijzigingsgebied dient voorzien te worden in voldoende parkeerplaatsen;
  • e. voor wat betreft rooilijnen, zichtlijnen, toegestane hoogten en de situering van de bebouwing dienen de randvoorwaarden uit het Beeldkwaliteitplan Bilthoven- Rembrandtlaan en omgeving van 25 november 2014 in acht te worden genomen;
  • f. de woningbehoefte dient te zijn aangetoond;
  • g. er dient een goede verkeersafwikkeling gewaarborgd te zijn;
  • h. ten aanzien van de geluidsbelasting op woningen als gevolg van weg- en spoorlawaai dient het gestelde in de Wet geluidhinder in acht te worden genomen;
  • i. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
23.3 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten', dienstverlening, ontsluitingen, woningen en bijbehorende tuinen en erven;
  • b. woningen zijn uitsluitend toegestaan aan de zijde van de Rembrandtlaan;
  • c. het aantal woningen bedraagt niet meer dan 5;
  • d. ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak mag op de begane grond gebruikt worden voor woningen;
  • e. de woningbehoefte dient te zijn aangetoond;
  • f. binnen het wijzigingsgebied dient voorzien te worden in voldoende parkeerplaatsen;
  • g. er dient een goede verkeersafwikkeling gewaarborgd te zijn;
  • h. voor wat betreft rooilijnen, zichtlijnen, toegestane hoogten en de situering van de bebouwing dienen de randvoorwaarden uit het Beeldkwaliteitplan Bilthoven- Rembrandtlaan en omgeving van 25 november 2014 in acht te worden genomen;
  • i. ten aanzien van de geluidsbelasting op woningen als gevolg van weg- en spoorlawaai dient het gestelde in de Wet geluidhinder in acht te worden genomen;
  • j. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
23.4 wetgevingzone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 ' te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bestemming kan gewijzigd worden in de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied;
  • b. wijziging van de bestemming kan uitsluitend plaatsvinden indien de bedrijfsuitoefening is of wordt beëindigd.

Artikel 24 Overige regels

24.1 Wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

24.2 Parkeren
  • a. Bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering van de functie van een bouwwerk en/of bijbehorend bouwperceel, dient op eigen terrein te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de parkeernorm zoals opgenomen in Parkeerkencijfers-CROW 2012, publicatie 317. Daarbij moet uitgegaan worden van een matig stedelijke gemeente. Uitgegaan dient te worden van de kolom schilgebied van het centrum voor zover sprake is van gronden met de bestemming Gemengd - 2. Voor het overige wordt uitgegaan 'rest bebouwde kom'. Voor het gehele plangebied wordt uitgegaan van gemiddelde parkeerkencijfers.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien.
  • c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is, dan ingevolge het bepaalde onder a voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist.
  • d. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a indien uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Rembrandtlaan 2014'.