direct naar inhoud van Artikel 10 Natuur
Plan: Buitengebied De Bilt Noord-Oost
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0006BP00103-OH01

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en bescherming van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waarden;
  • b. dagrecreatie;
  • c. houtteelt;
  • d. een grafkelder, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - ondergrondse begraafplaats';
  • e. een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • f. opslag ten behoeve van politiehondentraining, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • g. verkeer;
  • h. ecologische voorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:

  • het behoud, de bescherming en ontwikkeling van landschapsmonument De Biltse Duinen;
  • het behoud van bos- en parklandschap;
  • het behoud van erf-, laan-, kavelgrens- en wegbeplanting;
  • het openhouden van sloten;
  • de aansluiting op ecologische verbindingen;
  • de instandhouding van het boslandschap dat zich kenmerkt door een afwisseling van kleine open ruimten in een overigens gesloten bosgebied.

Het doel 'dagrecreatie' is beperkt tot het gebruik van bestaande voet- fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

Het doel 'verkeer' is beperkt tot:

  • de bestaande wegen en met inachtneming van het bestaande aantal rijstroken;
  • het gebruik van bestaande voet- en fietspaden.

Het doel 'ecologische voorzieningen' is beperkt tot het aanbrengen van voorzieningen ter bevordering of instandhouding van ecologische verbindingen.

10.2 Bouwregels
  • a. Voor de bebouwing ten behoeve van het doel 'recreatiewoning' geldt de volgende regel:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' mag één recreatiewoning worden gebouwd waarvan de maatvoering niet meer mag bedragen dan de bestaande maatvoering.

  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' is één bijgebouw toegestaan, waarvan de oppervlakte, goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 100 m², 3 m en 5 m.

  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is één gebouw toegestaan, waarvan de maatvoering niet meer mag bedragen dan de bestaande maatvoering.

  • d. Voor de bebouwing ten behoeve van de overige doeleinden gelden de volgende regels:
    • 1. de bebouwing is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat ter plaats van de aanduiding 'landschapsmonument' geen bebouwing is toegestaan;
    • 2. hekwerken dienen passeerbaar te zijn voor de bij het gebied behorende fauna;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,3 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 voor het bouwen van:

  • a. beheergebouwen ten behoeve van het beheer van natuur-, landschaps- en boscomplexen, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van het te beheren object of het totaal van verschillende objecten ten minste 100 ha bedraagt;
    • 2. er één beheergebouw is toegestaan met een inhoud ten hoogste van 150 m3, een goothoogte van 3,5 m en een bouwhoogte van 6 m;
    • 3. het beheergebouw aan de openbare weg moet worden gebouwd;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m, uitsluitend ten behoeve van behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden en ecologische voorzieningen.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, op of in gronden met de bestemming 'Natuur', de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,30 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    • 4. het beplanten van gronden ten behoeve van het kweken en telen van struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) teelt;
    • 5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen, anders dan bij wijze van verzorging, dan wel het kappen van hakhout, althans indien dit een periodiek terugkerende werkzaamheid betreft op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 7. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    • 8. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.

  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

  • c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 10.1.

  • d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
    • 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

  • e. Bij de afweging als bedoeld onder b. voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die betrekking hebben op het dempen van sloten zal ten minste een evenredige compensatie van het verlies aan waterareaal als voorwaarde worden gesteld. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien de breedte van het perceel dat ontstaat na demping van de sloot of watergang, die parallel aan de verkavelingsrichting (opstrek) loopt, meer dan 70 m zal bedragen.