direct naar inhoud van Artikel 12 Sport
Plan: Buitengebied De Bilt Noord-Oost
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0006BP00103-OH01

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'manege', uitsluitend een manege;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan', uitsluitend een golfbaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', uitsluitend een ijsbaan;
  • e. onzelfstandige horeca ter ondersteuning van het sportcomplex, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlak;
  • f. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. wegen, paden en verhardingen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal bedrijfswoningen, met dien verstande dat geen bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.

Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:

  • het behoud van erf-, laan-, kavelgrens- en wegbeplanting;
  • het openhouden van sloten;
  • de aansluiting op ecologische verbindingen;
  • de instandhouding van het boslandschap dat zich kenmerkt door een afwisseling van kleine open ruimten in een overigens gesloten bosgebied.
12.2 Bouwregels
  • a. Voor de bebouwing gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte van gebouwen (uitgezonderd de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen) bedraagt per voorziening niet meer dan de bestaande oppervlakte van gebouwen zoals weergegeven in de bijlage 'Overzicht oppervlaktes bebouwing' vermeerderd met 10%, met dien verstande dat voor Amersfoortseweg 1 de bestaande oppervlakte tevens de maximale oppervlakte is;
    • 2. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat op het perceel Amersfoortseweg 1 maximaal 4 schuilhutten buiten het bouwvlak zijn toegestaan waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de hoofdgebouwen worden gebouwd in 1 bouwlaag met kap, met dien verstande dat gebouwen op het perceel Amersfoortseweg 1 mogen worden gebouwd in 2 bouwlagen met kap;
    • 4. met inachtneming van het bepaalde onder 1. mag de maatvoering van de bebouwing niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerk   Goothoogte   Bouwhoogte   Oppervlakte  
Gebouwen ten behoeve van beheer en voorzieningen   3,5 m, uitgezonderd Amersfoortseweg 1 waar 6 m geldt   10 m, uitgezonderd Amersfoortseweg 1 waar 12 m geldt   -  
Bedrijfswoning   6 m   10 m   Burg. v.d. Borchlaan 11: 110 m²
overige 100 m2   
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning   3 m   6 m   70 m²  
Lichtmasten   -   15 m   -  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   3 m   -  

  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. is op het adres Burgemeester van der Borchlaan 11 tevens een semipermanente overkapping met een maximale hoogte en oppervlakte van respectievelijk 10 m en 1.300 m² ten behoeve van het overdekt beoefenen van sport toegestaan en uitsluitend in de periode van 1 oktober tot 1 april.
12.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 12.2 bepaalde voor:
    • 1. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot ten hoogste 18 m voor het doeleind bedoeld in lid 12.1 onder a;
    • 2. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot ten hoogste 6 m ter plaatse van de aanduiding 'manege';
    • 3. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van ballenvangers tot ten hoogste 20 m, mits vooraf ecologisch onderzoek is verricht.

  • b. In de afweging worden in ieder geval de volgende belangen betrokken:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. de verkeersveiligheid, respectievelijk de verkeersaantrekkende werking;
    • 3. de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden.

  • c. De onder a.1. tot en met a.3. bedoelde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen en wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend, geen nadelige gevolgen heeft voor de ruimtelijke kenmerken, die van belang worden geacht ten behoeve van het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' (zie lid 12.1).
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het beplanten van gronden ten behoeve van het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 4. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    • 5. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 6. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    • 7. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • b.
    Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

  • c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 11.1.

  • d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
    • 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.