direct naar inhoud van 5.7 Ecologie
Plan: Huize Het Oosten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0007BP00207-OH01

5.7 Ecologie

Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet.

Soortenbescherming

Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kunnen vrijstellingen en ontheffingen worden verleend van de verbodsbepalingen. Het toetsingskader voor deze vrijstellingen is geregeld in een Algemene Maatregel van Bestuur, de AMvB artikel 75.

Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene vrijstelling voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is vrijstelling mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel ontheffing worden verleend na een uitgebreide toetsing.

Gebiedsbescherming

De natuurbeschermingswet biedt een beschermingskader voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.

Situatie plangebied

Om de nieuwbouwplannen globaal te kunnen toetsen aan de natuurwetgeving is een ecologische quickscan opgesteld. Zodoende is bepaald of het plangebied in een beschermd waardevol natuurgebied ligt en of er beschermde soorten aanwezig kunnen zijn. De uitvoering van de nieuwbouwplannen betekent de sloop van de Rembrandtflat, de oude directiewoning, een installatieruimte en een carport. Ook zal de houtwal aan de Jan van Eijcklaan uitgedund worden. Op basis van habitatgeschiktheid, verspreidingsgegevens en expert judgement is een inschatting gemaakt van de kans dat beschermde diersoorten gebruik maken van de te slopen panden of hinder zullen ondervinden tijdens de bouwwerkzaamheden. Het terrein van Huize Het Oosten is in het verleden niet onderzocht. Er zijn geen inventarisatiegegevens beschikbaar van aanwezige (beschermde) flora en fauna in deze deelgebieden. Op maandag 7 juni 2010 is een oriënterend veldbezoek aan het plangebied gebracht. Het gehele gebied, inclusief de te slopen gebouwen, is globaal beoordeeld op het voorkomen van verschillende biotopen. Er is specifiek gekeken naar de te slopen panden en de beoogde aanpassingen in groenstructuren. Daarnaast is gesproken met medewerkers van het verzorgingstehuis over waarnemingen die in het verleden zijn gedaan. Verder is gebruik gemaakt van globale gegevens van het natuurloket.

Gebiedsbescherming

Het terrein van Huize Het Oosten ligt op ongeveer een halve kilometer afstand van de ecologische hoofdstructuur en op vijf kilometer afstand van het dichtstbij gelegen Natura2000-gebied 'Oostelijke Vechtplassen'. Gezien de afstand hebben de sloop- en bouwwerkzaamheden geen invloed op de ecologische hoofdstructuur en het Natura2000-gebied.

Soortenbescherming

Uit de gegevens van het natuurloket blijkt dat er diverse beschermde diersoorten in het gebied rond het terrein van Huize Het Oosten voorkomen. Deze soorten bevinden zich waarschijnlijk in het nabijgelegen Heidepark. Er zijn geen beschermde planten aangetroffen. Het terrein van Huize Het Oosten biedt volop mogelijkheden voor broedvogels. Tijdens het veldbezoek is onder ander de scholekster aangetroffen. De te slopen gebouwen zijn duidelijk geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Het terrein van Huize Het Oosten is gezien de rustige situatie en de bosrijke omgeving zeker onderdeel van het leefgebied van diverse andere zoogdiersoorten, zoals het konijn, de egel, bosmuis en bunzing en mogelijk ook de zwaarder beschermde eekhoorn en boommarter. Voor amfibieën is geen geschikt habitat aanwezig. Ook van reptielen is de kans klein dat deze zich op het terrein van het woonzorgcentrum bevinden. Vissen of libellen komen niet voor. Vlinders kunnen wel voorkomen, maar beschermde soorten zijn niet te verwachten.

Effecten

In combinatie met de voorgestelde ingreep kan de conclusie worden getrokken dat er geen effecten op beschermde plantensoorten valt te verwachten. Voor broedvogels is het van belang negatieve effecten te voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen en voor het broedseizoen de broedhabitat te verwijderen. Mochten vleermuizen de te slopen panden gebruiken als verblijfplaats, dan kunnen negatieve effecten worden voorkomen door te werken buiten de gevoelige periode en alternatieve verblijfplaatsen aan te bieden. Oude bomen met holen dienen te worden gespaard. Op de overige soortgroepen zijn geen effecten te verwachten.

Stand van zaken vleermuizen

Het is op voorhand niet uit te sluiten dat in de te kappen bomen of de te slopen panden verblijfplaatsen aanwezig zijn van vleermuizen als de rosse vleermuis, de gewone dwergvleermuis of de ruige dwergvleermuis. Aangezien alle vleermuissoorten in Nederland volledige bescherming genieten, is nader onderzocht of er daadwerkelijk verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Volgens de protocollen voor gedegen onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen is een zeer vroeg ochtendonderzoek uitgevoerd op twee momenten in het jaar, te weten juli en september/oktober 2010. Tevens is een dagbezoek in het gebouw uitgevoerd in november.

Resultaat

Op basis van de uitgevoerde onderzoeken kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • de aanwezigheid van nesten van beschermde broedvogels in de panden valt uit te sluiten.
  • er wordt door de sloop een zomerverblijfplaats of kraamkolonie en/of mogelijke winterverblijfplaats van gewone dwergvleermuis vernietigd.
  • er wordt een baltsplaats van ruige dwergvleermuis in de bomen tussen Rembrandtflat en Jan van Eijckflat verwijderd.

De vernietiging van deze vleermuisverblijfplaatsen zijn overtredingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet (verder: Ffwet). In verband hiermee is ontheffing aangevraagd bij het ministerie van EL&I (het voormalige LNV), afdeling Dienst Regelingen.

In de ontheffingsaanvraag zijn de volgende maatregelen opgenomen om de effecten te mitigeren:

  • het aanbrengen van clusters van inbouwelementen die dienst doen als zomer- en winterverblijfplaats voor gewone dwergvleermuizen. Er worden drie clusters van drie inbouwelementen geplaatst; twee in de spouwmuur op de zonnige zuidzijde en een in de spouwmuur op de schaduwzijde.
  • het ongeschikt maken van de verblijfplaats in het te slopen trappenhuis voorafgaande aan de sloop (voorkómen overtreding artikel 10 Ffwet)
  • het ophangen van twee clusters van drie vleermuiskasten aan bomen in de nabijheid van Rembrandtflat/Jan van Eijckflat, die dienst doen als baltsverblijfplaats voor ruige dwergvleermuis.

De gunstige staat van instandhouding van de gewone en ruige dwergvleermuizen wordt door het nemen van deze mitigerende maatregelen niet aangetast. Redelijkerwijs mag verwacht worden dat de aangevraagde ontheffing voor de gewone en ruige dwergvleermuis verleend zal worden, aangezien mitigerende maatregelen worden uitgevoerd en de gunstige staat van instandhouding van deze soorten niet in het geding komt.

Negatieve effecten op broedende vogels worden omzeild door het nemen van de volgende maatregelen (in verband met het voorkómen overtreding artikel 10 en 11 Ffwet):

  • voor aanvang van het broedseizoen potentieel geschikte broedlocaties (bomen en struwelen) te verwijderen of ongeschikt te maken;
  • voor aanvang van het broedseizoen met de werkzaamheden te beginnen.

Negatieve effecten op andere beschermde soorten zijn niet te verwachten, mits uiteraard de zorgplicht in acht wordt genomen.