Plan: | ABC cluster Liendert e.o. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00084-0301 |
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de plannen ten koste gaan van de (aanwezige) flora en fauna. Hierbij maken we onderscheid in de 'toets in het kader van gebiedsbescherming' en de 'toets in het kader van soortenbescherming'.
Gebiedsbescherming vindt in Nederland plaats via de Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur, soortbescherming via de Flora en Faunawet. Europese regelgeving op dit gebied is inmiddels in de Nederlandse wetgeving verankerd.
De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (EU-vogelrichtlijn, 1979) en de Habitatrichtlijn (EU-habitatrichtlijn, 1992). Europese richtlijnen geven een te bereiken doel aan, waarna lidstaten deze verplicht met hun eigen wetten moeten bereiken. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschemingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora en Faunawet (soortenbescherming).
Met de vogelrichtlijn heeft de Europese Unie vastgelegd hoe vogels in Europa beschermd moeten worden. Europa wil het verdwijnen van vogelsoorten tegengaan. Daarom moeten volgens de vogelrichtlijn alle Europese, in het wild levende vogelsoorten (inclusief nesten en leefgebieden) door de Europese landen worden beschermd. Daarnaast moeten de landen maatregelen nemen om voor deze vogels een 'voldoende gevarieerdheid van leefgebieden en een voldoende omvang ervan te beschermen, in stand te houden of te herstellen'.
Met de Habitatrichtlijn wil Europa voorkomen dat er wilde dieren- en plantensoorten, uitsterven. Ook eventuele kwetsbare leefgebieden dienen in dit kader te worden beschermd. Plannen die een negatieve invloed hebben op soorten of leefgebieden kunnen niet zonder meer worden uitgevoerd. Alleen projecten met een groot maatschappelijk belang waarbij compensatie van de natuur wordt geregeld kunnen gerealiseerd worden. Verder staat in de Habitatrichtlijn dat er een samenhangend Europees ecologisch netwerk van speciale beschermingszones moet worden gevormd. Hiermee verplicht de richtlijn de lidstaten om speciale gebieden aan te wijzen, onder de naam Natura 2000.
In Nederland is de gebiedsbescherming geregeld via de vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten (Nationale parken). Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden. De gebieden die zijn beschermd op grond van de Habitatrichtlijn én de Vogelrichtlijn vallen onder Natura 2000. Binnen onze landgrenzen zijn nu 166 Natura-2000 gebieden aangewezen.
In het plangebied van dit bestemmingsplan komen geen natuurgebieden voor die op grond van Europese regelgeving beschermd zijn. Dit geldt ook voor de nabijheid van het plangebied. Het waterwingebied tussen Liendert en Rustenburg is géén beschermd natuurgebied.
Beschermde gebieden rondom Amersfoort. In het uiterste noordwesten is een deel van het (beschermde) nationaal landschap Arkelheem-Eemland te zien. bron: synbiosys.alterra.nl
Flora en Faunawet:
Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en Faunawet. Bij soortenbescherming gaat het om de bescherming van individuele soorten flora en fauna, zowel binnen als buiten beschermde gebieden. Hierbij moet gedacht worden aan alle in Nederland in het wild voorkomende zoorgdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en een honderdtal vaatplanten. Naast de in de wet genoemde soorten onderscheiden we ook nog de soorten die worden genoemd op de zogenaamde 'Rode lijsten'. In de rode lijsten staan de in hun voortbestaan bedreigde dier- en plantensoorten, inclusief beschermingsmaatregelen om deze soorten weer in aantal te laten toenemen. Er is bijvoorbeeld aangegeven of een soort bijna uitgestorven is of bedreigd is in zijn voorkomen in Nederland. Een soort op de rode lijst is niet automatisch beschermd onder de Flora- en Faunawet, maar doordat overheden en terreinbeherende organisaties rekening houden met de genoemde soorten in de lijst, kan de bedreigde status in de toekomst, in een gunstig scenario, vervallen.
In de provincie Utrecht wordt naast een rode lijst een oranje lijst gehanteerd. Dit is de lijst van bedreigde soorten binne de provincie Utrecht welke op basis van vergelijkbare criteria als die voor de landelijke rode lijst tot stand is gekomen. Hiervoor is sinds 1975 onderzocht welke dier- en plantensoorten "ernstig bedreigd", "bedreigd", "kwetsbaar", of "gevoelig" zijn. Oranje lijsten zijn opgesteld voor de volgende diergroepen: zoogdieren, broedvogels, pleisterende vogels, reptielen, amfibieën, zoetwatervissen, dagvlinders, libellen, sprinkhanen en krekels. In de Oranje lijsten staan ook plantgroepen, te weten: mossen van het essenhakhout, kleibospaddestoelen, vaatplanten en kranswieren.
Sinds 22 februari 2008 is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) in werking getreden dat voorziet in een wijziging van het "Besluit beschermde dier- en plantensoorten". Met de wijziging is het beschermingsregime feitelijk versoepeld, voor het uitvoeren van werkzaamheden is niet altijd meer een ontheffing nodig voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte. Met de inwerkingtreding van het besluit is sprake van een drietal categorieën beschermingsniveaus voor soorten:
Nieuwe ontwikkelingen worden beoordeeld in relatie tot wettelijk beschermde planten en dieren en hun natuurlijke omgeving. Indien het voortbestaan op locatie van beschermde soorten planten of dieren uit categorie 2 en 3 door een ingreep negatief beïnvloed worden, is het daarnaast nodig ontheffing aan te vragen van verboden handelingen op grond van de Flora- en faunawet. Het bevoegd gezag hierin is het Ministerie van LNV. De afweging van het belang van rode lijstsoorten vindt plaats in het spoor van de ruimtelijke ordening.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de Flora- en Faunawet. Als het waarschijnlijk is dat voor de realisering van een project (dat door een bestemmings(wijziging) mogelijk wordt gemaakt) een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet noodzakelijk is, dient bij de vaststelling van dat bestemmingsplan duidelijkheid te bestaan over de verleenbaarheid van een dergelijke ontheffing.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan heeft een Flora- en Fauna quickscan plaatsgevonden in het plangebied. De quickscan is openomen in hoofdstuk 6 van de bomeneffectrapportage, welke als bijlage 9 bij deze toelichting is opgenomen. Bij de uitvoering van de quickscan zijn geen zoogdieren aangetroffen. Wel is het goed mogelijk dat in de beplantingsvakken en gazons kleine zoogdieren voorkomen, zoals spitsmuis, egel en mol. In het gehele plangebied zijn talrijke algemeen voorkomende stadsvogels gehoord en gezien, zoals merel, stadsduif, kauw, ekster, huismus en heggemus. Er zijn geen geschikte biotopen aanwezig nch voor reptielen noch voor amfibieën. Hetzelfde geldt voor vissen, dagvlinders, libellen en overige ongewervelden. De bomen in het plangebied vormen vermoedelijk onderdeel van een foerageergebied of vliegroute voor vleermuizen. Vleermuizen zijn zwaar beschermd volgens de Flora- en Faunawet, waardoor bij het rooien van bomen een vleermuisonderzoek noodzakelijk is. Dit vleermuisonderzoek heeft als doel vast te stellen of en in welke mate de bomen door vleermuizen gebruikt worden als foerageergebied of als vliegroute en of met het rooien sprake is van negatieve beïnvloeding van deze functies. Dit protocol is goedgekeurd door het ministerie van EL&I en beschrijft de wijze van zorgvuldig onderzoek als het gaat om vleermuizen. Als de bomen gehandhaafd blijven is in principe geen sprake van een wezenlijke invloed op aanwezige vleermuizen, waardoor een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet niet nodig is. In het plangebied zijn vogels aangetroffen. De vogels gebruiken het de bomen als foerageergebied, nestgelegenheid of als tijdelijke rustplaats. Alle vogels zijn beschermd volgens de vogelrichtlijn. Bij kap van bomen moet rekening worden gehouden met de kans op aanwezigheid van bewoonde nesten. Daarom moet maximaal 3 dagen voor de werkzaamheden gecontroleerd worden of in de bomen bewoonde nesten van vogels of bewoonde verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Bij het kappen van bomen zonder bewoonde nesten is er geen sprake van een overtreding van de Flora- en Faunawet. Bewoonde nesten zijn echter zwaar beschermd. Hiervoor wordt geen ontheffing verleend, omdat er gewacht kan worden tot het nest niet meer bewoond is. De kans dat vogels nesten bouwen is aanwezig in de periode 15 maart tot 1 december. |
Natuurbeschermingswet:
Gebiedsbescherming vindt in Nederland plaats via de Natuurbeschermingswet én de ecologische hoofdstructuur. Via de gebiedsbescherming zijn bijzondere leefomgevingen en rustplaatsen beschermd. Gebiedsbescherming is aan de orde als een plangebied in of nabij een Natura 2000 gebied ligt of op grond van de natuurbeschermingswet is aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij elk plan of project is de gemeente verplicht om te kijken of het plangebied in of nabij een speciale beschermingszone van een Natura 2000 gebied ligt. Als een plan of project in of bij een speciale natuurbeschermingszone ligt, wordt van de gemeente verwacht dat zij voor aanvang van het plan of project een passende beoordeling maakt, waarbij de significante gevolgen voor het plan voor het Natura 2000 gebied wordt onderzocht. Als er significante gevolgen worden verwacht, kan alleen om dringende redenen van openbaar belang en bij afwezigheid van een alternatief, toestemming worden verleend. Voor aanvang van het plan of project moeten dan passende maatregelen worden genomen om natuurwaarden te compenseren.
Naast alle wet- en regelgeving op europees en landelijk niveau is op gemeentelijk niveau beleid ontwikkeld om Flora en Fauna in en rond Amersfoort te beschermen. Het betreft deels een uitwerking van het Europees en landelijk beleid, maar ook aanvullend, specifiek Amersfoorts beleid komt voor. Het beleid in Amersfoort is er op gericht natuur en biodiversiteit zoveel mogelijk in stand te houden.
Beleidsvisie Groen-Blauwe structuur 2004
Algemeen doel van de gemeente is het behoud van de en de variatie aan landschappen binnen en buiten de stad. De uitgangssituatie voor de groen-blauwe Structuur van Amersfoort is gunstig: de verschillende landschappen rondom de stad, die voor een deel terug komen in de stad, bieden volop mogelijkheden voor natuurontwikkeling en recreatie.
In de beleidsvisie is een gewenste toekomstige groene en blauwe structuur in de stad en het buitengebied van Amersfoort geschetst. De planhorizon hierbij is 2015. Belangrijke uitgangspunten zijn het versterken en het benutten van de differentiatie en het verbeteren van verbindingen tussen de stad en het verbinden van de groene en blauwe structuren binnen en buiten de stad. Voorkomen moet worden dat sommige gebieden geisoleerd raken van de omgeving. Als voorbeeld is het Waterwingebied genoemd, waar de Hogeweg en de A28 een barrière naar de vallei vormen. Daarnaast moeten kansen voor natuurontwikkeling worden aangegrepen en beoogt de gemeente de natuur meer de stad in te brengen. Het herkenbaar houden van landgoederen en linten, de Grebbelinie, de stadsgrachten, de restanten van de oude Eemloop, waarden van Zocherplantsoen en Klein Zwitserland en het Belgenmonument zijn voor de cultuurhistorie van belang.
De beleidsvisie bevat een kaart waarop de gewenste Groen-Blauwe Structuur van de gemeente Amersfoort in één oogopslag zichtbaar zijn.
Belangrijkste groene elementen in en nabij het plangebied van dit bestemmingsplan zijn de groene elementen langs het spoor, Liendertseweg en Van Ranwijcklaan. De groene elementen in deze zones worden strikt als groen bestemd, waarmee het een beschermd karakter krijgt. Hierdoor blijft de hoofdgroenstructuur intact. |