direct naar inhoud van 5.6 Water
Plan: Huize Het Oosten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0007BP00207-OH01

5.6 Water

Inleiding

In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.

Beleidskader

Voor waterbeheer zijn de volgende beleidsnota’s van belang: Nationaal Waterplan (Rijk), provinciaal waterhuishoudingsplan (provincie Utrecht), de Keur, Waterbeheerplan 2010-2015, waterstructuurvisie deel 1 Visie op lange termijn, nota Dempingen, nota Oeverinrichtingen, Rioleringsnota Afkoppeling hemelwater, Beleidsplan secundaire waterkering en beweidingsnota en het Lokaal Waterplan van de gemeente De Bilt. Het beleid is gericht op kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater (schoon watertracé) en het streven naar een duurzaam watersysteem en -beheer.

Nationaal Waterplan

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Waterbeheerplan 2010-2015, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft op 28 oktober 2009 het Waterbeheerplan ‘Water Voorop!’ voor de periode 2010-2015 vastgesteld. Hierin staat in grote lijnen het waterbeheer voor de komende zes jaar beschreven. Het plan bevat alle taakvelden van het waterschap: de zorg voor schoon water, veilige dijken en droge voeten. Ook staat beschreven hoe deze taak het beste binnen de leef- en werkomgeving in het beheergebied van De Stichtse Rijnlanden kan worden uitgevoerd. Verder wordt een overzicht gegeven van de ambities en doelen voor 2010 tot en met 2015 en hoe die bereikt kunnen worden.

Het waterbeheerplan 2010-2015 bestaat uit drie delen:

  • Strategie:

In dit deel staat beschreven hoe wordt ingespeeld om de klimaatverandering en verstedelijking. Dit deel vormt de basis voor de uitvoeringsstrategie.

  • Beleids- en uitvoeringsplan

In het beleids- en uitvoeringsplan zijn de ambities uit het strategisch deel vertaald naar de beleidsthema’s en zeven vernieuwende projecten. Per thema en vernieuwend project zijn de belangrijkste doelen en maatregelen opgenomen die het waterschap in de planperiode neemt. Beleidsthema’s zijn: veiligheid, voldoende water, schoon water en recreatie, landschap en cultuurhistorie. De vernieuwende projecten hebben als doel het toekomstige waterbeheer een impuls te geven. Hierbij gaat het om urgente vraagstukken, complexe samenwerking met andere maatschappelijke partijen en een groot waterschapsbelang met een grote impact op de lokale bevolking en het bedrijfsleven.

  • Achtergronddocument: de Europese Kaderrichtlijn Water

Het waterbeheerplan bevat een achtergronddocument over de Europese Kaderrichtlijn Water. Hierin staan de verplichte uitwerkingen van deze kaderrichtlijn en staan afspraken tussen verschillende overheden die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water.

Waterstructuurvisie, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

De waterstructuurvisie beschrijft de toekomstvisie van het waterschap. Het gaat om de hoofdlijnen van het waterbeleid voor de lange termijn. Dit is ingegeven door de klimaatverandering en bodemdaling. Het leidend principe in de Waterstructuurvisie is ‘vasthouden, bergen, afvoeren’. Dat betekent dat meer water in de grond moet kunnen infiltreren en dat meer gebieden worden aangewezen voor waterberging. Andere belangrijke veranderingen in het waterbeheer in de 21ste eeuw bestaan uit water als ordenend principe meenemen in ruimtelijke plannen, meer ruimte voor water in de stad houden, het combineren van diverse functies met water en watervervuiling aan de bron aanpakken.

De Keur

Voor het bestemmingsplan is het gestelde in de Keur van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van toepassing. De handhaving van de Keur is in handen van HDSR. Voor het Keurgebied gelden verbods- en gebodsbepalingen tot het onderhoud en gebruik van wateren, oevers en waterkeringen zowel bovengronds als in de grond. In de Keur wordt een aantal nota’s genoemd waarin de algemene gedragsregels, ontheffingsbepalingen en voorwaarden staan waarmee een Keurontheffing verkregen kan worden.

Lokaal Waterplan De Bilt (2002)

Het Lokaal Waterplan De Bilt (oktober 2002) is op initiatief van de gemeente De Bilt en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden ontstaan. Het is door zowel de gemeenteraad als het bestuur van het Hoogheemraadschap vastgesteld in oktober 2002. De provincie Utrecht en Hydron Midden-Nederland hebben beide actief geparticipeerd in de planvorming. Het waterschap HDSR heeft ook de belangen van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht en waterschap Vallei en Eem gewaarborgd. Deze waterschappen bestrijken beiden ook een (klein) deel van het grondgebied van de gemeente De Bilt. Dit heeft geresulteerd in een breed gevormd en gedragen lokaal waterplan. De Bilt was de eerste gemeente in de provincie Utrecht die een dergelijk plan opgesteld heeft.

Het waterplan geeft het toekomstige beleid aan voor de inrichting en het gebruik van water. Voorop staan de integrale benadering voor het creëren van een aangenaam leefklimaat voor mens en dier en daarnaast een optimale beleving en duurzame gebruikswaarde van het watersysteem. Er is een aantal duurzaam waterbeheer doelstellingen uitgewerkt, op basis waarvan streefbeelden voor de lange termijn zijn geformuleerd voor de onderscheiden gebieden binnen de gemeente. In totaal worden 58 concrete maatregelen voorgesteld om op termijn die streefbeelden te benaderen. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt binnen het gebied met het streefbeeld ‘Verborgen Water’. Deze benaming is gekozen, aangezien sprake is van snelle infiltratie in de zandige bodem. Dit betekent dat er zich weinig water aan de oppervlakte bevindt. Verder wordt in het Lokaal Waterplan voorgesteld om in ieder bestemmingsplan een waterparagraaf op te nemen. In het waterplan worden geen concrete maatregelen voorgesteld ter plaatse van het plangebied van dit bestemmingsplan.

Bestaande situatie: waterhuishouding en waterketen

Waterstaatkundig gezien ligt het bestemmingsplangebied binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). In het gebied is het HDSR verantwoordelijk voor de waterhuishouding: het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en de waterkeringen. De gemeente is als bevoegd gezag voor het bestemmingsplan en verantwoordelijke voor de inzameling van afvalwater en afstromend hemelwater bij de inrichting van de waterhuishouding betrokken. De provincie is verantwoordelijk voor het grondwaterbeheer en beoordeelt het bestemmingsplan. Op waterhuishoudkundig vlak vraagt zij tevens advies van de andere waterbeheerders.

Er is geen oppervlaktewater in het plangebied aanwezig. Er is dus geen water met een recreatieve gebruikswaarde, landschappelijke waarde of ecologische waarde aanwezig. De locatie bevindt zich niet in een grondwaterbeschermingsgebied. Het rioolstelsel in het plangebied is een gemengd stelsel. Het hemelwater wordt dus niet apart afgevoerd. Bergbezinkleidingen en rioolpersleidingen komen in het plangebied niet voor.

Voor de beschrijving van de bodemopbouw en grondwaterstroming is de grondwaterkaart van Nederland van de dienst Grondwaterverkenning TNO, kaartblad 31 oost, 32 west, 38 oost, 39 west, uitgave 1978, gehanteerd. Uit de kaart met geohydrologische profielen blijkt dat er vanaf maaiveld tot circa 5 m-mv middel tot uiterst fijn zand voorkomt. Dit zandpakket ligt op een grindig, matig grof tot matig fijn zandpakket dat zich tot meer dan 10 m-mv uitstrekt.

Uit de isohypsenkaart met de stijghoogten in het eerste watervoerende pakket blijkt dat de grondwaterstromingsrichting zuidwestelijk is.

Door van Dijk Geo- en milieutechniek is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (kenmerk 150673, juni 2009). Uit het veldwerkonderzoek is gebleken dat de bodem ter plaatse vanaf maaiveld tot minimaal 3,5 m-mv bestaat uit zand. Ten tijde van de uitvoering van de veldwerkzaamheden is de grondwaterstand vastgesteld op 2 m-mv. In figuur 9 is het grondwaterstandsverloop weergegeven van een peilbuis uit het DINO bestand van TNO die zich op circa 400 meter ten oosten van het plangebied bevindt.

Uit het afkoppelplan van de gemeente de Bilt (DHV, 2005, kenmerk RBSE-20043087) blijkt dat de locatie in een inzijgingsgebied ligt met een inzijging van circa 1 mm per dag. In dit afkoppelplan is ook aangegeven dat de gemeente in dit gebied streeft naar ondergrondse en bovengrondse infiltratie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0007BP00207-OH01_0009.png"

Figuur 9: Grondwaterstand TNO peilbuis 32C0570.

Aandachtspunten watersysteem

Het uitgangspunt van een goede waterhuishouding is gebaseerd op de volgende twee drietrapsstrategieën.

Voor waterkwantiteit geldt:

  • ter plaatse vasthouden en infiltreren,
  • elders in het gebied bergen;
  • afvoeren.

De gemeentelijke instrumenten die hiervoor worden ingezet zijn het rioleringsplan en het afkoppelplan. Daarnaast kan het watersysteem worden behouden of worden verbeterd door bij ruimtelijke (her)ontwikkeling als uitgangspunt aan te houden dat dit waterneutraal moet gebeuren.

Voor waterkwaliteit geldt:

  • vervuiling voorkomen;
  • verschillende kwaliteiten scheiden;
  • vuil water (laten) zuiveren.

Ook hier zijn afkoppelen en infiltreren, het aanleggen van een gescheiden stelsel en bestrijding van diffuse bronnen de door de gemeente in te zetten instrumenten. Bij de bouw moet gebruik worden gemaakt van duurzame niet-uitlogende materialen.

Toekomstige situatie: waterhuishouding en waterketen

Op de locatie is na sloop van een deel van de bestaande bebouwing (de Rembrandtflats) nieuwbouw van een drietal woonblokken voorzien. Figuur 10 toont de voetprint van bebouwing en verhardingen in de bestaande en nieuwe situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0007BP00207-OH01_0010.jpg"

Figuur 10 Voetprint gebouwen en terreinverhardingen.

In de toekomst is er door beoogde nieuwbouw een toename van (3770 - 3560 =) 210 m² aan verhard oppervlak. Daarbij is het plan voornemens om de 227 m² aan parkeerhavens in te richten met graskeien, waardoor het verhard oppervlak netto zelfs afneemt.

Riolering

Het huidige huishoudelijk afvalwater blijft aangesloten op het bestaande gemengde stelsel. De droogweerafvoer ten gevolge van de uitbreiding is beperkt.

Omgang met hemelwater

Het compenseren van verhard oppervlak is nodig bij een toename van meer dan 500 m². De geplande nieuwbouw leidt maximaal tot een toename aan verhard oppervlak van 210 m². Er hoeft dus niet gecompenseerd te worden. Daarnaast zal bij het bestraten met graskeien op het parkeerterrein het verhard oppervlak netto zelfs afnemen. De ontwikkelaar van dit complex heeft de ambitie om extra duurzame maatregelen te nemen, om het hemelwater direct naar de bodem te leiden door middel van het plaatsen van infiltraatkratten in de bodem.

Grondwater

De geplande parkeergarage wordt verdiept uitgevoerd. Voor de aanleg zal een tijdelijke verlaging van de grondwaterstand nodig zijn. Deze werkzaamheden zijn meldingplichtig of vergunningplichtig. Alvorens wordt begonnen met de bouw van de parkeergarage, wordt contact opgenomen met de sector Vergunning en Handhaving - Branchegericht van de provincie Utrecht. In ieder geval zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • De kelder mag niet zodanig aangelegd worden dat er een permanente onderbemaling nodig is. Kelders die (deels) aangelegd worden onder de grondwaterspiegel, dienen waterdicht te worden uitgevoerd.
  • Indien bij de aanleg van de kelder slechtdoorlatende lagen (bijvoorbeeld klei of veenlagen) worden doorgraven, dienen deze lagen weer afgedicht te worden, zodat er geen lekstromen kunnen optreden tussen verschillende watervoerende lagen of van verontreinigd water naar het watervoerend pakket.
  • Eventueel aanwezige verontreinigingen mogen niet verder worden verplaatst/verspreid als gevolg van de aanlegactiviteiten (b.v. tijdelijke bemaling) of de eindsituatie (bijvoorbeeld door vergraving van scheidende lagen).

Bouwmaterialen

Bij de keuze van de bouwmaterialen wordt rekening gehouden met eventueel uitlogen van stoffen naar het (grond)water. Materialen waarbij dit op kan treden, worden niet gebruikt.